Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31924-V nr. 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31924-V nr. 11 |
Vastgesteld 15 juni 2009
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 10 juni 2009 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over het Jaarverslag Buitenlandse Zaken 2008.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Ormel
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van der Kolk-Timmermans
Woensdag 10 juni 2009
9.30 uur
De voorzitter: Ormel
Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:
Boekestijn, Ferrier, Gill'ard, Van Bommel en Ormel,
en de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Aan de orde is de behandeling van:
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2009 inzake het Jaarverslag ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (31924-V, nr. 3);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (2009Z10618);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2009 inzake de slotwet ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (31924-V);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden ten behoeve van het verslag over de slotwet ministerie van Buitenlandse Zaken (2009Z10614);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (31924-V, nr. 4);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden van de regering over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2008 (2009Z10615);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2009 inzake het Jaarverslag 2008 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) (31203, nr. 5);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2008 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) (20082009Z10617);
de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 mei 2009 inzake het rapport Resultaten in Ontwikkeling 2007-2008 (31250, nr. 59);
de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 november 2008 inzake de Toelichting op het gebruik van nulmetingen in het kader van ontwikkelingssamenwerking (31250, nr. 42);
de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 februari 2009 inzake de antwoorden op de vragen van de commissie over het gebruik van nulmetingen in het kader van ontwikkelingssamenwerking (31250, nr. 53);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 april 2009 over de uitvoering van het Stabiliteitsfonds 2008 (31700-V, nr. 91);
de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 mei 2009 inzake Aanbieding afschrift brief van de voorzitter van het ontwikkelingscomité van de OESO (OESO/DAC), Eckhard Deutscher, over DAC Midterm review of the Netherlands (31250, nr. 60);
de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 mei 2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden inzake commissievragen Panel van Advies IOB (2009Z09655).
De voorzitter:
In dit wetgevingsoverleg kunnen wij in een derde termijn aangeven of wij decharge verlenen aan het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken over 2008. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de aanwezige staf, de belangstellenden op de tribune en degenen die via internet kijken van harte welkom. Er zijn op dit moment twee leden aanwezig. Ik geef hen per persoon maximaal acht minuten spreektijd. Ik meld tevens dat de fractie van GroenLinks heeft aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn wegens andere dringende verplichtingen maar zo veel vertrouwen heeft in de beantwoording dat zij op voorhand decharge verleent. Wij moeten nog maar afwachten hoe dat bij de aanwezige leden ligt. Ik geef als eerste het woord aan de heer Boekestijn van de VVD-fractie.
De heerBoekestijn(VVD)
Voorzitter. Ook dit jaar is dit wetgevingsoverleg een betrekkelijk elitaire situatie. Er zijn maar twee partijen afgevaardigd. Ik stel voor om ook namens de PvdA-fractie te spreken. Dat geeft mijn woorden misschien wat meer gewicht.
De voorzitter:
Als voorzitter moet ik u formeel vragen of u inderdaad mede namens de fractie van de PvdA spreekt.
De heerBoekestijn(VVD)
Nee, dat is een grapje.
Voorzitter. Ik zal allereerst iets zeggen over de visie van de VVD-fractie op ontwikkelingssamenwerking. Vervolgens ga ik in op de resultaten in ontwikkeling, de meetbaarheid van doelstellingen, nulmetingen, voorschottenbeheer, adviezen van het expertpanel en ten slotte op het NIMD.
Voorzitter. De VVD-fractie zou zo graag een ander ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zien. Een beleid dat veel minder versnipperd is, veel beter en onafhankelijk wordt geëvalueerd en daardoor veel meer evidence-based is. Een beleid dat ervan doordrongen is dat hulp helaas een onderdeel van het armoedeprobleem is en dat we dus heel goed moeten nadenken over hoe we schade kunnen voorkomen. Hulp heeft immers nare kanten; hulp houdt democratisering tegen – door hulp minder belastingheffing en dus geen democratisering – en kan nare regimes bestendigen en corruptie stimuleren. Laat de VVD de allerarmsten daarmee in de steek? Driewerf neen. Wij willen doen wat de allerarmsten werkelijk vooruit helpt en dat is allereerst het besef dat de discussie niet gebaat is bij een kwantiteitsdiscussie over de heilige norm van 0,7% internationaal maar wel gebaat is bij een goed doordacht kwaliteitsdebat. Cruciaal is dat wij ons bij alles wat wij doen afvragen: welke prikkel gaat hiervan uit? Het probleem van het moral hazard, het moreel risico, is hierbij essentieel. Als het Westen het onderwijs, de gezondheidszorg en de veiligheid van Afrikaanse staten bekostigt, wat blijft er dan over voor de Afrikaanse regeringen zelf?
Om al deze redenen kiest de VVD-fractie voor de volgende uitgangspunten. Ten eerste een onafhankelijke beleidsevaluatie; dat is de enige manier om de kwaliteit te verhogen. Dat geldt ook voor de ngo's. Ten tweede: geen begrotingssteun aan kwalijke regimes. Rwanda gaat niet goed onder Kagame, Uganda gaat niet goed onder Museveni, in Zambia gaat het niet goed, in Senegal is sprake van angstaanjagend hoge begrotingstekorten en in Burundi gedragen vertegenwoordigers van politieke partijen zich buitengewoon ondemocratisch. Ten derde: terughoudendheid op het gebied van democratisering. Verkiezingen zonder sterke instituties leiden niet tot democratie. Ik houd mijn hart vast voor Zuid-Sudan en zeker ook voor Afghanistan. Ten vierde moet er veel meer aandacht zijn voor bottom-up processen. Microkredieten in de private sector zijn echt heel belangrijk, ook voor democratisering op de langere termijn. Ten vijfde zouden wij veel meer moeten werken met evidence based policy making en dus ook met financiering; de ideeën van Nancy Birdsall van het Centre for Global Development zijn in dat opzicht interessant. We geven pas geld als bewezen is dat de vorige subsidie effectief was. Ten zesde zouden wij veel meer moeten lenen in plaats van schenken. De regering kiest helaas voor een andere lijn. Om die reden hebben wij vorig jaar tegen de begroting van Buitenlandse Zaken gestemd voor het de ontwikkelingssamenwerkingsposten betrof. Dat blijven wij doen als de regering de status quo handhaaft.
Ik kom nu op mijn vragen en ik begin met de resultaten in ontwikkeling. Al onze problemen met het huidige ontwikkelingssamenwerkingsbeleid culmineren in deze rapportage. Op de eerste plaats is een deel van de input van deze rapportage aangeleverd door de ngo's. Wij weten echter sinds het laatste lOB-rapport over MFS I dat deze gremia slechts 15% van hun subsidie jaarlijks hebben onderworpen aan programma-evaluaties. Sterker nog, dat was de afspraak. Een aantal MFO's hebben zelfs dat niet gedaan. Daarmee is hun input voor de rapportage per definitie vooral kwalitatief van aard, en dat is natuurlijk jammer.
Op de tweede plaats hebben de reacties van de ngo's op MFS II mijn fractie met afgrijzen vervuld. De manier waarop de minister daarbij bejegend wordt, doet mij denken aan opmerkingen van de heer Theodore Dalrymple over wat de verzorgingsstaat met mensen doet. De reacties van de ngo's tegenover de minister zijn beneden alle peil. De minister had er gelijk in dat wij hier te maken hebben met gevestigde belangen. Hoe is het toch mogelijk dat zij kennelijk denken dat hun houding het draagvlak voor OS niet zal ondermijnen?
Op de derde plaats heeft de opmerking in het rapport op pagina 9 dat de Nederlandse inzet vaak lastig en soms eenvoudig onmogelijk is om te meten mij doen schrikken. Dat er meerdere spelers zijn, dat er samengewerkt wordt met lokale overheden, dat ownership belangrijk is, dat er soms sprake is van niet-geplande resultaten en dat er sprake is van een time lag zijn geen overtuigende argumenten voor deze stelling. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid om zich te verdiepen in de belangwekkende studies van het Center for Global Development over meetproblemen in ontwikkelingssamenwerking en de noodzaak van onafhankelijke evaluaties? Is de minister bereid om deze kennis toe te passen in de volgende Resultatenrapportage?
Ik kom te spreken over de meetbaarheid van de doelstellingen. De Algemene Rekenkamer stelt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn doelstellingen te abstract of te algemeen formuleert. Dat hangt natuurlijk samen met een cultuur waarin de problemen met meetbaarheid steeds worden uitvergroot. Dat doen de ngo's ook steeds. Hierdoor worden vaak geen effect- of prestatie-indicatoren aangegeven. Ook stelt de Algemene Rekenkamer vast dat op basis van het jaarverslag geen exact inzicht is te verkrijgen in de exacte uitgaven die in 2008 gedaan zijn voor de realisatie van de afzonderlijke kabinetsdoelstellingen. Het budgetrecht van de Kamer komt hierdoor in het luchtledige te hangen. Wat doen de ministers om dit te verbeteren?
In de brief aan de Kamer van 16 februari over nulmetingen stelt de minister dat er in het kader van draagvlaksubsidies geen MFS-brede afspraken zijn gemaakt over nulmetingen. Geldt dit ook voor de andere subsidies in het kader van MFS II? Impliceert de 75%-regel in MFS II, waarmee ik de minister heb gecomplimenteerd, automatisch nulmetingen? Dat lijkt mij wel, maar ik vraag het voor de zekerheid nog maar eventjes.
De Algemene Rekenkamer vindt dat het voorschottenbeheer beter kan. De minister belooft dat in 2009 beter te gaan doen. Waarom is dat echter niet in 2008 gebeurd? De minister heeft dat in 2007 wel beloofd. Het is namelijk een thema dat steeds weer terugkomt. De Algemene Rekenkamer stelt voorts dat er duidelijk behoefte is aan meer deskundigheid op financieel-economisch gebied waar het gaat om de OS-portefeuille management en toezicht. Gaat de minister daarvoor nieuwe mensen werven?
Het expertpanel adviseert over de bruikbaarheid en het gebruik van evaluaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Het woordje "bruikbaarheid" impliceert dat panelleden afstand kunnen nemen van de noodzaak van evaluaties. Zij kunnen zelfs afstand nemen van de bruikbaarheid van lOB-evaluaties. Alleen de programmering is stevig in handen van de lOB-directeur, niet de bruikbaarheid van de evaluaties. Verder zijn de adviezen niet bindend. De minister maakt zijn eigen afweging. Als de lOB een andere opvatting koestert over de validiteit en betrouwbaarheid van evaluatierapporten dan de leden van het expertpanel, dan maakt de minister zijn eigen afweging. Ten slotte geldt dat als het expertpanel constateert dat het ministerie in gebreke blijft bij de uitvoering van de aanbevelingen, de minister zijn eigen verantwoordelijkheid houdt. Mijn conclusie luidt dan ook dat wij eenvoudigweg geen werkelijk onafhankelijke beleidsevaluatie hebben die leidt tot evidence-based policy. Dat zou alleen het geval zijn als de lOB volstrekt onafhankelijk van de minister kan opereren en de evaluaties directe gevolgen zouden hebben voor het beleid. Het vaststellen van het programma en de terms of reference, en onafhankelijke publicatie, zijn niet voldoende. Het rapport moet direct naar de Kamer worden gestuurd, zonder kritiek van de minister, en het moet worden uitgevoerd.
Het beheer door het NIMD kent in 2007 en 2008 structurele tekortkomingen. Er is zelfs sprake van niet-geautoriseerde uitgaven onder andere in de post managementkosten. De begroting 2007 en het jaarplan 2008 voldoen niet aan de eisen. Een plan van aanpak kwam niet op tijd; dat verscheen pas eind januari 2009. De review beoordeelde niet de financiële administratie terwijl er daar juist problemen waren. Welke maatregelen neemt de minister om orde op zaken te stellen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heet de leden Gill'ard en Van Bommel van harte welkom. Wij hebben een spreektijd afgesproken van acht minuten, maar ik ben mild vandaag en heb de heer Boekestijn de ruimte gegeven. Ik zal ook in uw richting mild zijn. Het woord is aan mevrouw Ferrier voor de CDA-fractie.
MevrouwFerrier(CDA)
Voorzitter. Wij bespreken vandaag het jaarverslag. Dit is voor de CDA-fractie een van de belangrijkste debatten met de regering. Wij bekijken de behaalde resultaten. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken vorig jaar heel treffend in ditzelfde debat zei: voor exacte resultaten op het gebied van Europese internationale samenwerking zijn we niet alleen afhankelijk van de inzet van Nederland, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Relaties op dit terrein zijn niet causaal, maar wel plausibel. Wij zien ook in dat resultaten op het terrein van verbetering van de mensenrechten, internationale rechtsorde of ontwikkelingssamenwerking niet een-op-een terug zijn te leiden tot de Nederlandse inspanningen. In een hoorzitting die wij hier ooit eens hielden, heeft prof. Gunning het treffend gezegd: je kunt niet precies bepalen, wat het Nederlandse graankorreltje in die pannenkoek gedaan heeft. Ik herhaal dat nog maar eens want ik vond dat een goede opmerking.
De heerBoekestijn(VVD)
Hoe moet ik het beleefd formuleren? Dat heeft prof. Gunning in het geheel niet gezegd. Het is een misverstand in de OS-wereld dat als Nederland opereert met andere grote organisaties of met lokale organisaties, het niet mogelijk is om het Nederlandse aandeel daarin te meten. Dat is heel wel mogelijk, namelijk door naar het totale geldbedrag te kijken en te bepalen voor hoeveel Nederland daaraan bijdraagt.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heerBoekestijn(VVD)
Mijn vraag is: zou mevrouw Ferrier haar opvatting daarover willen herzien?
MevrouwFerrier(CDA)
Mijn opvatting hierover is gelijk aan wat prof. Gunning gezegd heeft in die hoorzitting. Ik heb daar later nog met hem over doorgesproken. Je moet je verwachtingen reëel instellen. Uiteindelijk gaat het om een algemeen effect; via bepaalde meettechnieken kun je de input en output van Nederland bepalen, maar daarmee is niet precies duidelijk wat de Nederlandse bijdrage is aan Europese internationale samenwerking of ontwikkelingssamenwerking. Hoe meet je uiteindelijk of iemand minder kwetsbaar in het leven staat? Daar gaat het uiteindelijk om. Hoe meet je of iemand zelfredzamer geworden is of minder hulp nodig heeft? Maar goed, de discussie met de heer Boekestijn hierover zal nog menigmaal worden gevoerd.
Voorzitter. Het gaat om de gezamenlijke impact en het vraagt tijd om resultaten te zien. Dit weekend vierden we de herdenking van D-day, waarmee 65 jaar geleden een einde kwam aan de bezetting van Hitler. Onlangs is ook het 60-jarig bestaan van de NAVO herdacht, waarbij je je realiseert wat er bereikt is, ook door een instelling als de NAVO. Na 60 jaar kunnen wij zeggen dat de NAVO de steunpilaar geweest is die vrijheid voor onze samenlevingen gebracht heeft. Dat is een groot goed.
Dit brengt me op het 3D-beleid. Dit kabinet heeft ervoor gekozen internationaal zijn verantwoordelijkheid te nemen, vanuit de gedachte dat crisisbeheersing in het buitenland ook bijdraagt aan veiligheid in Nederland. Er is in toenemende mate gewerkt vanuit een geïntegreerde benadering; het 3D-beleid van veiligheid, ontwikkeling en diplomatie. Met name in Afghanistan wordt de visie op dit beleid nader uitgewerkt. Nederland wordt hiervoor internationaal erkend, wat een compliment waard is. Die erkenning werd nog onderstreept door de Afghanistan-conferentie, die in Nederland werd gehouden. In de verantwoording zou de CDA-fractie echter graag meer inzicht hebben in de concrete meerwaarde van deze geïntegreerde benadering. Die is meer dan de som van de drie genoemde beleidsterreinen. Wat is het effect van die samenhang en hoe is dat te meten? Ik hoor daarop graag een reactie.
Wij moeten ook de niet-behaalde doelen benoemen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken doet mee aan een experiment om het verantwoordingsproces meer politieke focus te geven, waarbij er niet in detail wordt ingegaan op alle resultaten en doelen. De CDA-fractie is niet geheel ingenomen met de uitwerking hiervan. Verantwoording is moeilijker te controleren omdat minder inzichtelijk wordt gemaakt waar de middelen naartoe zijn gegaan. Nu wordt alleen melding gemaakt van behaalde resultaten, maar mijn fractie zou ook graag inzicht hebben in niet-behaalde resultaten. Wij moeten niet in paniek raken als er iets fout gaat. Van fouten leer je, en het is nooit zo dat er niets fout gaat.
Uit het jaarverslag noch uit de beantwoording van vraag 63 wordt duidelijk hoeveel een ambassade uitgeeft aan directe financiering van maatschappelijke organisaties. Het gaat nu om een totaalbedrag van ongeveer 115 mln. dat met ingang van het nieuwe MFS gaat oplopen. Is de minister bereid, deze informatie alsnog aan de Kamer te verstrekken en hierbij in te gaan op de wijze van evaluatie van directe financiering?
Ik kom op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer betreffende het voorschottenbeheer. Dit kabinet zet zich in voor een grotere effectiviteit op het gebied van ontwikkelingssamenwerking met de moderniseringsagenda. De CDA-fractie heeft deze inzet steeds van harte ondersteund. Er is meerdere keren gehamerd op het beter op orde brengen van het voorschottenbeheer. Hierop is vooruitgang geboekt en dat is bevestigd in de briefing van de Algemene Rekenkamer. Achterstanden zijn voortvarend weggewerkt, maar de Rekenkamer constateert wel dat het beheer nog niet op orde is en effectief toezicht de komende tijd noodzakelijk blijft. Het ministerie kan vooral de verantwoording van voorschotten nog verbeteren. In antwoord op vragen blijkt dat het ministerie daar in 2009 extra aandacht aan gaat besteden, samen met de Algemene Rekenkamer. Ik hoor graag de bevestiging dat het voorschottenbeheer een prioriteit blijft van het ministerie. Misschien kan de minister ook wat meer inzicht bieden in waaruit de samenwerking met de Algemene Rekenkamer gaat bestaan.
De Rekenkamer constateert dat het ministerie in een aantal gevallen de Europese regelgeving niet juist heeft nageleefd. Het is ook een erg ingewikkelde regelgeving. Met name op de posten ontbreekt het aan kennis; het gaat om complexe processen. De Rekenkamer adviseert een meer centraliserend optreden door het ministerie en het geven van meer begeleiding. Ik hoor graag hoe de bewindslieden dat aan gaan pakken.
Voorzitter. Wij hebben weer een Resultatenrapportage mogen ontvangen. Het is goed dat de minister doorgaat met deze tweejaarlijkse Resultatenrapportage waarin inzicht wordt gegeven in de inspanningen. Het is mijn fractie echter volstrekt onduidelijk waarom er voor zo'n onhandelbare vorm is gekozen. Het is veel papier en erg glossy. Nu ben ik niet zo Calvinistisch dat ik niet van glossy houd, maar ik vind het vooral een onhandig formaat. Het is niet gemakkelijk in een tasje mee te nemen in de trein. Wij hadden liever een wat praktischer overzicht gehad van wat al dan niet gelukt is en welke lessen daaruit getrokken worden.
Ik kom hiermee op het punt dat ik dit stuk nogal een jubelstuk vind van wat er bereikt is. Ook hier wordt weinig inzicht geboden in wat er niet bereikt is. Ik vind het juist belangrijk om in de ontwikkelingssamenwerking niet bang te zijn voor het duiden van wat er niet goed gegaan is. Ik hoor hierop graag een reactie.
Het Stabiliteitsfonds voorziet in een toenemende behoefte. De minister geeft terecht aan dat de scheidslijn tussen Security Sector Reform, SSR, en Disarmament, Demobilisation and Reintegration, DDR, niet altijd aan te geven is. Waarom wordt er niet één programma van gemaakt? Dat komt de inzichtelijkheid van de resultaten ten goede. Waarom wordt het Multi Country Demobilization and Reintegration Programme, MDRP, in de Grote Meren-regio opgeheven en worden per land vervolgprogramma's gestart? Zit er niet juist een meerwaarde in de regionale aanpak? Mijn fractie vindt het werk van de Peace Building Commission heel belangrijk. Nederland verricht in dit kader een belangrijke taak in Sierra Leone. We lezen in het verslag dat we een bedrag van 20 mln. leveren via UNDP aan het UN Peace Building Fund. Wordt hiermee ook het belangrijke werk van de Peace Building Commission financieel ondersteund?
Na de zomer komen wij te spreken over landen die uitfaseren. Mijn fractie heeft grote zorgen over de landen die zich nog niet kwalificeren voor het worden van partnerland omdat zij steeds terugvallen in conflict. Zit er geen meerwaarde aan een regionale aanpak waarbij de problematiek van deze landen, donor orphans, landen die buiten het gezichtsveld blijven, wordt meegenomen?
Door het Stabiliteitsfonds is een kleine bijdrage geleverd aan Georgië. Ik hoor daar graag meer informatie over.
Tijdens het vorige wetgevingsoverleg over de jaarverslagen hebben wij onze zorg geuit over het niveau van kennis op het ministerie en de overdracht daarvan. Die zorg werd onderkend door de bewindslieden. De minister gaf toen aan dat door middel van opleidingen geïnvesteerd werd in het kennisniveau. Het is daarom teleurstellend om te zien dat de Rekenkamer opnieuw haar zorgen uit op dit punt. Zeker nu de minister voor Ontwikkelingssamenwerking meer geld via de posten wil laten lopen, moeten het kennisniveau en enige continuïteit gegarandeerd zijn. Deelt de minister deze analyse? Kan de minister nog eens ingaan op de maatregelen die genomen zijn om het kennisniveau te verhogen? Hoe voorkomt hij dat we hem daar volgend jaar nogmaals op moeten bevragen?
De heerBoekestijn(VVD)
Mevrouw Ferrier zegt dat zij graag de effecten van het bilaterale beleid wil meten. De achtergrond daarvan is natuurlijk dat voor het CDA het maatschappelijk middenveld erg belangrijk is; in de discussie over het MSF II heeft mevrouw Ferrier ook haar treurnis uitgesproken over het feit dat er mogelijk minder geld gaat naar de ngo's. Waarom is mevrouw Ferrier opeens wel op dit punt gebeten op meten terwijl zij mij in de discussie over de onafhankelijke meting nooit heeft gesteund? Zij laat ook geen gelegenheid voorbijgaan om een relativerende opmerking over meten te maken. Het is van tweeën een: zij vindt meten belangrijk of niet. Zij moet niet als er gevestigde belangen in het geding komen het meetprobleem opeens positief inschatten.
MevrouwFerrier(CDA)
Laat ik allereerst zeggen dat ik op geen enkele manier mijn treurnis heb uitgesproken over het feit dat er minder geld zou zijn voor het particuliere kanaal. Ik heb gezegd dat het voor de CDA-fractie van belang is dat er evenwicht is tussen de percentages bestedingen die wij doen via de verschillende kanalen. Ik heb mijn grote zorg uitgesproken over het feit dat de authenticiteit en de eigen bijdrage van het maatschappelijk middenveld verstatelijkt zouden worden. Ik heb ook mijn zorg uitgesproken over het feit dat er een groter bedrag voor het maatschappelijk middenveld via direct funding uitgegeven gaat worden via de ambassades. Ik heb dat gedaan omdat ik weet hoeveel werk eraan vastzit en ik mij afvraag of de ambassades dat aankunnen. Ik vraag de minister om die reden om daar wat meer informatie over te geven en daar wat meer inzicht in te bieden. Het is absoluut niet zo dat ik niet geïnteresseerd ben in meten. De inzet van de CDA-fractie is erop gericht om ontwikkelingssamenwerking zo effectief mogelijk te maken. Daarvoor heb je natuurlijk metingen nodig. Wij zijn echter reëel en wij kennen de realiteit, de argumenten en de feiten. Dan moet je reëel zijn en je realiseren dat in ontwikkelingssamenwerking niet alles meetbaar is, en dat het juist gaat om een geïntegreerde en gezamenlijke aanpak waarbij alle spelers een eigenstandige, waardevolle bijdrage leveren en met elkaar zorgen voor resultaat.
De heerBoekestijn(VVD)
Alle problemen die met meten spelen, spelen ook bij het bilaterale beleid. Ik vraag u dan ook om iets consistenter te opereren.
MevrouwFerrier(CDA)
Ik hoor graag van u op welk moment ik niet consistent opereer.
De voorzitter:
Dit is uitlokking en daar doen wij niet aan. Daarvoor is wellicht ruimte in de tweede termijn. Ik geef nu het woord aan mevrouw Gill'ard namens de PvdA-fractie.
MevrouwGill'ard(PvdA)
Voorzitter. In 2008 stapelden de crises zich op. Ik wil overigens allereerst zeggen dat ik er trots op ben dat deze minister altijd pal voor de ontwikkelingslanden heeft gestaan, is blijven staan achter het budget daarvoor en ook andere landen daartoe heeft opgeroepen. Die inzet hebben wij juist nu nodig. Wij moeten geen oogkleppen opdoen maar naar buiten kijken en over de grenzen heen blijven kijken. Er komen nog een aantal crises aan; de energiecrisis en de watercrisis zijn nog niet opgelost. Wij moeten scherpe keuzes blijven maken. De minister heeft vorig jaar scherpe keuzes gemaakt en onder andere ingezet op de financiële sector en op economische groei. Er is een groot aantal notities van zijn hand verschenen. Wij hebben daar veel vertrouwen in.
Het rapport van de Algemene Rekenkamer spreekt boekdelen. Daarin staat dat er geen fouten of onzekerheden staan in het jaarverslag die de tolerantiegrenzen overschrijden. Van de 144 kritische processen zijn er negen onvolkomenheden. Wij streven er natuurlijk naar om ook die negen onvolkomenheden te verhelpen. Ik zal straks op een aantal daarvan ingaan. Mijn collega's zijn al op een aantal van die kwesties ingegaan dus ik verwacht daar ook reacties op. Laat ik beginnen met complimenten, want die stralen toch wel sterk uit deze verantwoordingsrapportage en uit de Resultatenrapportage. Wij hebben gezien, zeker aan het aantal beleidsnotities van de hand van minister Koenders, dat er voortvarend is gewerkt. Het mensenrechtenbeleid staat goed op de rol. De moderniseringsagenda is aangekondigd en doorgevoerd. Wij staan dus positief tegenover het beleid, de verbeteringen en de resultaten. Een ander positief punt is de zero tolerance op corruptie. Ik ga daar straks verder op in.
Het overkoepelende project in de ontwikkelingssamenwerking is het project De millenniumdoelen dichterbij. Wij ondersteunen dat van harte. De millenniumdoelen zijn in 2000 geformuleerd. Het was goed dat wij met zijn allen de focus op de sociale sector richtten en het is dan ook zaak dat wij de doelen halen. Wij moeten daar wereldwijd aan bijdragen. Nederland doet dat goed, maar ik benadruk dat het een zaak is waar wereldwijd op moet worden ingesprongen. Een aantal zaken springt eruit als ik kijk naar de geboekte resultaten. De doelen zullen niet overal gehaald worden, maar het gaat er wel goed mee. Ik noem er een paar. MDG6, hiv-infecties: het aantal nieuwe infecties daalt. De epidemie lijkt zich te stabiliseren. MDG7, water: dat ziet er goed uit. Wij moeten echter ook kijken waar het minder goed gaat en waar er eventueel meer kan worden gedaan. Ik denk daarbij toch aan MDG7, maar dan aan het stukje sanitatie dat achterblijft. Ik denk aan MDG6, aan tuberculose. En ik denk aan MDG4 en 5, de pasgeborenen en veilig moederschap. Het is noodzakelijk om daar extra inspanningen op te leveren.
Ik vraag de minister om zich daar internationaal voor in te spannen. Wij kunnen dat niet alleen. Zo zet Zweden, het land dat de nieuwe voorzitter van de EU wordt, sterk in op millenniumdoel 5. Ik verzoek de minister daarom om met Zweden contact op te nemen in het kader van het nieuwe voorzitterschap om te kijken wat er in internationaal verband in de EU kan worden gedaan aan dit millenniumdoel. Op die manier kunnen wij meer partners en meer donorlanden aan boord krijgen. Ik spreek mijn zorgen uit over sub-Sahara Afrika. Ik weet dat de minister zich ervan bewust is, maar ik wil toch gezegd hebben dat wij daarop gefocust moeten blijven. Dat gebied blijft op alle millenniumdoelen ver achter.
Op een aantal terreinen is minder uitgegeven dan de bedoeling was, dan de minister van plan was, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs. Wij begrijpen wel hoe dat komt. De Wereldbank heeft programma's niet volledig kunnen uitvoeren. Op het terrein van hernieuwde energie wil ik toch vragen om de vinger aan de pols te houden en de vertraging dit jaar in te lopen. Dat is een belangrijk veld. Iedereen heeft recht op energie. Dat is ook nodig om economisch te groeien.
Ik sprak net al even over zero tolerance to corruption. Wij hebben al eerder in de Kamer uitvoerig gesproken over wanneer je door moet gaan en wanneer je moet stoppen met steun. Vorig jaar hebben wij kunnen constateren dat in een aantal landen de steun tijdelijk is stopgezet of niet is doorgegaan. Dat gold onder meer voor Uganda, Nicaragua en Pakistan. De minister toont daarmee aan dat hij goed nagaat wat er gebeurt met bilaterale steun. Hij geeft die niet zomaar weg zonder verder te kijken wat ermee gebeurt, zoals sommigen in de Kamer suggereren. Ik vind dat er wel degelijk goed gekeken wordt of het geld goed terechtkomt en of de regering voldoet aan de afspraken.
Dit brengt mij bij het punt van die fragiele staten. Daar is het punt natuurlijk het meest heikel. Bilaterale steun komt daarbij eigenlijk niet voor. Het komt alleen voor bij Burundi. Ik herhaal wat wij eerder met elkaar hebben besproken, namelijk dat opereren in fragiele staten vraagt om lef en om risico's nemen. Wij hebben afgesproken om die risico's samen aan te gaan en samen te bepalen hoe dat proces loopt. Levert het resultaten op en moeten wij misschien de hulp stop zetten? Om bij voorbaat te zeggen dat fragiele staten niet in aanmerking komen voor bilaterale of andere vormen van steun zorgt er alleen maar voor dat landen die uit conflict krabbelen terugvallen. Daarmee worden landen in de steek gelaten. Het beleid blijft gericht op zero tolerance. Onlangs was onduidelijk waar in Zambia het geld voor de gezondheidszorg naartoe ging. Die hulp is toen gestopt. Ik heb er daardoor nog steeds vertrouwen in dat dit beleid ook in het volgende jaar goed verder kan gaan en dat het vorig jaar goed is uitgevoerd.
Ik kom te spreken over de negen onvolkomenheden in de bedrijfsvoering die geconstateerd zijn door de Algemene Rekenkamer. Ik wil daar toch nog wat over zeggen. De Rekenkamer zegt dat het ligt aan de organisatiecultuur. Ik vind dat een ernstige opmerking. Er wordt gesteld dat het enerzijds te wijten is aan weinig affiniteit met beheer en anderzijds aan onvoldoende kennis en ervaring. Ik hoor daarop graag een reactie. Het departement moet natuurlijk wel goed uitgerust zijn om de taken, ook al zijn het er maar negen, goed te kunnen doen. Ik hoor graag hoe dat anders verder wordt opgepakt.
Op het punt van het voorschottenbeheer steunen wij de nieuwe inzet. Wij zijn ook benieuwd naar hoe de inzet van het nieuwe systeem, sinds 2009, zal verlopen. Het vraagt nog wel de nodige aandacht. Door voorschottenbeheer staan momenteel de gelden veel te lang uit. Wij denken aan een maximumtermijn van drie jaar voor het uitstaan van het geld. De training van medewerkers blijft essentieel. Die moet in goede banen worden geleid.
Waar het gaat om de niet-geautoriseerde uitgaven van het NIMD hebben wij kunnen lezen dat de minister daar bovenop zit en dat het goed komt, maar het moet nu toch ook wel echt goed komen. Het heeft veel te lang geduurd, die uitgaven moeten gewoon geautoriseerd zijn, er moet daar gewoon een goede financiële boekhouding zijn.
De Algemene Rekenkamer constateert dat het met de Europese aanbestedingen toch niet echt gemakkelijk gaat. Wij snappen dat wel, want die regelgeving is lastig, maar er moet toch echt eens goed naar gekeken worden. Wellicht kan een speciale ambtenaar worden belast met controle van die procedures, met het in de gaten houden van de termijnen, zodat die ook gehaald worden. Het moet nu echt op orde gaan komen.
Ik vraag mij af of de ministers zelf tevreden zijn met de bereikte koppeling tussen beleidsdoelen en resultaten. Wij denken dat er bijvoorbeeld veel meer uit te halen valt als ook deelresultaten worden gemeten, wellicht zelfs tot op organisatieniveau. In de antwoorden lezen wij dat de indicatoren op sommige terreinen heel lastig zijn vast te stellen, zoals gender en G3, toch ook speerpunten van de minister. Misschien dat wij er nog eens naar moeten kijken hoe wij dat toch wat beter kunnen gaan meten. In de Resultatenrapportage hebben wij gezien dat de minister zijn best heeft gedaan om de motie-Peters/Gill'ard goed uit te voeren, maar dat hij erkent dat als dat niet in de opzet wordt meegenomen, de resultaten heel moeilijk kunnen worden gemeten. De Resultatenrapportage krijgen we elke twee jaar, dus ik verwacht dat het in de volgende rapportage wel wordt meegenomen. De motie stamt uit 2007, wij zitten nu in 2009, dus in de volgende rapportage verwachten wij een nog duidelijker inzicht in hoe gender in het beleid vorm wordt gegeven en hoe wij de geboekte resultaten op dat terrein kunnen meten. Uiteindelijk gaat het toch om vooruitgang, ook voor vrouwen.
De heerBoekestijn(VVD)
Waarom erkent u in uw verhaal niet dat het met een aantal MDG's eigenlijk heel slecht gaat en waarom probeert u er ook geen verklaring voor te geven waarom er internationaal zo veel geld aan wordt besteed en het toch niet goed gaat? Je zou dan toch denken dat er toch een element van reflectie zou moeten komen?
U bent zeer tevreden over die zero tolerance; deze minister is kordaat en zodra ergens een dictator een sigaar opsteekt, gaan bij wijze van spreken de sluizen dicht. Ik denk daar toch iets anders over. Ik zie toch wel een aantal problemen. In Burundi zie ik bijvoorbeeld een democratische politieke partij waarvan de jongerenorganisatie bij huizen aanklopt en intimideert, zelfs met doodsbedreigingen, om mensen te laten stemmen op de belangrijkste partij. Ik zie bij Kagame dat de verkiezingen wel degelijk zijn gemanipuleerd en dat de politiek van uitsluiting is vastgelopen. Wij hebben ook die afluisterellende gehad. Dat is toch allemaal niet geweldig. De algemene begrotingssteun is weliswaar ingetrokken, maar sectoraal gaan wij gewoon door.
De voorzitter:
En uw vraag, mijnheer Boekestijn?
De heerBoekestijn(VVD)
Vindt u dat nu een zero tolerance-beleid als je maar doorgaat in Burundi, doorgaat in Rwanda, en in Zambia alleen maar de sectorale steun intrekt? Ik vind dat eigenlijk niet!
De voorzitter:
Dit was eigenlijk een vraag met een uitroepteken!
MevrouwGill'ard(PvdA)
Ik zou eigenlijk willen vragen om eens goed te luisteren. Ik heb net een groot pleidooi gehouden voor een extra inspanning voor de millenniumdoelen waar het slecht mee gaat en ook breder. Ik kan wel verklaren waarom het met die millenniumdoelen slecht gaat en u zou dat ook wel kunnen lezen in de antwoorden op de vragen of zelfs in het jaarverslag zelf. Het is ook niet zo moeilijk te verklaren. Kijk bijvoorbeeld maar naar tuberculose. Tientallen jaren geleden is dat medicament uitgevonden en sindsdien is er geen medicijn bij gekomen om tuberculose te bestrijden. Daar moet dan echt aandacht aan besteed worden, wij zijn nu echt toe aan een nieuwe medicatie daarvoor. Tuberculose loopt dan ook achter. Relatief gaat er veel meer naar hiv- en aidspreventie en daar gaat het wel goed mee. Er zijn ook geen nieuwe hiv-infecties meer.
U weet dat ik mij zeer hard inzet voor millenniumdoel 5, maar dat het er toch niet goed mee gaat. Daarom wijs ik daar ook op. Dat heeft onder andere te maken met de vrouwenstrijd. Veilig moederschap gaat nu eenmaal over vrouwen. Wij hebben het nog steeds niet voor elkaar dat dit op nummer 1 wordt gezet, dat daar aandacht aan wordt besteed. Het heeft ook te maken met de vrijheid van vrouwen en de plek van vrouwen in de samenleving, reproductieve rechten, het recht op een veilige abortus. Dat is nog steeds een strijd en daar valt nog steeds een wereld mee te winnen. Ik kan het wel verklaren, maar u kunt ook de stukken lezen waarin dit staat of mijn debatten volgen, want het is niet de eerste keer dat ik dit zeg. Ik wil echter ook gezegd hebben dat het met heel veel millenniumdoelen wel goed gaat. Ik wil beide dus gezegd hebben en dat heb ik dan ook gedaan!
De minister heeft aangekondigd dat zero tolerance tegen corruptie zijn beleid zou zijn en wat mij betreft, heeft hij dat wel waargemaakt. U kunt wel zeggen dat er in Burundi nog steeds mensenrechtenschendingen plaatsvinden, maar daar strijden wij ook tegen, maar wij zeggen niet dat waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden, wij de mensen wel in de steek kunnen laten. Zo werkt het niet en als je dat zegt, heb je ook oogkleppen voor. Dan is het juist goed om te proberen die politiesector te hervormen, zodat in dit geval die jongeren in Burundi ook worden opgepakt. Dat doet de minister nu dan ook.
De heerVan Bommel(SP)
Voorzitter. De SP heeft in het verleden kritiek geuit op het voorschottenbeheer, de EU-aanbestedingen, de reis- en huurkosten en het toezicht op het NIMD. Uit het Algemene Rekenkamerrapport blijkt dat dit allemaal niet is verbeterd en op sommige punten gewoon doorgaat. Laat ik maar beginnen met het voorschottenbeheer.
De medewerkers van het ministerie maakten in 2008 aanzienlijk meer fouten dan in het jaar daarvoor, om precies te zijn voor 37 mln. Ongelooflijk dat er na alle kritiek nu pas een rekenmodule is ontwikkeld. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt dat medewerkers nu scholingen en toetsen krijgen, maar dat dit nu pas gebeurt, roept bij de SP-fractie toch een gevoel op van een gebrek aan urgentie. Graag een reactie van het kabinet.
Dan het NIMD. Waarom is dit Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie in 2008 gewoon doorgegaan met ongeautoriseerde uitgaven, onder andere in de post managementkosten? Waarom voldoen de begroting en het jaarverslag niet aan de eisen? Het NIMD staat in delen van de Derde Wereld wel bekend als het reisbureau van de Tweede Kamer. Is het werkelijk nodig en zinvol dat Kamerleden op kosten van de belastingbetaler de hele wereld rondreizen voor contacten met zusterpartijen, werkbezoeken en wat dies meer zij, dit jaar onder andere naar Ghana, Guatemala en deze week nog naar Nairobi? Wordt het niet eens tijd voor een grondige evaluatie van de activiteiten van het NIMD zeker nu de Algemene Rekenkamer ernstige tekortkomingen in het beheer constateert? Overigens niet alleen de Algemene Rekenkamer, maar ook het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt intensief toezicht op het NIMD en toch blijven de gebreken geconstateerd worden. De Algemene Rekenkamer constateert zelfs dat het erop lijkt dat het NIMD de ernst van deze problemen onvoldoende onderkent. Dan moet er toch iets meer gebeuren?
Kan de minister opheldering geven over een zeer kritisch rapport dat eind vorig jaar is opgesteld over de activiteiten in Indonesië? Dat rapport is wel geschreven – ik weet ervan – maar het was zo kritisch dat het in een bureaulade is verdwenen. Kan de minister ervoor zorgen dat dit rapport alsnog bij de Kamer komt?
De heerBoekestijn(VVD)
Als ik het goed begrijp, participeert de SP niet in het NIMD. Wat zou er in de structuur van het NIMD moeten veranderen wat de SP zou kunnen doen besluiten om er wel aan deel te nemen?
De heerVan Bommel(SP)
Wij nemen inderdaad niet deel aan het NIMD omdat wij de rol van politieke partijen in dat NIMD discutabel vinden. Wij geloven niet dat het een goede zaak is dat Nederlandse politieke partijen "het" in de Derde Wereld of in partnerlanden van het NIMD nog eens gaan uitleggen. Het is zeker niet zo dat alle activiteiten van het NIMD het steunen niet waard zijn. Bij ons werkbezoek in Indonesië hebben wij een school voor democratie gezien die daar door het NIMD is opgezet en die ik een waardevol project vind, maar ga maar eens praten met al die ngo's in de Derde Wereld die al die Kamerleden uit Nederland op bezoek zien komen, even invliegen, nog even uitleggen hoe het moet en dan weer uitvliegen! Daar hebben wij geen waardering voor en dat zou als het aan ons ligt in ieder geval moeten veranderen.
MinisterKoenders
Voorzitter. Natuurlijk ga ik straks op de vragen over het NIMD in, maar ik zou graag dat rapport over Indonesië willen hebben waar de heer Van Bommel op doelde, want anders kan ik geen antwoord op zijn vragen hierover geven. Als hij het ons geeft, kunnen mijn ambtenaren het even bekijken.
De heerVan Bommel(SP)
Maar ik beschik dus niet over dat rapport. Ik weet alleen van het bestaan ervan. Wellicht kan de minister als financierder van het NIMD daar het verzoek doen om dat rapport gewoon openbaar te maken.
MinisterKoenders
Daar kan ik niet op ingaan. Of u hebt het rapport, geeft het mij en laat het door mijn ambtenaren beoordelen of u hebt bewijsvoering dat dit rapport bestaat.
De voorzitter:
Dit raakt wel de randen van de feitelijke vragen. Ik verzoek de minister om er verder in zijn beantwoording op in te gaan en de heer Van Bommel om door te gaan met zijn betoog.
De heerVan Bommel(SP)
Ik denk dat wij nog wel op die zaak terug zullen komen!
Voorzitter. Blijkbaar heeft het ministerie niets geleerd van de Schoklandaffaire. Er is nog steeds sprake van tekortkomingen als het gaat om de EU-aanbestedingen van het ministerie. Voor een bedrag van ruim 2 mln. heeft het gepantserde auto's gekocht en verhuis- en bewakingsdiensten ingehuurd die niet voldoen aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Hoe kunnen er toch na de affaire-Herfkens in 2008 nog steeds 15 posten zijn die het huurbudget met maar liefst 20% hebben overschreden? Van deze posten hebben bovendien negen posten geen toelichting gekregen in het jaarverslag en dat is tegen de regels. Vindt het ministerie dit aanvaardbaar? Hoe kan het proces rond de vliegtickets nog steeds onordelijk en oncontroleerbaar zijn? Ambtenaren zelf maken de keuze voor een reisoptie en de bijkomende kosten en niet de budgethouder. De Algemene Rekenkamer constateert ook dat in de beleidsinformatie de beleidsconclusies concreter moeten worden gemaakt. De toonzetting van het jaarverslag is volgens de Algemene Rekenkamer wel erg positief maar soms te abstract om goed door de Kamer gebruikt te kunnen worden. Ook de aansluiting tussen de doelstellingen en de besteding van middelen moet duidelijker worden. De Algemene Rekenkamer concludeert dan ook dat de formulering van beleidsconclusies verbeterd moet worden. De kwaliteit van de beleidsconclusies verschilt nogal tussen de doelstellingen. Graag een reactie van de minister of de Kamer hier volgend jaar een verbetering op mag verwachten.
Voorzitter. Ik kom op het jaarverslag van Buitenlandse Zaken. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt in de antwoorden op de feitelijke vragen dat het Schoklandfonds is opgezet als onderdeel van die vernieuwingsagenda met als doel om een beperkte financiële stimulans te geven aan innovatieve activiteiten. Een belangrijk criterium voor het toekennen van financiering uit het Schoklandfonds is dat het project voor het betrekken van nieuwe, niet-traditionele partners een directe bijdrage moet leveren aan het behalen van de millenniumontwikkelingsdoelen. De SP heeft de lijst eens goed bekeken, maar het valt op dat veel van de organisaties die subsidie hebben ontvangen juist ontwikkelingsorganisaties zijn: Edukans, Oikocredit, ICCO, Plan Nederland, et cetera. Bij het Schoklandakkoord over betere toegang tot basisonderwijs in postconflictlanden zijn zes ontwikkelingsorganisaties betrokken. Deze organisaties – ICCO, Woord en Daad, Save the Children, Dark & Light Blind Care, Oxfam Novib en Warchild Holland – zijn echter alle al betrokken bij het onderwerp. Volgens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ligt de meerwaarde van het akkoord echter in de effectievere samenwerking en onderlinge afstemming, ofte wel de minister geeft ze extra subsidie om hun werk naar behoren uit te voeren. Dat zou toch niet de bedoeling van dergelijke subsidies moeten zijn?
Een multinational die gespekt wordt door het ministerie is Philips. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidieert in het kader van het Schoklandakkoord het Groen Licht-project voor 3 mln. Philips investeert ook 3 mln. in productontwikkeling en heeft met dat geld een zonnelamp voor Ghana ontwikkeld die $75 per stuk kost. Volgens een artikel in dagblad de Pers van 1 oktober vorig jaar is het kwalitatief een heel goed product, maar veel te duur voor de Afrikaanse markt. Bovendien gebruiken ze een oude spaarlamp in plaats van led-verlichting. Ze brengen hiermee feitelijk dus ook nog chemisch afval naar Ghana. Andere bedrijven brengen volgens dat artikel een veel goedkopere lamp op de markt en wel van $17,50 tot $20 en doen dat ook nog eens zonder overheidssubsidie. Deze drie bedrijven strijden allemaal om een grote markt. 500 miljoen Afrikanen hebben geen elektriciteit. Frank Altena, coördinator Duurzaamheid van Philips Lighting, zei dan ook niet voor niets in de Internationale Samenwerking van mei 2008: "Wij zijn geen Brabantse liefdadigheidsinstelling. We helpen vanuit bedrijfsperspectief. Aanvankelijk worden wij er niet rijk van, maar op de lange termijn is de Afrikaanse afzetmarkt voor ons wel interessant." Het hoofd van de afdeling milieu-infrastructuur en hernieuwbare energie van het ministerie zegt in diezelfde IS: "Vergeet niet, zonder onze bemoeienis was Philips nooit naar Afrika gegaan!" Wie probeert het kabinet hiermee nu voor de gek te houden? Graag een reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Hij noemt het allemaal zo mooi "moderne ontwikkelingssamenwerking" maar wat is er nu zo modern aan?
MevrouwGill'ard(PvdA)
Ik snap wel dat de SP dit niet begrijpt, want ik vond het betoog van de heer Van Bommel ook wel erg behoudend. Hij begon met zijn opmerkingen van vorig jaar. Blijkbaar houdt hij daar nog steeds aan vast. Twee punten wil ik er toch wel even uitpakken. Het NIMD is al genoemd. Het verbaast hem dat parlementariërs naar andere parlementen gaan om te praten over hun ervaringen en om te bezien hoe wij elkaar kunnen helpen. Wat wil hij dan? Wil hij terug naar de oude manier toen deskundigen van parlementen gingen vertellen hoe het zou moeten? Volgens mij is dat echt verleden tijd en gaat het erom dat wij de lijnen zo kort mogelijk houden en direct met elkaar in dialoog gaan om te bezien hoe wij samen verder kunnen.
Van die Schoklandakkoorden heeft de heer Van Bommel blijkbaar werkelijk helemaal niets begrepen. Het zijn misschien wel de oude organisaties die als hoofdaanvrager een subsidie ontvangen, maar ze werken wel samen in een consortium. Als er nu iets vernieuwend is, dan is het wel die samenwerking met andere actoren, of dat nu Philips, Plan of Warchild Nederland is. Het gaat erom dat wordt samengewerkt in consortia, zodat men meer terreinen kan beslaan en niet alleen als ene organisatie met beperkte capaciteiten opereert. Het beleid is dus gemoderniseerd en uw betoog is wel erg behoudend!
De voorzitter:
Ik constateer dat dit meer een constatering dan een vraag is, maar ik geef de heer Van Bommel de ruimte om erop te reageren.
De heerVan Bommel(SP)
Ik heb er wel een vraag in ontdekt. Mevrouw Gill'ard vond mijn toon gelijk aan die van verleden jaar. Als wij moeten constateren dat de rekenmeesters van de Algemene Rekenkamer en overigens ook het ministerie zelf zeggen dat enkele problemen die eerder zijn geconstateerd niet zijn opgelost – zoals het NIMD – dan is het toch logisch dat wij nu weer de discussie voeren over diezelfde punten. Volgens mij kunnen wij niet anders, volgens mij mogen wij niet anders en volgens mij moeten wij ook niet anders. Daarom is mijn inzet op diezelfde punten geconcentreerd.
Ik ben blij met haar opmerkingen over het NIMD, want dat betekent dat er met haar een discussie te voeren is over dat NIMD en ook over de rol van politieke partijen en parlementariërs daarin. Ik vind dat wij daarbij moeten betrekken de geluiden die wij horen uit de landen die bezocht worden, ook door Nederlandse parlementariërs. Gaat u eens praten met die organisaties over de ontvangst en de rol van Kamerleden. Die bezoeken worden in ieder geval door de ngo's die daar goed werk verrichten met argusogen gevolgd. Ik ben in ieder geval blij dat mevrouw Gill'ard dit deel van de discussie over het NIMD niet uit de weg gaat. Ik stel dan ook voor dat wij het NIMD eens een keer apart agenderen, zodat wij het over de financiering, over de rol van de Kamer en politieke partijen en dus ook van onszelf kunnen hebben, want wat volgens mij bij mevrouw Gill'ard ontbreekt, is enige vorm van zelfreflectie op dit punt. Wat mij betreft kunnen wij daar later wat uitgebreider bij stilstaan.
Als het gaat om Schokland bevestigt zij in ieder geval het beeld dat ik schets; dezelfde actoren, hetzelfde werk, maar meer subsidie. Dat is ook mijn verhaal in de richting van de minister en ik hoor daar graag zijn reactie op.
Voorzitter. Mijn laatste punt betreft het antwoord op vraag 37 dat gaat over de ondersteuning door bondgenoten in Uruzgan. De uitbreiding van de ondersteuning door bondgenoten in Uruzgan blijkt minder dan beloofd en gehoopt. Dat was een belangrijk punt in de verlengingsdiscussie van de missie in Uruzgan, Zuid-Afghanistan in 2007. Zeker in het licht van een aangekondigd nieuw weegmoment voor de periode na 2010 is het nodig om vast te stellen dat andere Europese landen niet alle hebben geleverd wat was gehoopt en nog belangrijker wat was beloofd. Hoe ziet de regering hierop terug en welke conclusies trekt zij hieruit? Graag een reactie.
De voorzitter:
Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik wijs de leden er nogmaals op dat dit een wetgevingsoverleg is en dat zij in tweede termijn desgewenst moties kunnen indienen. In een derde termijn zal u in dit geval worden gevraagd om de ministers al dan niet decharge te verlenen.
De vergadering wordt van 10.30 uur tot 10.40 uur geschorst.
MinisterVerhagen
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen en opmerkingen. Wij zullen mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken graag dit debat met u aangaan en proberen uw vragen te beantwoorden, opdat wij dit wetgevingsoverleg op een goede wijze kunnen afsluiten in die derde termijn.
Ik wil nog eens benadrukken dat buitenlandbeleid als zodanig geen doel op zich is. Het doel ervan is niet om de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking een beetje rond te laten lopen in het buitenland, het doel is dat wij de belangen van Nederland en van Nederlanders in het buitenland behartigen. Wij staan dus volledig in dienst van burgers en bedrijven in Nederland en daarbij horen ook zaken als verantwoording en de doelstellingen die wij verwoord hebben in onze eigen Grondwet, zoals bevordering van de internationale rechtsorde. Dat zijn dus opdrachten voor ons. Tegelijkertijd heeft de Kamer in lijn met het vergroten van het draagvlak voor dat buitenlandbeleid in de Nederlandse samenleving gevraagd om dat beleid inzichtelijker te maken en om de activiteiten ook zichtbaarder te maken. De afgelopen jaren hebben wij een aantal activiteiten op dit punt ontplooid, bijvoorbeeld het Dutch Visitors Programme, Rent an Ambassador, BZ voor de klas, jongerendelegaties die geregeld met collega Koenders en mij meereizen. Zo proberen wij ook het belang van het buitenland voor Nederland te laten zien. Als je het hebt over het inzichtelijk maken, dan horen daar ook publicaties bij. Als de CDA-fractie eerst vraagt om een programma waardoor het voor de gewone burger wat inzichtelijker wordt en zich dan gaat beklagen over het glossy magazine, dan vind ik dat toch een beetje met elkaar in tegenspraak. Het is geen luxe, maar juist noodzaak in een tijd waarin nationaal georiënteerde partijen opkomen die ons voorspiegelen dat Nederland het allemaal wel alleen kan en dat wij ons wel kunnen afsluiten voor het buitenland. Collega Koenders en ik willen laten zien dat juist het omgekeerde het geval is: alleen als Nederland internationaal actief is en met andere landen samenwerkt, kunnen wij het hoofd bieden aan de uitdagingen van globalisering, zoals economische concurrentie, zoals terrorisme, zoals criminaliteit, zoals energie, zoals milieu en migratie. Ik heb al vaker gezegd dat ik het – zacht uitgedrukt – ronduit naïef vind als men denkt dat Nederland met al deze uitdagingen zich achter de dijken kan verschuilen en daarom voeren wij een actief buitenlandbeleid in het belang van de Nederlanders en in het belang van Nederland.
MevrouwFerrier(CDA)
Voorzitter. Ik ben heel blij met dat tweejaarlijkse Resultaten in Ontwikkeling en heb dat ook gezegd. Het is heel goed om daar inzicht in te geven, maar doe het vooral niet te positief en zeg ook gewoon wat er fout gaat. Er gaan nu eenmaal dingen fout en daar kunnen wij alleen maar van leren. Niet een hype van "alles moet goed gaan". Ik heb alleen gezegd dat ik het boekwerk ontzettend onhandig vind en ook ontzettend veel papier. Wij proberen allemaal zuinig met papier te zijn en milieubewust met papier om te gaan. Ik vind het bovendien erg gekleurd en vraag mij af of het allemaal wel zo mooi moet. Mij gaat het erom dat die informatie er is en nu die er is, prijs ik de minister daarvoor, maar dan wel graag in een iets handiger formaat. Ik kan dit bijvoorbeeld niet zo gemakkelijk meenemen als ik op een van mijn reisjes ga waar de heer Van Bommel zo geringschattend over praat. Het moet gemakkelijk toegankelijke informatie zijn in een gemakkelijk formaat.
MinisterVerhagen
Ik zal collega Koenders eens vragen of hij het de volgende keer ook nog eens in het formaat van een creditcard kan uitbrengen. Ik prijs mij in ieder geval gelukkig dat een deel van de discussie over het jaarverslag en het Algemene Rekenkamerrapport over het formaat van deze publicatie gaat.
Vorig jaar spraken wij over het jaarverslag 2007 en naar aanleiding van dat verslag had ook de Algemene Rekenkamer de nodige aanbevelingen, onder andere op het gebied van voorschottenbeheer, subsidieverlening, aanbestedingen en personeelsbeheer. Bij die gelegenheid heb ik benadrukt dat ik die bevindingen van de Algemene Rekenkamer bijzonder serieus nam. Collega Koenders denkt daar net zo over. Waar nodig hebben wij het afgelopen jaar ook maatregelen genomen en onvolkomenheden bij de personeelsuitgaven, subsidiebeheer, materieelbeheer opgelost. In het algemeen ben ik blij dat juist onze inspanningen tot resultaat hebben geleid en dat dit ook wordt geconstateerd door de Algemene Rekenkamer. Er is vooruitgang geboekt en dat gaat zelfs bij zaken die steeds ter discussie staan, bijvoorbeeld het voorschottenbeheer. Dat wordt zelfs door de Algemene Rekenkamer onderschreven, hoewel zij eraan toevoegt dat dit nog verder moet worden ingebed in de organisatie en er nog meer verbeteringen mogelijk zijn, maar zij constateert in ieder geval wel dat er verbeteringen zijn opgetreden ten opzichte van vorig jaar. Dat is een terechte constatering waar collega Koenders straks nog wel nader op zal ingaan.
Andere onderwerpen waar de Algemene Rekenkamer constateert dat er verbeteringen hebben plaatsgevonden, zijn nu juist de naleving van Europese aanbestedingsregels en de informatiebeveiliging, die nu ook naar de mening van de Rekenkamer aan de vereisten voldoet. De aanbeveling om enkele maatregelen te nemen op het niveau van de budgethouders heb ik overgenomen.
Voorts heeft de Rekenkamer haar waardering uitgesproken voor de maatregelen die ik vorig jaar heb genomen waar het gaat om het beheer van de huisvestingsprojecten. Ik verwacht dat de effecten daarvan dit jaar zichtbaar worden.
Als ik kijk naar het rapport van de Algemene Rekenkamer, lijkt mij het belangrijkste winstpunt dat zij een genuanceerd beeld schetst van de bedrijfscultuur binnen het ministerie. De opmerkingen daarover in het verslag van het vorige jaar irriteerden mij natuurlijk ook bovenmatig, maar nu constateert de Rekenkamer gelukkig dat ook die bedrijfscultuur verbeterd is. Waar zij juist vorig jaar nog sprak over het ontbreken van structurele aandacht voor het beheer bij het ministerie, veronachtzaming van de in- en externe regelgeving, wordt juist in dit rapport aangegeven dat slechts sommige medewerkers zich onvoldoende bewust zijn van het belang van goede bedrijfsvoering. Natuurlijk kan het nog verbeteren, maar als er eerst een structureel tekort is, een structureel gebrek aan aandacht en nu wordt geconstateerd dat slechts sommige medewerkers zich daar onvoldoende bewust van zijn, dan is op dat punt in ieder geval toch een slag gemaakt. Het moet nog beter, absoluut, maar ik ben het wel met die observatie eens. Een deel van de oplossingen – ik kom daar straks nog op terug – zit inderdaad in het bevorderen van kennis door middel van op maat gesneden trainingen. Collega Koenders en ik maar ook de ambtelijke leiding spreken medewerkers daar actief op aan en prikkelen hen ook om zich op het gebied van dat beheer te onderscheiden. Er is in ieder geval sprake van vooruitgang. Zoals mevrouw Gill'ard al constateerde, blijven wij op alle punten binnen de tolerantiegrenzen. Ik benadruk ook dat het ministerie over 2008 wederom een goedkeurende accountantsverklaring heeft gekregen. Maar het kan uiteraard altijd nog beter!
De Rekenkamer heeft een aantal aanbevelingen voor verbetering gedaan, onder andere op het gebied van vertrouwensfuncties en beheer van zakenreizen. Ook die nemen wij serieus en daarmee gaan wij ook aan de slag. Collega Koenders en ik blijven ook toezicht houden op de juiste toepassing van regelgeving.
Er zijn enkele vragen gesteld over dat Stabiliteitsfonds. Hiermee kan Nederland echt een enorme voortrekkersrol spelen, echt een voorbeeld zijn omdat Nederland als een van de weinige landen hiermee een flexibel fonds heeft dat zowel ODA-middelen, officiële ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen, als non-ODA-middelen bevat. Die combinatie van financiering kan garanderen dat je juist in het kader van programma's op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling activiteiten kunt ontplooien. Als iets een voorbeeld is van een geïntegreerde besteding van gelden juist op dat grensgebied, dan is dat wel dat Stabiliteitsfonds. Er zijn slechts enkele landen die een vergelijkbaar instrument hebben, namelijk het Verenigd Koninkrijk en Canada. Ook de Europese Commissie beschikt over een dergelijk instrument. Het Stabiliteitsfonds weerspiegelt op die manier de 3D-aanpak.
Welke activiteiten zijn het afgelopen jaar uit dit fonds ondersteund? Een voorbeeld is het uitzenden van waarnemers naar Georgië. Mevrouw Ferrier vraagt wat daarvoor is uitgegeven. In de brief aan de Kamer naar aanleiding van het debat over de mogelijkheid van het uitzenden van een OVSE-missie naar Georgië, die het na de inval in Georgië gesloten zespuntenakkoord moet waarnemen, staat al dat wij daar € 200.000 aan hebben bijgedragen. Wij hebben ook bijgedragen aan het versterken van het Libanese leger ter ondersteuning van het wettelijk gezag van de regering, aan wereldwijde ontmijningsprogramma's van UNMAS en de Monuc-vredesmacht in oostelijk Congo. Verder hebben wij Kofi Anan ondersteund bij zijn bemiddelingswerk in Kenia. Ook in Afghanistan, Burundi, Tsjaad, Sudan en op de Balkan heeft Nederland projecten ondersteund uit dit fonds. Het zijn zeer uiteenlopende projecten verspreid over een groot aantal landen. Tegelijkertijd hebben deze projecten een en hetzelfde doel: bijdragen leveren aan stabiliteit en veiligheid in de wereld.
Het Stabiliteitsfonds is een uniek instrument. Niet op de begroting staat, vanwege het feit dat niet van tevoren is te voorspellen dat de Russen Georgië binnenvallen, dat wij een bijdrage van € 200.000 geven aan een waarnemingsmissie in Georgië. Dat heeft niets te maken met het budgetrecht, zoals de heer Boekestijn meent, maar is een kwestie van inspelen op onveiligheid in instabiliteit in de wereld. In het Stabiliteitsfonds zit het nodige geld, want in de begroting hebben wij daar geld voor vrijgemaakt. Wel zijn er extra gelden uitgegeven, vanwege een aantal extra crises. Wij vonden het van belang dat Kofi Anan ondersteund werd om zijn werk in Kenia te doen. Laten wij dus buitengewoon blij zijn dat wij dit hebben kunnen doen. Als je het over meetbaarheid hebt, dan is het wel het resultaat van de inspanningen van Kofi Anan in Kenia! Dan kun je wel achteraf gaan zeuren dat er 24 mln. meer is uitgegeven uit het Stabiliteitsfonds dan in de begroting stond, maar met alle respect: dat heeft echt niets met budgetrecht te maken.
De heerBoekestijn(VVD)
Mijn opmerking over het budgetrecht ging niet over het punt dat de minister nu aanhaalt. Het ging erom dat, als je niet exact weet wat de relatie is tussen middelen en doelstellingen, het budgetrecht in het luchtledige komt te hangen. Nu wij toch over het onderwerp spreken, heb ik er nog een vraag over. Binnen het Stabiliteitsfonds hebben wij ODA-gelden en non-ODA-gelden. Zou het niet veel mooier zijn als bijvoorbeeld het versterken van het Libanese leger of de ontmijningsprogramma's ook met ODA-gelden betaald zouden worden?
MinisterVerhagen
De discussie daarover hebben wij al meerdere malen gevoerd en die wil ik op zichzelf best weer voeren, maar het lijkt mij vrij zinloos. Het aardige van ODA- en non-ODA-gelden is dat niet wij bepalen wat officiële ontwikkelingshulp is, maar dat de OESO in Parijs dat doet. Ik vind het zinvoller om, zoals de VVD dat wil, te discussiëren over hoeveel wij aan ontwikkelingssamenwerking uitgeven, dus niet 0,8%, maar bijvoorbeeld 0,7% of 0,3%, of over helemaal afschaffen, zoals de PVV dat wil. Maar de discussie of iets wel of niet onder officiële ontwikkelingshulp valt, ga ik niet aan, omdat wij dat niet bepalen. De discussie over de vraag om het Libanese leger vanuit ontwikkelingssamenwerkingsgelden te ondersteunen, is een volkomen zinloze discussie, want die vraag wordt beantwoord in Parijs.
De heerBoekestijn(VVD)
Dus Parijs is heel machtig en als wij ons niet aan het oordeel van Parijs houden, komt er een leger naar Den Haag. Dat suggereert de minister nu. Er wordt door ontwikkelingsorganisaties ook gesuggereerd dat er 0,7% aan ontwikkelingssamenwerking moet worden besteed. De meeste landen hebben zich daar nooit aan gehouden. De minister creëert nu een juridisch beeld ...
MinisterVerhagen
Nee, wat ik zeg is dat de Kamer de mogelijkheid en het recht heeft om te zeggen dat Nederland 0,7%, 0,3% of helemaal niets aan ontwikkelingssamenwerking zou moeten uitgeven. Maar de Kamer kan niet bepalen wat uit de ODA-middelen moet worden betaald. Als men in Parijs zegt dat het geen ODA is, houdt het voor mij op. Je kunt het ook anders doen, zoals dat in het verleden ook al gebeurd is. De Kamer heeft daar al eens met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over gesproken. Gesteld is toen dat bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld in Afghanistan, als ODA gekwalificeerd kunnen worden. De voorganger van minister Koenders heeft geprobeerd dat in Parijs voor elkaar te krijgen en minister Koenders zelf heeft het ook geprobeerd. Daar is op een gegeven moment een conclusie uit getrokken waarover met de Kamer een debat is gevoerd. Als de heer Boekestijn dat wil, mag hij opnieuw een motie indienen waarin wordt uitgesproken dat wederom geprobeerd moet worden om alles wat buiten Nederland wordt besteed, als ODA te kwalificeren.
De voorzitter:
Ik verzoek de minister zijn betoog voort te zetten.
MinisterVerhagen
Gevraagd is om precies aan te geven aan welke beleidsdoelen hoeveel geld is uitgegeven, bijvoorbeeld aan het Europees energie- en klimaatpakket. Door tal van ministers is intensief gewerkt aan dit Europees energie- en klimaatpakket. Dat heeft in december 2008 geresulteerd in een ambitieus akkoord, waarbij Europa het voortouw neemt in een wereldwijde klimaatdiscussie. Kan ik dan direct zeggen dat wij daarin iets bereikt hebben doordat collega Koenders, collega Cramer, de minister-president en ikzelf zes keer met de trein naar Brussel zijn geweest à raison van € 35? Met alle respect, maar zo werkt dat niet. Het is dus wel wat gemakkelijk om te vragen hoeveel geld het heeft gekost wanneer een bepaald beleidsdoel is bereikt.
Er zijn heel veel zaken waarmee je bepaalde beleidsdoelen kunt bereiken. Dat geldt dus ook voor iets als de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Het is echter buitengewoon moeilijk om aan te geven voor welke activiteiten precies geld is uitgegeven. In onze begroting nemen wij verschillende fondsen op. Binnen deze fondsen, zoals het Stabiliteitsfonds en het Mensenrechtenfonds, worden de projecten aangegeven. Het totaal leidt tot een bijdrage aan de beleidsdoelstellingen die wij hebben geformuleerd. Het is in werkelijkheid echter niet zo gemakkelijk om iedere voor de beleidsdoelen gereserveerde euro te verantwoorden.
De heer Van Bommel vindt het allemaal te abstract. Natuurlijk kan het altijd concreter. Wij zullen, mede op basis van een aanbeveling van de Algemene Rekenkamer, eraan werken de aansluiting van doelen en middelen weer te geven en proberen inzichtelijker te maken hoeveel geld er ten behoeve van de beleidsdoelen wordt uitgegeven. Ik heb zo-even al aangegeven hoe complex en onderling verweven de zaken zijn. Er zijn in die zin grenzen aan de mogelijkheden.
Mevrouw Ferrier en mevrouw Gill'ard hebben vragen gesteld over de aanbestedingen en de noodzaak tot het centraliseren van begeleiding van de inkoop dan wel om een speciale ambtenaar aan te stellen voor de EU-aanbestedingen.
Allereerst iets over de centralisering. Concentratie van de inkoopcapaciteit om de kwaliteit te vergroten wordt absoluut ook door ons gewenst. In dat kader vindt een onderzoek plaats naar de wenselijkheid van een centraal contractregister. Op dit moment wordt de aanbesteding begeleid door de centrale inkoopafdeling. Wij hebben een aparte ambtenaar voor de inkoop, de centrale directeur inkoop, en wij bekijken hoe wij verdere stappen kunnen zetten om te komen tot een centraal register. De centraal coördinerend directeur inkoop is de speciale ambtenaar waar mevrouw Gill'ard naar vraagt.
De heer Van Bommel refereert eraan dat bij Europese aanbestedingen in vier gevallen onrechtmatigheden zijn geconstateerd. Verwezen wordt naar de aanbesteding van enkele auto's. Dat zijn gepantserde auto's. Als geconstateerd wordt dat dit een onrechtmatigheid is, zal in de toekomst hetzelfde gebeuren. Het besluit over deze gepantserde auto's betrof namelijk de veiligheid van onze mensen in Afghanistan. Er moesten ter plekke andere gepantserde auto's worden gekocht. In dat geval ga je dat niet door middel van een aanbesteding doen. Er waren gepantserde auto's uit een eerdere aanbesteding aanwezig. Die waren wit en derhalve zeer zichtbaar. Iedereen in Afghanistan wist: als het een witte auto is, dan kun je een Nederlander pakken. Dat vonden wij niet echt verantwoord. Dat is de reden geweest waarom wij ter plekke hebben besloten om andere auto's te kopen en op die manier de veiligheidsrisico's te beperken.
De heerVan Bommel(SP)
Ik heb begrip voor dit standpunt van de regering. Als het gaat om de veiligheid van onze mensen, moeten wij daarvoor garant staan. Maar wij moeten tegelijkertijd, wanneer wij constateren dat het alleen maar kan door onrechtmatige handelingen te verrichten, het probleem daar neerleggen waar het thuishoort. De regels zijn kennelijk te knellend om maatwerk te leveren op het moment dat dit omwille van de veiligheid nodig is. Daarmee laadt de minister de verplichting op zich om dat probleem aan te kaarten waar het kan worden opgelost.
MinisterVerhagen
Dat ben ik met de heer Van Bommel eens. Het kan niet zo zijn dat je op een gegeven moment de veiligheid niet kunt garanderen omdat je door regelgeving wordt gedwongen dingen te doen die daar niet aan meewerken. Daar proberen wij aan te werken.
Jaarlijks vinden op het ministerie van Buitenlandse Zaken zo'n 120 complexe aanbestedingen plaats. Daarnaast vindt een veelvoud van eenvoudige inkopen plaats. In deze 120 gevallen zijn vier onrechtmatigheden geconstateerd. Dat laat zien dat wij ons wel degelijk aan de regels willen houden. De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat de naleving van de regeltjes is toegenomen. Dat deze in de toekomst moet worden voortgezet en nog moet worden verbeterd, moge evident zijn.
De heer Van Bommel stelt dat er sprake is van 20% overschrijding van het huurbudget. Ik vraag mij af waarop hij dit baseert. Ik heb juist het budget voor huren op alle posten met 20% naar beneden bijgesteld. Met andere woorden: er is een besparing van 20%. Er wordt minder geld beschikbaar gesteld voor het huren van dienstwoningen en op die manier wordt er bespaard. Vanaf 2011 zal dat jaarlijks ongeveer 5 mln. structureel opbrengen. Op 94 van de 137 bestaande posten is het afgelopen jaar een besparing op de huren gerealiseerd. Volgens mij stelt de Algemene Rekenkamer vast dat het ministerie van Buitenlandse Zaken daarmee zijn inzet voor 2008 heeft behaald. Er is dus geen sprake van een overschrijding maar juist van een bezuiniging.
De heer Van Bommel stelt verder vast dat er sprake is van een slechte organisatie rond de vliegtickets. Dat was inderdaad zo. Het proces van aankoop van vliegtickets is op dit moment goed georganiseerd. Wij hadden na controle door onze eigen auditdienst geconstateerd dat de beschrijving van dat proces duidelijker kon en dat er verbetering moest plaatsvinden. De controleerbaarheid voor derden zou beter moeten worden. In oktober heeft onze eigen controledienst dit geconstateerd en op basis daarvan hebben wij veranderingen doorgevoerd. In december heeft de Algemene Rekenkamer de constatering van onze controledienst op dit punt overgenomen. Het is dus niet zo dat de Algemene Rekenkamer ons confronteerde met deze kwestie; wij hebben deze kwestie zelf al aangetoond en deze is als een van de onvolkomenheden of punten van verbetering in het Rekenkamerrapport opgenomen. Binnenkort zal een aanbesteding plaatsvinden waarbij niet alleen de verbeteringen worden doorgevoerd, maar ook de procesbeschrijving zal worden verduidelijkt. Ik verwacht dat wij deze kwestie volgend jaar hebben opgelost.
De heerVan Bommel(SP)
Zegt de minister nu dat de zaak al is opgelost?
MinisterVerhagen
Wij hebben maatregelen genomen om het probleem op te lossen. Er is nu een aanbestedingsdossier voor een nieuwe reisagent gemaakt. Daarin zijn maatregelen getroffen om de onvolkomenheden op te lossen. Dat moet nog worden gevolgd door de gunning op basis van de aanbesteding.
De heerVan Bommel(SP)
Kortom: er zijn nieuwe regels voor de praktijk, maar die moeten nog worden geïmplementeerd.
MinisterVerhagen
Ja. Er is een intern controleplan opgesteld om een volledige en juiste naleving door de reisagent van het contract vast te stellen. Dat moet geïmplementeerd worden. De aanbevelingen zijn overgenomen en er zijn maatregelen getroffen. Als op basis van de aanbestedingsprocedure de zaak geregeld is, mogen wij verwachten dat de onvolkomenheid volgend jaar is verdwenen.
Mevrouw Ferrier spreekt over de noodzaak om niet alleen over de behaalde maar ook over de niet-behaalde resultaten een en ander in het jaarverslag op te nemen. Het jaarverslag is een rapportage op hoofdlijnen over de belangrijkste resultaten in 2008. Dit betekent dat niet alle bereikte resultaten en doelen in dit verslag staan vermeld. Ook niet-behaalde doelen staan niet vermeld. Alleen de heel erg grote afwijkingen worden vermeld. Uit de beleidsconclusies trekken wij onze lessen. Het jaarverslag zal ook leesbaar moeten zijn en daarom kiezen wij toch voor de grote lijnen. De Algemene Rekenkamer is het met ons eens dat wij geen zaken hebben weggelaten die in het jaarverslag hadden moeten staan. Wij baseren ons jaarverslag ook op de eisen die de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de verslaglegging stelt.
Terecht vraagt mevrouw Ferrier om kennis en ervaring te behouden binnen de organisatie van Buitenlandse Zaken. Het plaatsingsbeleid wordt op dit moment herzien, mede op basis van de geconstateerde noodzaak tot verandering. In het nieuwe beleid is het organisatiebelang nadrukkelijker leidend en is het persoonlijke belang dat niet meer zozeer. Als iemand graag naar een bepaald land wilde, werd daar tot nu toe meer rekening mee gehouden dan wij in het nieuwe plaatsingsbeleid willen doen, want daarin stellen wij het organisatiebelang voorop. Er wordt bij de plaatsing van de medewerkers heel nadrukkelijk gekeken naar de behoefte van de post en de behoefte van het departementsonderdeel. Die zijn leidend. Uiteraard wordt daarbij zo mogelijk rekening gehouden met persoonlijke wensen, waar vroeger deze wensen eerder de doorslag gaven dan bij het nieuwe beleid het geval zal zijn.
Wij zullen bij het nieuwe plaatsingsbeleid ook moeten kijken in hoeverre er voldoende kennis is om het werk naar behoren te kunnen doen. Zo nodig krijgen medewerkers ondersteuning in de vorm van cursussen of stageplaatsen. Zij worden in principe op basis van hun kwaliteit en bewezen kracht en kennis ingezet, zodat kennis en ervaring optimaal worden benut.
In de nabije toekomst worden regionale support offices opgericht. Deze verlenen ondersteuning aan kleine posten waar diverse processen minder vaak voorkomen, waardoor accurate kennis daarvan niet altijd aanwezig is. Op die manier wordt daarin naderhand verbetering doorgevoerd.
MevrouwFerrier(CDA)
In de eerste plaats wil ik terugkomen op het punt dat niet alles benoemd is. Dat is in het kader van het experiment en dat weet ik. Ik heb gezegd dat wij daar als CDA-fractie niet onverdeeld gelukkig mee zijn. Wat ik zo-even vooral bedoelde te benadrukken is dat wij zeker in een Resultatenrapportage niet alleen positieve dingen moeten noemen en dat ook de dingen die fout gaan een plek moeten krijgen. Ik ben bang voor een sfeer van: er mag niets fout gaan in ontwikkelingssamenwerking, terwijl wij daar juist van kunnen leren.
Dan nog iets over de kennis op de posten. Misschien kan de minister wat meer vertellen over de rol van een regionaal support office, zodat ik mij dat wat beter kan voorstellen. Daar zullen toch ook mensen werken die na drie, vier jaar weer weggaan. Is daarmee toch meer continuïteit gewaarborgd? En als het organisatiebelang leidend wordt, vreest de minister dan niet dat dit grote consequenties heeft voor het personeelsbeleid? Wordt het niet opeens een stuk minder aantrekkelijk om bij Buitenlandse Zaken in dienst te gaan?
MinisterVerhagen
Wij proberen door middel van de regionale support offices de ontbrekende kennis aan te vullen op vooral kleine posten, die niet alle vaardigheden vertegenwoordigd kunnen hebben. Wij willen geen uitbreiding van het personeelsbestand nastreven, aangezien de Kamer ons gevraagd heeft om 10% reductie door te voeren. Dat zal betekenen dat in de toekomst wordt gesneden in het aantal mensen dat op de posten werkt. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat wij meer continuïteit, meer routine en meer bulk krijgen door support offices op te zetten. Op die manier kan de noodzakelijke accurate kennis ter plekke aanwezig zijn en worden er minder fouten gemaakt.
Op de vraag of in dienst gaan bij Buitenlandse Zaken minder aantrekkelijk wordt, heb ik toch een vrij hard antwoord: Buitenlandse Zaken is geen reisbureau. Wij willen kwaliteit hebben. Iedereen kan het wel hartstikke leuk vinden om naar Vietnam te gaan, maar als, gelet op de veranderingen die daar plaatsvinden, meer kennis op het gebied van economische zaken of ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven nodig is en iemand heeft die kennis, dan mag die persoon die misschien liever naar Washington was gegaan hoog of laag springen, maar gaat hij of zij toch naar Vietnam. Zo simpel is het. Als men dat niet wil, houdt het op. Als Kamerlid krijgt u misschien wel eens de opdracht om in Lutjebroek te spreken voor een zaaltje met drie man. Als u dat niet wil, dan zegt u: tabee! Is het Kamerlidmaatschap daardoor minder aantrekkelijk? Misschien.
De heerVan Bommel(SP)
Ja!
MevrouwFerrier(CDA)
Ik ging niet uit van de gedachte dat Buitenlandse Zaken vooral een leuk reisbureau is, om in de termen van de heer Van Bommel te spreken. Ik neem daar dan ook afstand van. Wel realiseer ik mij, mede door contacten met mensen op de posten, dat de wereld verandert. Mensen hebben een partner die ook een eigen baan wil hebben. Het wordt allemaal steeds moeilijker. Ik steun de minister volledig in zijn beleid: het gaat mij om kwaliteit en kwaliteit gaat voor alles.
MinisterVerhagen
Inderdaad, de omstandigheden veranderen en de mensen hebben partners die ook graag willen werken. Wij proberen wel rekening te houden met wensen, maar leidend is wat nodig is op een post om de belangen van Nederland en de Nederlanders het beste te kunnen behartigen.
Mevrouw Ferrier stelt de vraag of wij naast het UN Peace Building Fund ook de UN Peace Building Commission ondersteunen. Nee, de commissie moet meer als het politieke deel worden gezien, terwijl uit het fund programma's worden gefinancierd. Wij dragen bij aan het bureau voor Crisis Prevention en Recovery, maar dat staat los van het UN Peace Building Fund.
MevrouwGill'ard(PvdA)
Er staat nog een vraag open van mevrouw Ferrier betreffende het zichtbaar maken van de conclusies en de resultaten. Daar sluit ik mij graag bij aan. De minister zegt dat er geen zaken zijn weggelaten. Dat nemen wij aan, maar ik constateer dat er in de aanvullende vragen verhelderende antwoorden komen als wij naar bepaalde resultaten vragen. Misschien kan daar iets aan worden gedaan in die zin dat de informatie al in eerste instantie komt.
De minister begon zijn betoog met te vertellen dat een kerntaak van het departement is het zichtbaar maken van het buitenlands beleid. Dan denk ik dat dat ook meetbaar is, meetbaar in de zin dat je eens een enquête zou kunnen doen onder de bevolking in hoeverre de mensen daar iets van merken. Je kunt bijvoorbeeld ook onderzoeken in hoeverre het draagvlak voor de EU is toegenomen. Op die manier kun je met meer resultaten komen.
MinisterVerhagen
Dank voor deze opmerking. Overigens doen wij dit soort dingen al. Wil je draagvlak blijven houden voor ambassades in andere landen of voor het voeren van ontwikkelingssamenwerking met een behoorlijk bedrag, dan moet je in toenemende mate aantonen welk voordeel de Nederlandse burger daarvan heeft. Draagvlak hangt samen met de afweging wat iets oplevert, wat iemand eraan heeft voor bijvoorbeeld de eigen veiligheid, de eigen werkgelegenheid, het milieu of het klimaat. Dat betekent dat wij meer dan voorheen aandacht schenken aan het zichtbaar maken van wat wij aan buitenlands beleid doen. Dan moet je de effecten kennen. Wij doen dus nulmetingen en wij doen regelmatig onderzoek. Daarmee proberen wij voor onszelf een idee te krijgen van de effecten om te voorkomen dat mensen vinden dat al het geld in eigen land moet worden besteed, omdat wij daar meer aan zouden hebben.
Om die reden proberen wij ook het communicatiebeleid aan te passen. Dat is een lopend proces waar de Kamer zelf om heeft gevraagd. Bij een van de eerste begrotingen hebben wij daarover gesproken. Wij zijn daarmee bezig.
De voorzitter:
Ik wijs erop dat de minister, op verzoek van de commissie, een brief aan de Kamer heeft gestuurd inzake draagvlakversterking buitenlands beleid. Deze brief staat op de agenda van morgen van de procedurevergadering van de commissie.
De heerVan Bommel(SP)
Ik heb nog een vraag gesteld met betrekking tot Afghanistan. Ik had gehoopt dat de minister naar aanleiding van vraag 37 daarop zou antwoorden. Maar wellicht kan dat in tweede termijn gebeuren.
De voorzitter:
Dit antwoord komt in tweede termijn. Ik geef nu het woord aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
MinisterKoenders
Mijnheer de voorzitter. Dit debat gaat over verantwoording afleggen en meten. Het gaat ook over verantwoording afleggen en leren. Vooral dat laatste is erg belangrijk. De Kamer heeft alle recht, dat heeft te maken met budgetrecht en verantwoording afleggen, te weten waarmee wij bezig zijn en op welke manieren wij proberen dat meetbaar te maken. In die zin leggen wij ook verantwoording af. Wij hebben dat natuurlijk ook voor onszelf nodig, om te zien waar resultaten goed of slecht zijn.
In de afgelopen periode is vanuit de positie van minister voor Ontwikkelingssamenwerking een vrij groot bouwwerk opgericht om dat voor elkaar te krijgen. Een zekere maatvoering is daarbij van belang. Je kunt nu eenmaal niet alles meten, maar je moet ook niet alles willen meten. Bij meetbaarheid moet je ook altijd uitkijken of je de juiste dingen meet. Dat is ook wel bekend uit evaluaties van activiteiten van de Nederlandse rijksoverheid.
In de afgelopen periode hebben wij de manieren van verantwoording afleggen, meten en leren nogal veranderd en ook versterkt. Er staat een bouwwerk waarbij ten eerste het jaarverslag aan de orde komt. Daar spreken wij vandaag over en ik zal op de specifieke vragen ingaan. Bij het opstellen van het jaarverslag is vooral gekeken naar datgene waar de Kamer vorig jaar om gevraagd heeft: de politieke resultaten van het beleid, met ook aanbevelingen bij verschillende onderdelen van het jaarverslag.
Ten tweede moeten de resultaten worden gemeten op een manier die specifiek is voor ontwikkelingssamenwerking. Dat hebben wij eraan toegevoegd, maar dit komt niet in plaats van het jaarverslag. Het is een extra activiteit omdat ik vind dat wij de Nederlandse bevolking, en ook de Kamer, goed moeten uitleggen niet alleen wat wij met ontwikkelingssamenwerking bereiken, maar ook wat wij niet bereiken. Ik zal ook ingaan op de vragen van mevrouw Ferrier, want als er iets niet is gebeurd in de Resultatenrapportage, is dat het niet-melden van wat niet goed gaat. Ik ben heel erg benieuwd waar zij vandaan haalt dat wij alleen het goede nieuws melden. Ik zal later een paar voorbeelden geven die laten zien dat wij juist zeer kritisch zijn over onszelf.
Een derde punt betreft het feit dat wij uiteraard een eigen evaluatieprogrammering hebben die onafhankelijk door de directeur van de IOB wordt vastgesteld. Daarnaast hebben wij nulmetingen in bijna alle programma's waar dat mogelijk is. Wij worden, terecht, gecheckt door de Algemene Rekenkamer en wij hebben een jaarrapportage en een examen bij de OECD. Daar zijn wij, zoals men heeft kunnen zien, dit jaar zeer goed uitgekomen. Daarnaast hebben wij ook een ranking bij het bekende instituut waar de heer Boekestijn naar vroeg. Ik kan hem nu al zeggen dat men daar de stukken heeft gelezen en gebruikt voor de resultaatmeting, waardoor wij op dat terrein internationaal ver vooroplopen. Er is op het ogenblik geen land dat zo ver gaat bij het naar voren brengen van het meten van resultaten van ontwikkelingssamenwerking.
Daarmee kom ik tot de conclusie dat ontwikkelingssamenwerking van de rijksbegroting de best geëvalueerde en gecontroleerde begrotingsparagraaf is. Dat vind ik ook belangrijk, omdat wij juist in deze tijd van modernisering van ontwikkelingssamenwerking moeten laten zien waar onze effectiviteit ligt. Daar zeg ik direct bij dat, als onze ontwikkelingssamenwerking 100% zou slagen, wij niet goed bezig zouden zijn, omdat wij dan eigenlijk niet nodig zouden zijn. Het is investeren in de meest risicovolle omstandigheden in buitengewoon ingewikkelde situaties. Dat betekent dat je eigenlijk nooit 100% kunt slagen. Het betekent niet dat er geen eisen worden gesteld aan de manier waarop wij betalingen doen of optreden bij corruptie. Wij kunnen er ook van leren als iets niet de richting op gaat die wij zelf hadden gewild.
Toen ik minister werd, hebben wij duidelijk prioriteiten gesteld, want wij kunnen niet alles doen. De millenniumontwikkelingsdoelstellingen staan voor ons voorop. Met instemming van de Kamer hebben wij gemeten waar de grootste achterstanden lagen en vervolgens hebben wij vier prioriteiten gesteld. Daarmee is het ministerie van Buitenlandse Zaken op pad gegaan. Andere dingen doen wij niet. Soms is dat jammer, want je wilt graag veel doen.
Ik wil graag iets zeggen over de manier waarop wij dat doen en over de Resultatenrapportage.
De minister is voldoende ingegaan op het jaarverslag. Het is politiek van karakter en er staan specifieke beleidsconclusies bij elke doelstelling. Ik heb vooral gepoogd nog meer onze eigen prioriteiten en de moderniseringsagenda in het jaarverslag te krijgen. Dat is te zien in de tabel op pagina 17. Ik wil daar nog verder mee gaan en heb daar gesprekken over met de Rekenkamer, bijvoorbeeld over de transparantie van ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben samengewerkt omdat de Rekenkamer, die zeer positief is over ons beleid, met ons ziet hoe ingewikkeld het is om de effecten van ontwikkelingssamenwerking precies vast te stellen. Dat is heel iets anders dan dat ze niet vast te stellen zouden zijn of dat er geen effecten zouden zijn, conclusies die vaak ten onrechte worden getrokken.
Een belangrijk punt daarbij is dat Nederland een van de spelers is. Dat betekent dat het echt niet zo simpel is als de heer Boekestijn zegt, dat je gewoon het geld verdeelt en dan ziet wat de resultaten zijn. Was het maar zo, dan zouden wij het veel makkelijker kunnen doen en hebben wij al die resultaatmetingen niet nodig.
Ten tweede hebben we, gelukkig, in de ontwikkelingssamenwerking geleerd dat we met lokale overheden moeten werken en dat resultaten zonder vraagsturing niet beklijven. Het gaat niet alleen om het meten van de hoeveelheid gebouwde scholen, maar ook om het verhogen van de kwaliteit van die scholen en ervoor zorgen dat ze financierbaar zijn op de middellange termijn, dus dat er een impact is op onderwijs en armoedebestrijding. Die zaken willen we kunnen meten en die metingen zijn van volstrekt verschillende aard: het is immers veel makkelijker om het aantal leerlingen te meten dan de kwaliteit van leraren. Het gaat hierbij om de bekende methodologische problemen.
Ten derde werken we op basis van de Parijsverklaring, met haar duidelijke criteria, ook voor de wijze van verantwoording: niet alleen hier, maar vooral ook daar. Daarin is veel geïnvesteerd. Verder wijs ik erop dat een aantal zaken van kwalitatieve aard zijn. Ik noem als voorbeeld de relatie tussen ontwikkeling en geweld jegens vrouwen. Die is gewoon moeilijk te meten, maar dat betekent niet dat wij hierin geen successen boeken. De plausibiliteit van verschillende aspecten van het beleid en van de input en output moeten hiervoor worden aangetoond. Ook moet het bekritiseerbaar kunnen zijn; dat heeft te maken met interventielogica. Maar iedereen zal begrijpen dat er geen eenvoudige meetcriteria voor dit soort zaken bestaan. Ook moet je kijken naar de tijdspanne waarin wordt gemeten: meet je na een jaar, een halfjaar of iets anders? Ik hoorde al een oproep om zelfs deelresultaten te gaan meten. Met alle respect: als we dat willen, moeten we daarvoor nog meer ambtenaren inzetten. Je moet altijd een redelijke balans weten te vinden tot datgene wat zinnig is voor de verantwoording, om ervan te leren en de hoeveelheid daarvoor in te zetten mensen. Bij de noodzakelijke verantwoording moet van een zekere mate van redelijkheid sprake zijn.
De statistieken zijn zeker ook niet onbelangrijk. Het is heel belangrijk dat we opdragen dat zaken worden gemeten, maar in de Democratische Republiek Congo of in Burundi bestaan geen statistieken. Samen met andere donoren doen wij veel aan het opzetten van actuele en betrouwbare statistieken. Nederland is ook een van de grootste donoren van base line data. Verder is de optelbaarheid van en de vergelijking tussen effecten lang niet altijd vanzelfsprekend: 1000 meisjes extra naar school in Afghanistan en 1000 extra in Indonesië zijn, vanwege de verschillende uitgangssituaties, kwalitatief volstrekt verschillende resultaten. Ik zou herover nog veel meer kunnen vertellen, maar vanwege dit alles zijn wij in Nederland bereid om goed te laten zien hoe wij het doen. Het jaarverslag laat zien welk geld wordt uitgegeven, hoe dat is gerelateerd aan beleidsdoelen – en die zijn in onze begroting steeds meer zichtbaar als prioriteiten – en ook willen we steeds beter en specifieker laten zien hoe met de resultaatmetingen wordt omgegaan.
Met name van de CDA-fractie kwam de forse kritiek dat het allemaal zo positief zou zijn geformuleerd. Ik kan zeggen: als we iets niet hebben gedaan, dan is het dat wel. Zo hebben wij in landencases en tekstboxen laten zien waar zaken moeizaam verlopen. In Jemen hebben we bijvoorbeeld samen met de vrouwenbeweging lang ingezet op vrouwenparticipatie via een quotum in de kieslijst, maar dat is uiteindelijk in het parlement afgestemd, dus het resultaat is nihil. In Bolivia is door Nederland ingezet op landrechten en productie van de private sector, maar dat heeft slechts op kleine schaal succes gehad: het inkomen van 15.000 huishoudens is verbeterd, maar ondanks dergelijke programma's is het grote wantrouwen tussen private sector en overheid aldaar vergroot. Wij gaan de samenwerking tussen de private sector en de overheid nu opnieuw en op een andere manier bevorderen. Hierover heb ik gesproken met de nieuwe Boliviaanse regering, maar het specifieke resultaat van de investeringen is voor mij teleurstellend. De minister van Buitenlandse Zaken heeft een aantal succesvolle projecten in Kenia genoemd die moeilijk meetbaar zijn. Wij hebben meegeholpen met het bezweren van de crisis aldaar, maar betekent dit dat de situatie in Kenia nu goed is? Nee, maar mogelijk hebben we wel verdere massaslachtingen voorkomen.
Al met al wijs ik erop dat wij hebben geprobeerd om eerlijk te schetsen wat wij doen. Ik vind dat Ontwikkelingssamenwerking dit behoort te doen. Dat maakt mij kwetsbaar jegens alle rovers op dit moment, die alleen het slechte nieuws van ontwikkelingssamenwerking willen laten zien en suggereren dat we alleen aan corrupte en bureaucratische regimes geld geven, die dat vervolgens in de eigen zak steken. Ik maak mijzelf daarmee kwetsbaar, maar dat maakt mij niet uit. Het gaat erom dat wij eerlijk verantwoording afleggen over wat wij doen.
Mevrouw Gill'ard sprak over het genderperspectief en verwees naar haar motie. De kern is dat in de planning en uitvoering van het beleid preciezer wordt bezien of de resultaten voor vrouwen en meisjes ook daadwerkelijk worden behaald. Dat geldt voor de specifieke vrouwenprojecten, maar ook bij de andere hoofdstukken. Ik heb in mijn brief gesteld dat ik, toen ik minister werd, op dat gebied weinig heb gezien aan evaluaties en controles. Dat betekent dat ik nu niet in staat ben om datgene te meten wat daarvoor bestond. Het beleid op dat terrein wordt nu geëvalueerd door de IOB. De motie was aanleiding voor mij om te besluiten dat op dit terrein overal waar dit mogelijk is, een inhaalslag moet worden gemaakt, hetzij via nulmetingen, hetzij via baselinemetingen, hetzij via kwalitatieve appreciaties. In een volgende Resultatenrapportage zal hierover dus nog gedetailleerder worden gerapporteerd.
De heer Boekestijn refereerde aan de stukken van het Center for Global Development over meetproblemen. Ik ken die stukken, ik heb ze juist gebruikt voor deze Resultatenrapportage. Het Center for Global Development is dan ook zeer geïnteresseerd in wat wij ermee hebben gedaan.
De heerBoekestijn(VVD)
Ik heb op dit moment duizend vragen, maar laat ik me tot één vraag beperken. Iedereen zal erkennen dat geweld jegens vrouwen ongelooflijk moeilijk is te meten. Ik begrijp dat daarover een IOB-rapport verschijnt. Dat is zeer belangrijk, maar stel – en dat is heel goed voorstelbaar – dat daar uitkomt dat ons beleid op dat gebied helemaal niet heeft gewerkt; wat gaan we dan doen?
MinisterKoenders
Stel dat uw theoretische geval juist zou zijn en we er helemaal naast zouden zitten, dan zijn er twee mogelijkheden: of we stoppen die programma's, want ze zijn niet effectief; of we leren van de evaluatie. Dat laatste is waarschijnlijker, want gelukkig zijn er eigenlijk geen programma's met een nulresultaat. Maar hoe zinvol de projecten tot nu toe zijn geweest, hoe meer leermomenten ze hebben geleverd en hoe beter je het probleem kunt aanpakken. Hetzelfde geldt voor de onderwijssector in Nederland: als je het onderwijs voor kinderen in Nederland wilt verbeteren en meetbaarheid moeilijk is vanwege sociale problemen, wordt met behulp van een enquête bezien wat er wel en niet goed wordt gedaan en worden er verbetervoorstellen gedaan; je gaat dan niet het onderwijs afschaffen.
MevrouwGill'ard(PvdA)
Enerzijds gaat het natuurlijk over het bereiken van resultaten, anderzijds ook over de meetbaarheid daarvan. De minister merkte op dat het meten van deelresultaten veel extra ambtenaren zou vergen. Mij gaat het er natuurlijk niet om, ambtenaren bezig te houden, maar wel om informatie. De minister gaf zelf toe dat resultaten soms moeilijk zijn te meten. Ik heb daarom een suggestie gedaan om onophoudelijk te kunnen blijven zoeken naar betere mogelijkheden. Het gaat mij dus niet om meer, maar wel om beter.
MinisterKoenders
Daar ben ik het wel mee eens en misschien heb ik u misverstaan. Wij doen dit nu tweejaarlijks. Ik ben trots op de mensen die dit voor elkaar hebben gekregen, wat het is echt een ongelooflijk karwei geweest, mede dankzij de vragen van de Kamer. Uiteraard kun je zoiets ook jaarlijks doen, maar dat lijkt me niet verstandig; niet omdat wij dat niet willen, maar omdat de balans tussen datgene wat je wilt bereiken en wilt leren en de investeringen daarvoor, daarmee verdwijnt. Uiteraard zijn onze mensen wel constant bezig met die programma's: zij kijken of het goed gaat, ze controleren op ijkmomenten. Uiteraard is daarmee sprake van een continu proces. Daarbij horen constante metingen, maar liefst wel zo zinnig mogelijk. Ik herinner me in dit verband de discussie over het MFS-stelsel. Ik was het er toen mee eens dat wij aan bepaalde niet-gouvernementele organisaties te veel informatie vroegen, om maar te kunnen laten zien dat het geld goed werd besteed. Daarna is er een zinnige balans gevonden tussen informatie en feitenverzameling, en meer evaluatie. Aan het adres van de heer Boekestijn, die daarover volgens mij een vraag stelde, zeg ik dat de informatie in de Resultatenrapportage over particuliere kanalen afkomstig is van evaluatiestudies van het eigen monitoringsysteem, dat in het vorige MFS is opgezet. In die rapportage worden vele gegevens opgevoerd, zoals die over Simavi dat in Bangladesh drinkwater en sanitatie heeft geleverd aan 4300 Bengali's.
Als de heer Boekestijn beweert dat deze organisaties tot nu toe "slechts" een 15%-evaluatiedoelstelling hebben, klopt dat. Wij hebben om dezelfde redenen dat percentage verhoogd. De discussie gaat nu over hoe snel dat moet en op welke manier. In de volgende Resultatenrapportage zal de Kamer veel meer duidelijk worden over de resultaten van de samenwerking tussen overheid en het maatschappelijk middenveld. Aan het adres van mevrouw Ferrier zeg ik dat de samenwerking met Partos volledig is geschied op basis van autonomie. Je kunt dit op allerlei manieren doen, wat hierbij ook is gebeurd.
Over nulmetingen heb ik voldoende gezegd. Ik was het eens met de vragen van de heer Boekestijn hierover. Ik wijs erop dat bij al onze interventies in principe sprake is van kwantitatieve of kwalitatieve nulmetingen of base lines, maar ook dat dit niet bij elk programma even gemakkelijk of zinnig is. Deze zijn immers noodzakelijk om de resultaten te kunnen meten en beoordelen.
Ik wil kort ingaan op de vraag over de IOB, omdat we daar regelmatig over spreken. Ik denk dat wij een belangrijk besluit hebben genomen. De heer Boekestijn vindt het niet ver genoeg gaan, maar ik vind dat we er goed aan hebben gedaan om de programmering van de IOB onafhankelijk te laten vullen door de directeur van de IOB. Ik vind dat echt een heel goede zaak. De invloed van de IOB wordt natuurlijk altijd bepaald door de kwaliteit van de uitgevoerde evaluaties; de bruikbaarheid ervan is daarom essentieel. De verantwoordelijkheid voor het gebruik van evaluaties ligt inderdaad niet bij de IOB; daarin ben ik het dus fundamenteel met hem oneens. Precies hetzelfde probleem zou anders namelijk weer kunnen ontstaan. De heer Boekestijn wil ze graag helemaal onafhankelijk hebben en vindt daarom dat we nog verder moeten gaan, ikzelf vind dat de organisatie al erg onafhankelijk is. Van belang is ook dat we nog moeten leren in hoeverre het zinnig is te werken volgens haar programmering, met een raad van advies die mij erover adviseert. Maar stel dat de IOB dit zelf dwingend zou moeten doen, dan ontstaat precies hetzelfde probleem: de IOB gaat dan weer zo'n rol vervullen en adviezen en beleid door elkaar gooien, waarmee meteen de onafhankelijkheid verdwijnt. Dit lijkt mij niet consistent met de wens van de heer Boekestijn. Ik denk dat we goed bezig zijn door er een volstrekt onafhankelijk panel van advies, dat mij kan adviseren, daartussen te zetten. Inderdaad kan de minister uiteindelijk beslissen, maar daarvoor is hij ingehuurd. Hij kan er desgewenst ook op worden aangevallen, of voor worden weggestuurd. Maar we kunnen geen onafhankelijke of bijna onafhankelijke IOB laten zeggen hoe het beleid moet worden uitgevoerd; dat zou echt een omkering van alle logica zijn.
Ik kom bij het voorschottenbeheer. Natuurlijk kan het altijd beter, maar ik wil hierbij ook wijzen op het rapport van de Rekenkamer. Die vindt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken het beheer van voorschotten voor ontwikkelingssamenwerking heeft verbeterd, vooral door het strikte toezicht van de concern controller. Zij constateert ook dat het ministerie nagenoeg alle oude voorschriften van de periode tot en met 2002 heeft afgewikkeld en dat het ministerie op dit punt een grote prestatie heeft geleverd. Vele mensen zijn met die controle bezig. Voor mij is de kernconclusie dat de problematiek van de oude voorschotten is opgelost; dat heb ik vorig jaar ook hier naar voren gebracht. Een aantal malen is opgemerkt dat die rapportages nog te afhankelijk zijn van de concern controller, misschien wel door onze instructies. Inmiddels is afgesproken dat elke directie prestatieafspraken maakt over het activiteitenbeheer, wat betekent dat elke directeur per kwartaal verslag uitbrengt aan de DGIS-leiding over de stand van zaken. De concern controller blijft dus nog wel zijn rol houden, maar minder direct dan nu. Tevens is aan leidinggevenden gevraagd om te stimuleren dat medewerkers actiever werken aan kennisontwikkeling. In de ontwikkelingssamenwerking spelen evenwel een aantal complicerende factoren, waaronder de samenwerking met meer donoren. Een en ander maakt kennisontwikkeling zeer belangrijk. Kritiek kan worden geleverd op de onzorgvuldigheid, die maakte dat het aantal fouten nog te groot is. Deze zijn echter alle tijdig gecorrigeerd, waardoor in de kern geen groot probleem is overgebleven. Maar wij zullen hierop letten. De oude voorschotten zijn opgelost en in het plan van aanpak ter verbetering van het voorschottenbeheer is vastgelegd dat in ieder geval 90% van alle openstaande rapportages van alle budgethouders binnen twee weken na vervaldatum moet zijn gerappelleerd. Ik vraag de Kamer hierbij wel om enige redelijkheid. Dit gaat over belangrijke dingen, maar er is ruimte voor een beetje relativering. De Rekenkamer schetst een positief beeld. Maar wat gebeurt er in een ambassade in Kaboel, of Islamabad, als medewerkers vanwege een veiligheidsprobleem twee weken hun werk niet hebben kunnen doen? In zo'n rapportage wordt dit dan als fout bestempeld en met een paar daarvan zitten we meteen in de gevarenzone. Ik zeg niet dat het goed is, maar laten we bij deze zaken de nodige redelijkheid betrachten. In algemene zin ben ik blij met de positieve evaluatie van de Rekenkamer en wij werken hier verder aan.
De vragen van mevrouw Ferrier over de kennis en ervaring binnen de BZ-organisatie zijn reeds beantwoord door de minister van Buitenlandse Zaken. Een en ander geldt ook voor de directe financiering door de ambassades. Dit debat hebben wij al gevoerd. Ik wijs erop dat wij ambassades niet vragen om het werk over te doen van de MFS-organisaties; die hebben de expertise om organisaties te begeleiden en wij gaan daar niet tussen zitten. Ik wijs erop dat veel zuidelijke organisaties het liefst direct met ons werken, en dat betekent dat daarvoor ruimte moet worden gecreëerd. Ik herhaal mijn toezegging dat ambassades daarvoor voldoende zijn uitgerust of zullen worden. Wij kiezen in dezen dus voor een beperkte rol, bijvoorbeeld een groep ngo's die over accountability gaan, en helpen via donor trust funds of gezamenlijk werk met andere donoren. Een en ander brengt geen zware beheerslast mee.
Mevrouw Ferrier stelde nog een vraag over SSR en DDR. Ik ben voor een regionale politieke benadering. De discussie over het ontwapeningsprogramma heeft verschillende ontwikkelingen opgeleverd in Rwanda, Burundi, Oeganda en de Democratische Republiek Congo. Om het proces op snelheid te houden, is het belangrijk dat de ontwapening plaatsvindt binnen een lokale context; daar kan het best worden bepaald en geregistreerd om hoeveel mensen het gaat en wat hun alternatieven zijn in termen van andere banen en training. Het is dus gewoon zinniger om dit per land te doen.
Mevrouw Gill'ard vroeg mij of voldoende wordt geïnvesteerd voor de realisatie van de 50 miljoendoelstelling, omdat de Resultatenrapportage duidelijk maakt dat er programma's lopen die 26 en 31 miljoen mensen aan veilig drinkwater en betere sanitatie helpen. Juist vanwege dit soort rapportages zal dit jaar 40 mln. worden geïnvesteerd in nieuwe programma's, welke direct bijdragen aan de 50 miljoendoelstelling. Daarbij komen nog de programma's die zullen worden gefinancierd uit het ORIO, waarbij water en sanitatie in vrij veel partnerlanden als sector gelden. Die partnerlanden hebben overigens in het algemeen een vierjarige horizon, dus het is niet zo gemakkelijk en realistisch om programma's voor een langere tijd, dus tot 2015, aan te gaan. Met de huidige geleidelijke aanpak kan worden gezien wat het effectiefst en efficiëntst is. Die is dus flexibel, maar wel gericht op dezelfde doelstelling. Hetzelfde geldt voor de hernieuwbare energie. Het pakket voor 500 mln. aan hernieuwbare energie is in de Kamer uitgebreid aan de orde geweest. Er zijn verschillende redenen voor de vertraging. De aandacht hiervoor bij de partners en bij de ministeries voor energie en milieu in de desbetreffende landen loopt enigszins achter. Het betreft ook nieuwe programma's, waarmee vrij veel geld is gemoeid. Ze vereisen constante zorgvuldigheid, multilateraal en bilateraal, dus we moeten er niet te snel mee gaan. Ik denk dat het dit jaar op stoom komt. Vanwege de bezuinigingen en de verschuiving tussen 2010 en 2011 is er meer ruimte om dit uit te voeren.
Ik ben zeer bereid om contact op te nemen met Zweden en zal dit ook doen. Inmiddels heb ik erover gesproken met de Zweedse minister, maar ook Denemarken is zeer actief. Het is zeer interessant dat het MDG3-fonds internationaal wordt gezien als hét voorbeeld dat men graag wil internationaliseren. Wij zullen bezien of dit mogelijk is.
Ik kijk heel anders aan tegen de Schoklandakkoorden dan de heer Van Bommel. Ik denk dat dit een van de meest succesvolle manieren van moderne ontwikkelingssamenwerking is. De twee rondes hebben geleid tot de toekenning van 28 voorstellen, voor een totaalbedrag van bijna 48 mln. Van partnerorganisaties is een minimale bijdrage vereist van 60%. De toegekende 48 mln. uit het Schoklandfonds mobiliseert veel meer, en die hefboom is ook de bedoeling: op zijn minst 72 mln. staat in mijn stukken, maar volgens mij in werkelijkheid fors meer. De additionele hefboom zorgt ervoor dat in beginsel nog eens 40 mln. aan private middelen wordt gemobiliseerd voor ontwikkelingsdoelstellingen. Dit alles is gedaan in verband met de millenniumontwikkelingsdoelen; vandaar ook dat de meting en de prioriteitstelling zo belangrijk is. Hoe kunnen we niet-traditionele partners én traditionele partners hiervoor in een nieuwe samenwerkingsvorm brengen? Samenwerking op zich is ook een doel in het nieuwe MFS-stelsel. Het Schoklandakkoord is van veel eerder en heeft betrekking op heel andere typen voorstellen. Ik denk aan de particuliere kanalen bij democratisering, mensenrechten, maar ook bij service delivery en dergelijke. Inderdaad betreft het vloeiende schalen die op termijn best in elkaar zouden kunnen overgaan, maar op dit moment is dat niet het geval.
Ook deel ik de mening niet dat wij het bedrijfsleven, bijvoorbeeld Philips, spekken om een markt in Afrika te vinden. Ten eerste heb ik er geen problemen mee; ik denk dat het eerder een probleem is dat veel bedrijven niet in Afrika zitten dan wel, omdat men daar gewoon maatschappelijk verantwoorde investeringen en werkgelegenheid nodig heeft. Ten tweede betrof die opmerking over de lamp van Philips waarover de heer Van Bommel las, een opmerking mijnerzijds. De kritiek kwam dus juist van mij: ik vond destijds die lamp veel te duur. Inmiddels is er het een en ander veranderd. Natuurlijk gaat het om relatief kleine bedragen, maar het werkt als volgt. Wij geven niet direct aan Philips geld en Philips ook niet aan ons, maar wij financieren parallel, met een aantal vrij grote spin-offeffecten. Dat betekent niet dat Philips, bijvoorbeeld, straks die markt moet overnemen. Wij werken samen met ngo's die verantwoordelijk zijn voor de distributiekanalen. In een land als Ghana zitten dorpen in het donker; mensen kunnen 's avonds niets aan activiteiten doen of televisie of radio volgen omdat er vaak geen verlichting of zelfs elektriciteit is. De particuliere sector alleen kan het niet tot stand brengen, omdat de koopkrachtige vraag onvoldoende is en tegelijk de distributie buitengewoon ingewikkeld is: je moet de lokale markt kennen en de afstanden zijn zeer groot. Via ngo's hebben wij geïnvesteerd in de distributie van de lampen. Ik heb daarbij overigens aangetekend dat die distributiekanalen niet alleen voor Philips mogen zijn en daar hoort uiteraard een concurrentiebeding bij. Je ziet dus nu een opschaling van de – letterlijk en figuurlijk – verlichting in Afrika, via het opzetten in ontwikkelingslanden van een bepaald product, distributiekanalen die veel werkgelegenheid creëren en overige effecten. En natuurlijk kijken we heel goed naar de sociale kosten en de private opbrengsten: we laten niet de sociaal problematische zaken door de overheid betalen, terwijl de winsten naar het bedrijfsleven gaan. Overigens kan ik verzekeren dat er op dit ogenblik geen winst voor Philips in zit. Het gaat erom dat er een katalyserende manier van werken wordt gevonden, die ervoor zorgt dat dit kernprobleem wordt opgelost. In Nederland en Europa is dat overigens net zo goed door de private sector opgelost en wordt de verlichting ook door private partijen verzorgd. Ik spreek bedrijven aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. De discussie daarover vind ik wel interessant, maar niet voldoende. Ik vind dat het voor een aantal bedrijven de core business moet zijn om in Afrika te werken; anders is het een hype voor de hoogconjunctuur.
De heerVan Bommel(SP)
Ik stel vast dat de minister met zijn antwoorden in ieder geval de rationaliteit wel ziet van mijn kritiek op de positie van een particuliere ondernemer die, natuurlijk vanwege het eigen economische belang, rekening moet houden met marktaspecten. Nu hebben we het echter over de inzet van de regering, in haar poging om een rol te spelen in de bestrijding van het ontbreken van elektriciteit en elektrisch licht, wat van groot belang is voor tal van millenniumdoelstellingen. Tegen die achtergrond heb ik uw inzet bevraagd en bekritiseerd. In de media stond niet dat die opmerking over de hoogte van de prijs uit de mond van de minister kwam. Het kan best zijn dat hij het daarmee eens is, vandaar mijn concrete vraag: wat betekent het als wordt geconstateerd dat zo'n product kan worden geleverd voor $17 tot $20 en Philips iets levert wat uiteindelijk $70 kost?
MinisterKoenders
Dit was in het begin van het project aan de orde. Philips was destijds ook niet blij met mijn opmerkingen hierover. Zo zie je maar weer dat het niet een pot nat is.
De heerVan Bommel(SP)
Het wordt u niet aangerekend, hoor.
MinisterKoenders
De prijs is inmiddels aanmerkelijk verlaagd. Ik wijs er hierbij op dat de vormgeving van het project niet betekent dat er maar één product in de markt wordt gezet. Lokale mensen verzorgen de distributie: zij rijden gewoon met een vrachtwagentje de dorpen langs, doen aan onderhoud van de lampen en moeten hun geld verdienen. Wij zijn zeer beducht voor de problemen die u signaleerde. Ik vraag hiervoor ook de steun van de SP-fractie. Het gaat om een relatief klein bedrag in het kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. In de huidige mondiale crisis zorgen wij nog voor een van de zeer weinige kapitaalstromen aan landen die nu worden getroffen door een crisis waar zij part noch deel aan hebben; dat is de diepe onrechtvaardigheid van het huidige stelsel. Hoe dan ook, de publieke sector zal dit niet alleen kunnen, dus wij hebben hierbij andere spelers nodig.
De heerVan Bommel(SP)
Dat was niet mijn kritiek; mijn kritiek betrof deze concrete casus. Ik herhaal mijn concrete vraag: waar is het met dat product op uitgekomen? Zo kan ook de Kamer een beeld krijgen van wat dit betekent voor de praktijk in Afrika.
MinisterKoenders
Uiteraard wordt dit ook geëvalueerd, dus de Kamer ontvangt hier nog informatie over. Houdt u mij niet aan een paar euro, maar ik geloof dat het € 17 was, dus aanmerkelijk minder.
Ik kom bij de vragen over het NIMD. Ik vond dit meteen een ernstige zaak. Het was ook het enige waarin ik het niet eens was met de kritiek van de Rekenkamer: als er een regering was die daar direct heeft ingegrepen, was het namelijk de onze. Hier speelt om een groot probleem. Het NIMD is een organisatie die werkt met politieke partijen. Ik vind die zeer belangrijk voor het beleid, bijvoorbeeld in verband met democratisering en goedbestuurprojecten. Ik zeg dit ook aan de heer Boekestijn, die kennelijk vóór het NIMD is maar tegen goedbestuurprojecten. De essentie is democratisering en goedbestuurprojecten, dus ik vraag om enige consistentie in dezen. Naar aanleiding van onrechtmatige uitgaven in de periode 2003-2006 heb ik inderdaad voor mijn aantreden de subsidie verlaagd met een bedrag van € 781.000. Daarvan was € 378.000 subsidiabel in 2007-2010. Dat moet nu worden bezuinigd op de goedgekeurde begroting, op dezelfde budgetlijnen in de lopende subsidie, dus de institutionele kosten van het NIMD zelf. Een groot bedrag van € 402.000 resteert en dat moet worden terugbetaald, tenzij het NIMD voldoet aan strikte voorwaarden voor kwijtschelding. Deze juridische formulering betekent dat het afgelopen is met het NIMD als het nu moet terugbetalen; dan is het gewoon failliet. Om dat te voorkomen, moet er daar heel wat veranderen.
De Rekenkamer ziet dat er fors is ingegrepen en ziet dat als positief. In de lopende subsidieperiode wordt het NIMD gehouden aan geoormerkte jaarlijkse begrotingen en sancties in de bevoorschotting; op het ogenblik zijn er alleen maar bevoorschottingen voor hooguit twee maanden. Het NIMD is verder verplicht om te bezuinigen in verband met de door te schuiven uitgaven uit 2006. Wij volgen het door ons opgestelde plan van aanpak op de voet, dat betrekking heeft op een groot aantal zaken zoals de positie van de directeur van het NIMD, die geen verantwoordelijkheid meer mag dragen voor financiële beslissingen, en op vele andere elementen. Er zal ook geen sprake zijn van kwijtscheldingen voordat een extern en onafhankelijk onderzoek is afgerond. Pas daarna zullen de mogelijkheden van kwijtschelding worden bezien. Gezien de omstandigheden had de regering geen alternatief dan fors in te grijpen. Ik betreur dat, want het NIMD is een strategische partnerorganisatie bij de ondersteuning van democratiseringsprocessen wereldwijd. Ik begrijp dat dit in de Kamer niet gemakkelijk kan vallen, maar als beheersregels niet worden gevolgd, grijp ik in. Dat is hierbij ook gebeurd.
De voorzitter:
Er staat nog een vraag open van de heer Van Bommel aan de minister van Buitenlandse Zaken.
MinisterVerhagen
Voorzitter. Mijn excuses dat ik die vraag niet in eerste termijn heb beantwoord. Ik ben blij dat u mij de gelegenheid geeft alsnog in te gaan op de vraag, dit in aanvulling op het antwoord dat wij hebben gegeven op de schriftelijke vraag 37.
Wij hadden in eerste instantie de gedachte dat er van een aantal landen meer troepen naar Uruzgan zouden komen. Dat betrof met name Georgië. Om u welbekende redenen hebben wij daarvan afgezien. Wij hebben dat met de Kamer besproken in de discussies die wij nadien over de kwartaalrapportages over Afghanistan hebben gevoerd. Daartegenover staat dat een land als Slowakije aanmerkelijk meer troepen heeft geleverd dan in eerste instantie was voorzien. In eerste instantie had Slowakije voorzien de Nederlandse troepen in Uruzgan met 85 man te versterken. Op basis van het gezamenlijke bezoek dat ik met mijn Slowaakse collega heb gebracht aan Tarin Kowt en Kamp Holland, heeft Slowakije besloten er 350 mensen heen te sturen. Dat is aanmerkelijk meer. Het totale aantal mensen van andere landen in Uruzgan is dus fors toegenomen en gaat boven de aanname uit die wij in de discussie rond de verlenging van onze aanwezigheid in Uruzgan hebben gedaan, gezien de aantallen die Slowakije, Frankrijk en vooral Australië hebben geleverd. Ook zijn er extra Nederlandse troepen naar Uruzgan gegaan. Daarover is recent een discussie met de minister van Defensie gevoerd.
De heerVan Bommel(SP)
Ik stelde mijn vraag niet gericht op verantwoording over het verleden, maar op de toekomst en het nieuwe weegmoment. Internationaal blijft men achter bij wat er gehoopt is en zeker bij wat er voor de toekomst wordt gevraagd.
MinisterVerhagen
Ik denk dat het bij een wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2008 niet gepast is om een discussie te voeren over weegmomenten. Ik begrijp dat de heer Van Bommel eager is om wederom over de toekomst te spreken, maar wij zullen dat doen op het geëigende moment.
De voorzitter:
Dat antwoord is duidelijk. Wij gaan nu over naar de tweede termijn van de Kamer. Ik ga u inperken qua tijd en geef u twee minuten per fractie.
De heerBoekestijn(VVD)
Voorzitter. Ik dank de ministers voor hun antwoorden. Ik zal proberen zo puntig mogelijk te zijn. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt dat het Center for Global Development ons al heel hoog rankt. Dat is waar, maar er zijn drie tegenargumenten. Datzelfde Center for Global Development is heel duidelijk op het punt van onafhankelijke beleidsevaluatie. Easterly schrijft daarover, evenals Nancy Birdsall en Todd Moss. Het woord "bruikbaarheid" dat nu via het expertpanel naar binnen komt, betreur ik zeer. Het kan heel goed zijn dat door middel van de vermeende geringe bruikbaarheid van evaluatieadviezen een advies niet wordt opgevolgd. Dat is in strijd met wat de denkers van het Center for Global Development zeggen.
Er wordt heel vaak gezegd dat ontwikkelingssamenwerking de meest geëvalueerde sector is. Hoe komt het dan dat de Algemene Rekenkamer keihard zegt dat de transparantie van het ministerie te wensen overlaat en het ministerie veel sterkte toewenst om dat te gaan verbeteren? Ik vond de Algemene Rekenkamer overigens zeer mild. Ditzelfde gold voor Defensie. Daar is een parallel proces te zien. De Algemene Rekenkamer adviseert om de deskundigheid te verhogen en om nieuwe mensen te werven. Ik heb van beide ministers niet gehoord dat zulks gaat gebeuren en dat betreur ik.
Er is nog een laatste argument waarom ik denk dat de evaluaties veel beter zouden kunnen. De input van de Resultatenrapportage was van de ngo's. Wij hebben van ons vorige debat geleerd dat de input bij de evaluaties van de ngo's buitengewoon gebrekkig is verlopen. De input van de ngo's was voornamelijk kwalitatief van aard en niet kwantitatief. Die kan gemakkelijk worden verhoogd. Op dat punt wil ik de minister overigens wel prijzen. Ik heb dat al eerder gedaan. Het feit dat hij kiest voor 75% vind ik zeer moedig, maar de reacties van de ngo's op die eis vond ik teleurstellend en buitengewoon onverstandig voor het draagvlak.
MevrouwFerrier(CDA)
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de uitvoerige beantwoording. Ik wil nadere informatie over enkele punten. Zijn de samenhang en de effectiviteit van het beleid van ontwikkelingssamenwerking vergroot door de 3D-benadering? Je wilt natuurlijk dat het 3D-beleid meer is dan de som der delen. Kunnen wij daar grip op krijgen? Ik hoor het graag.
Ik begrijp van de minister dat er bij de aanbesteding al sprake is van centralisering. Er is een coördinerend directeur, maar hoe lang is die er al en waarom heeft dat nog geen effect gehad? Ik heb de minister horen zeggen dat de Europese regelgeving uitermate complex is. Begrijp ik goed dat de minister eventueel bereid zou zijn om bij de EU aan te kaarten of de regelgeving wat gemakkelijker kan?
De regionale support offices zijn voor mij nieuw. Krijgen wij daarover meer informatie? Ik kan mij er nu niet echt een beeld bij vormen. De Peace Building Commission is voor de CDA-fractie een belangrijke commissie. De specifieke Nederlandse betrokkenheid bij Sierra Leone vinden wij heel belangrijk. Wij vinden dat er voor de landen die donor orphans zijn, die zich nog niet kwalificeren voor partnerland en steeds terugvallen in conflicten, specifieke inzet nodig is. Kan ik daarover meer informatie krijgen, want ik vond die zeer summier?
Een vraag van mij die niet is beantwoord en waarop ik echt antwoord wil, is hoeveel ambassades uitgeven aan de directe financiering van maatschappelijke organisaties. De vraag wordt zogenaamd beantwoord bij vraag 63, maar ik vraag de minister daarin inzicht te geven, want dat heb ik nu absoluut niet.
Laat het ten aanzien van de Resultatenrapportage duidelijk zijn dat ik er geen moment aan heb getwijfeld dat er eerlijke informatie in zou staan. De minister zei dat vandaag de dag alleen het slechte nieuws ertoe lijkt te doen in het ontwikkelingsdebat. Wij moeten niet doorschieten naar de andere kant en alleen de goede dingen belichten. Daarvoor kunnen wij te veel leren, zoals de minister zelf al heeft gezegd.
Tot slot mijn complimenten voor iedereen die aan dit prachtige boekwerk heeft gewerkt. Ik had het fijn gevonden als het een iets handzamer formaat had gekregen, zodat ik het gemakkelijk in een envelop naar mijn vrienden en kennissen had kunnen sturen om te laten zien hoe goed het resultaat is.
De voorzitter:
Wellicht is rekening gehouden met het achteruitgaande optische vermogen van de Kamerleden.
MevrouwGill'ard(PvdA)
De laatste boodschap was luid en duidelijk te horen. Je kunt het rapport op deze wijze in ieder geval niet vergeten. Ik vind het heel toegankelijk, niet alleen voor Kamerleden, maar ook voor een breed publiek. Complimenten en dank daarvoor!
Ik heb een vraag over de negen onvolkomenheden. De ministers hebben mij overtuigd van het feit dat er een goede inzet is om die onvolkomenheden te verminderen. Hoeveel van de negen minnetjes zien wij volgend jaar veranderd in een plusje?
Complimenten ook voor het samenwerken met de Algemene Rekenkamer op het terrein van transparantie in het beleid van Ontwikkelingssamenwerking. Dat is een heel goede stap voorwaarts. Beide organisaties hebben gescheiden rollen, maar ik vind het toe te juichen dat er wordt samengewerkt om de transparantie te verhogen.
Er is wat ons betreft geen discussie over nut en noodzaak van het NIMD. Toen ik hoorde dat het in Jemen niet gelukt was, dacht ik: hadden wij daar maar veel meer inzet vanuit het NIMD gehad om de politici daar te overtuigen om voor zo'n wet te stemmen. Het NIMD heeft wel degelijk zijn nut. Ik neem aan dat er reguliere evaluaties van het NIMD zijn, zodat wij door verbeteringen de resultaten wel halen.
Ik vraag de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of hij iets meer informatie kan geven over tuberculose. Juist deze ziekte is een bedreiging, ook in Europa. Het is niet alleen zijn verantwoordelijkheid; maar ook die van de minister van Volksgezondheid. Wij zijn een grote donor van het Global Fund, waaronder TBC ook valt. Er moet internationaal meer aan worden gedaan.
De heerVan Bommel(SP)
Voorzitter. Het debat is bedoeld om te kijken of middelen en doelen goed op elkaar aansluiten. Dat moet je meten. Bij meten zijn er twee aspecten van groot belang: validiteit en betrouwbaarheid. Wanneer de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zegt dat dit de best geëvalueerde sector van de overheidsbegroting is, vind ik dat een beetje te gemakkelijk.
MinisterKoenders
Ik heb gesproken over de meest geëvalueerde sector.
De heerVan Bommel(SP)
Aha! "Best" zegt iets over de kwaliteit en die kan nog wel eens worden gehinderd door niet-valide instrumenten. Als je immers met een weegschaal iemands lengte probeert te meten, kan de weegschaal heel betrouwbaar zijn, maar de uitkomst van de meting zal dat per definitie niet zijn.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking is tevreden over het voorschottenbeheer. De Algemene Rekenkamer constateert echter dat er ondanks inspanningen geen werkelijke verbeteringen in de resultaten zijn en de verantwoording daarvan.
Bij de huisvestingskwestie heb ik verwezen naar het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin wordt gesproken over vijftien posten die het huurbudget met meer dan 20% hebben overschreden. De minister spreekt over de situatie per saldo: 5% korting en 5 mln. minder uitgegeven. Dat is prachtig, maar wij moeten ook over de onvolkomenheden spreken. Een van die onvolkomenheden is dat van de vijftien posten die het budget hebben overschreden, er bij negen geen toelichting op die overschrijding is gegeven. Daarop vraag ik een reactie.
Dan de kwestie met de vliegtickets. Volgend jaar wordt aangetoond of een en ander goed is geïmplementeerd.
Zoals ik in eerste termijn heb gezegd, heb ik met betrekking tot de onrechtmatige verplichtingen Europese aanbestedingen alle begrip voor zaken die moeten gebeuren voor de veiligheid van onze mensen. De minister heeft met mij gezegd dat de regels moeten worden aangepast. Dat kunnen wij niet in Nederland, dat moet de minister in Brussel gaan bepleiten. Andere landen zullen op dezelfde wijze tegen die Europese aanbestedingsregels aanlopen. Zij hebben dezelfde problemen. Dat kan niet anders. Kan de minister toezeggen dat hij dit in Brussel gaat bepleiten?
Ik ben blij met de opmerking van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat het NIMD feitelijk al aan de ketting ligt. Er komt een extern onderzoek naar de gerealiseerde verbeteringen, zo staat in het rapport in reactie op de Algemene Rekenkamer. Toch vind ik dat er meer moet gebeuren, niet om een faillissement van het NIMD te bespoedigen, maar om kritisch te kijken naar het functioneren van het instituut als zodanig. De SP-fractie vindt dat er een onafhankelijke en volledige evaluatie van het gehele beheer moet komen en niet alleen van de gerealiseerde verbeteringen. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Algemene Rekenkamer ondanks intensief toezicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken ernstige tekortkomingen in het beheer van het NIMD constateert;
constaterende dat het NIMD deze tekortkomingen afdoet als "administratieve omissie" en dat de resultaten van het toezicht vooralsnog niet zichtbaar zijn in 2008;
verzoekt de regering, een onafhankelijke en volledige evaluatie van het beheer van het NIMD uit te laten voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (31924-V).
De heerVan Bommel(SP)
Ik stel vast dat hetgeen in de motie wordt gevraagd, in het verlengde van het beleid van de regering ligt en verwacht een positief advies op de motie.
De andere kwestie betreft de rol van politieke partijen. De SP-fractie vindt dat die rol moet worden geëvalueerd en dient hiertoe de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Kamerleden met enige regelmaat werkbezoeken afleggen in ontwikkelingslanden in het kader van de activiteiten van het NIMD;
van mening dat nut en noodzaak van dergelijke werkbezoeken discutabel is;
verzoekt de regering, een onafhankelijke en volledige evaluatie uit te laten voeren naar de rol van politieke partijen in het NIMD,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (31924-V).
De heerVan Bommel(SP)
Ik sluit af met dank voor de nadere prijskaartjes die door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zijn geleverd met betrekking tot lampen in Afrika.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
MinisterVerhagen
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de opmerkingen in tweede termijn. Ik hoop dat de heer Van Bommel, als hij ons langs de meetlat legt, ons op een goede wijze weegt en ook onze activiteiten op een goede wijze weegt. Ik geef meteen een reactie op de opmerking van mevrouw Gill'ard op het aantal plusjes en minnetjes. Ik vraag bij het wegen niet alleen te kijken naar aantal, maar ook naar ernst. Op dat punt verwijs ik naar het feit dat het aantal tolerantieoverschrijdingen nul is. Dat zegt iets over de ernst. Het laat onverlet dat je moet werken aan een verbetering. Het streven is om volgend jaar een lager aantal onvolkomenheden te hebben.
De heer Van Bommel vraagt naar de huurcontracten en overschrijdingen van een vijftiental posten, waarvan er bij negen geen toelichting is gegeven. Ik dank hem voor de toelichting dat het hem specifiek gaat om de vijftien posten waarop een overschrijding heeft plaatsgevonden. Dat is inderdaad waar. Een deel van die overschrijdingen zal blijven plaatsvinden. In het verleden zijn huurcontracten afgesloten die niet conform de regels waren. Wij kunnen lopende huurcontracten niet eenzijdig beëindigen. Lopende huurcontracten worden dus gerespecteerd. Na alle vertrekkende medewerkers worden andere woningen gehuurd die wel voldoen aan de regels. Op dat punt zijn wij vrij strikt.
Bij een negental posten is de overschrijding niet expliciet toegelicht. Daarop is actie ondernomen door thematische controles en aanvullende vragen. Wij vinden dat zulks hoort te geschieden. Ik heb dat duidelijk gemaakt op de mij welbekende wijze.
Mevrouw Ferrier vraagt naar de centrale directeur inkoop. Het feit dat wij een centrale directeur inkoop hebben, heeft wel degelijk effect gehad. Die centrale directeur heeft een structuur neergezet op basis waarvan nagenoeg alle bestedingen volgens de regels plaatsvinden. Ik heb al geschetst dat een 120-tal wel goed was en een viertal niet. Ik zeg toe dat ik de minister van Economische Zaken zal vragen om te kijken of op het punt van veiligheid de regels kunnen worden aangescherpt, zodat daarmee rekening kan worden gehouden.
Een tweede element is voor ons zelf van toepassing en is ook door de Algemene Rekenkamer geconstateerd. De Algemene Rekenkamer vraagt vooral aandacht voor het tijdig aanmelden van een verzoek om gebruik te maken van een uitzondering. In dit geval had men dat kunnen doen. Als er vanwege veiligheidseisen een uitzondering moet worden gemaakt, had men dat tijdig moeten melden. Dat kan inderdaad beter. De centrale directeur inkoop was in het verleden meer adviserend, maar wordt nu meer sturend en krijgt daardoor meer grip op het werkelijke proces. Daardoor zal een en ander moeten kunnen verbeteren.
Over die twee elementen doe ik een toezegging. Ten eerste zal ik actie nemen richting de minister van Economische Zaken. Ten tweede kan er door meer sturende bevoegdheden van de centrale directeur inkoop op een tijdig moment gebruik worden gemaakt van de uitzondering, zodat men niet met een onvolkomenheid wordt geconfronteerd.
Mevrouw Ferrier vraagt naar de UN Peace Building Commission. Nederland vindt de UN Peace Building Commission heel belangrijk. Het feit dat onze permanente vertegenwoordiger bij de VN in New York zich hiervoor stevig inzet, geeft dat aan. Wij hopen de rol van de commissie te versterken in alle landen waarin die actief is. Sierra Leone is een van de grootste ontvangers van het Peace Building Fund. Er komt 35 mln. uit, een fors bedrag. Wij dragen, gelet op het feit dat wij het voorzitterschap hadden, eenmalig rechtstreeks bij. De minister-president en ik hebben dat vorig jaar toegezegd en er ligt nu een concreet plan voor ongeveer 1 mln. De activiteiten moeten een financiering krijgen via het fund.
Overigens is Sierra Leone een land waar het gaat om het tegengaan van straffeloosheid. De verzoening tegelijk met het tegengaan van straffeloosheid is een voorbeeld dat in andere landen in Afrika navolging kan vinden. Ik heb met betrekking tot het tegengaan van straffeloosheid en het feit dat niemand boven de wet staat in relatie tot de discussie van het Internationaal Strafhof, niet alleen samen met El Salvador maar ook met mijn collega van Sierra Leone, parallel aan de laatste AVVN een speciale sessie gehad over het tegengaan van straffeloosheid en de noodzaak om het Internationaal Strafhof op dit punt fors te ondersteunen.
De heerVan Bommel(SP)
Voorzitter. Ik heb een expliciete vraag gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken over de EU-aanbestedingsregels. Gaat hij dat punt aan de orde stellen in Brussel? Die vraag heeft de minister niet beantwoord.
MinisterVerhagen
Ik ga daar niet over. Ik heb gezegd dat ik de minister van Economische Zaken zal verzoeken om dit aan de orde te stellen. U kunt niet zeggen dat ik geen antwoord heb gegeven. U hebt dat antwoord gemist.
MinisterKoenders
Voorzitter. Ik dacht de vraag van de heer Boekestijn met betrekking tot het Center for Global Development te hebben beantwoord. Wij zijn goed bekend met het CGD. Wij hebben een samenwerkingsovereenkomst met deze organisatie, die bij ons hoog aangeschreven staat. Als onderdeel daarvan wisselen wij onderling stafleden uit. Het onderzoek van het CGD naar de meetdata en de attributieproblemen bij de studie van hulpeffectiviteit is bekend en verwerkt in onze Resultatenrapportage.
Over onafhankelijkheid van evaluaties hebben wij al veel gesproken. Ik weet niet of wij het echt eens worden. Wat mij betreft is onafhankelijkheid cruciaal en ik meen dat wij die in het geval van de IOB goed hebben geborgd. Ik wijs op het feit dat de Afrika-evaluatie door de Kamer is omarmd vanwege het feit dat die zo kritisch was over mij. Daaruit blijkt maar weer eens hoe onafhankelijk de IOB kan opereren.
Daarnaast voert de IOB impactevaluaties uit, waarin de methoden van onderzoek die door het CGD zijn bepleit, worden toegepast. Er zit een zekere mate van inconsistentie in de manier waarop de formuleringen naar voren worden gebracht. De directeur van de IOB is totaal onafhankelijk in het bepalen van de agenda en in de uitvoering van de evaluatie. Er zijn bijvoorbeeld ook verzoeken uit de Tweede Kamer. Dan ben je dus ook al niet onafhankelijk, want dan zou je moeten zeggen dat je niets te maken hebt met die Tweede Kamer. Daaruit blijkt wel dat het heel belangrijk is dat de organen die over ontwikkelingssamenwerking gaan, wel iets met de programmering te maken mogen hebben.
Er bestaat volgens mij geen organisatie in de wereld waar een evaluatiedienst vervolgens het beleid gaat bepalen. Een evaluatiedienst evalueert en doet vervolgens aanbevelingen aan degene die verantwoordelijk is. Als dat niet zo is, neemt een evaluatiedienst de positie van een minister of een leidinggevende over. Dan heb je geen onafhankelijke evaluatiedienst, maar een dienst die eigen belangen krijgt bij de uitvoering van het beleid. Ook daar zie ik de consistentie van het betoog van de heer Boekestijn niet.
Met betrekking tot de directe financiering inzake ngo's is er onderzoek gedaan door het Centre for International Development Issues Nijmegen (CIDIN). Dat gebeurt in 29 partnerlanden, waarvan in 7 marginaal. Het onderzoek van het CIDIN is gedaan in 29 van de 36 partnerlanden. In 7 van de partnerlanden is de financiering lager dan € 10.000.
MevrouwFerrier(CDA)
Ik weet niet of de minister mijn vraag goed heeft begrepen. Hoe veel wordt er per ambassade aan directe financiering uitgegeven? Heeft het CIDIN dat onderzocht?
MinisterKoenders
Wij hebben in onze begroting een totaal staan van 125 mln. Ik geef u net een overzicht van waar dat geld terechtkomt.
Ik dank mevrouw Ferrier voor de complimenten inzake de Resultatenrapportage. Wij zullen nog eens naar het formaat kijken.
Mevrouw Gill'ard vraagt naar de TBC. Ik ben bang dat de MDG op MDG6 niet wordt gehaald. Toename van resistentie is een groot probleem en leidt tot hogere behandelkosten. Dat is het grootste probleem dat wij zien bij TBC. Zoals bekend, is TBC de voornaamste oorzaak van sterfte onder hiv-patiënten. Daarom ligt er zo'n relatie tussen die twee zaken. Via de algemene gezondheidszorg, maar ook via multilaterale fondsen en maatschappelijke organisaties zetten wij daarop in. Door de relatie die TBC heeft met hiv/aids zal preventie van hiv ook hier uiteindelijk effect sorteren. Ook dat loopt via de basisgezondheidszorg en speciale multilaterale programma's, waaronder UNAIDS en het Global Fund.
De heer Van Bommel heeft twee moties ingediend. Beide betreffen het NIMD. Aangezien beide moties zeer betrokken zijn op de rol van politieke partijen, wil ik het oordeel aan de Kamer overlaten. Het betreft in de kern een project dat destijds mede op verzoek van de Kamer is opgezet. Ik hecht aan het belang van het NIMD voor mijn ontwikkelingsstrategie. Ik betreur het dat ik fors heb moeten ingrijpen. Ik zou de moties niet willen lezen als kritiek op mijn beleid. Ik vind dat wij fors hebben ingegrepen.
Wij doen in feite wat de eerste motie vraagt. Het is dus aan de Kamer om te bepalen of die nodig is. Wij hebben de tekortkomingen geconstateerd en gezegd dat het anders moet. Dat is een fors plan van aanpak. Ik heb gezegd wat het betekent voor de positie van de directeur en voor het interne beheer. Op dat punt zal een onafhankelijke en volledige evaluatie plaatsvinden. In die zin zou men kunnen zeggen dat de motie overbodig is, behalve als de heer Van Bommel daarbij andere beelden heeft dan die welke ik nu beschrijf.
Uiteraard zal bij het aflopen van de termijn van dit subsidiekader met de Kamer een evaluatie worden gehouden. Dat is een eigen evaluatie die de directeur van de IOB zelf heeft bedacht. Ook dan wordt het NIMD onderzocht. Voorts is ook de Algemene Rekenkamer hiermee bezig. Ik verzoek de heer Van Bommel te kijken of er nog iets extra's nodig is.
De tweede motie vind ik lastig. Het gaat over werkbezoeken van Kamerleden. Het is lastig als de regering daarnaar een onderzoek moet doen.
De heerVan Bommel(SP)
Het dictum spreekt over de rol van politieke partijen in het instituut als zodanig.
MinisterKoenders
De constatering is dat Kamerleden met enige regelmaat werkbezoeken afleggen in ontwikkelingslanden in het kader van de activiteiten van het NIMD. Er staat dat nut en noodzaak van dergelijke werkbezoeken discutabel zijn. Daarover zou ik geen oordeel willen vellen. In dat kader wordt een evaluatie voorgesteld. Ik geef de heer Van Bommel in overweging om die evaluatie in zijn eigen Kamer te bepleiten.
De heerVan Bommel(SP)
Over de eerste motie zegt de minister dat er al wordt gedaan wat daarin wordt gevraagd. In het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt op pagina 11 alleen gesproken over een extern onderzoek naar gerealiseerde verbeteringen als toezegging van de minister. De minister zegt nu dat hij meer gaat doen, een volledig onderzoek zoals de motie vraagt. Dan wil ik dat vastgesteld hebben bij deze motie. Dan kan de motie gewoon worden aangenomen.
De tweede opmerking van de minister respecteer ik. Omdat het een instituut is dat min of meer voortkomt uit activiteiten van politieke partijen, ligt het oordeel inderdaad meer bij de Kamer dan bij het kabinet.
MinisterKoenders
Ik zeg toe dat wij de invulling van onze evaluatie doen op de manier zoals de heer Van Bommel zegt: onafhankelijk en volledig als het om beheer gaat. Het is aan de heer Van Bommel of hij de motie wil intrekken of niet.
De tweede motie beschouw ik als ingetrokken in deze vorm.
De heerVan Bommel(SP)
Dat is niet de intentie van mijn woorden.
MinisterKoenders
Dan heb ik het niet goed begrepen.
De voorzitter:
De heer Van Bommel trekt de motie niet in. De minister heeft een oordeel over beide moties gegeven. De moties worden komende dinsdag ter stemming aangeboden. Het is aan de Kamer om te beoordelen of de moties worden aangenomen. Hiermee zijn wij aan het einde van de tweede termijn gekomen.
Wij komen nu aan de derde termijn, waarin de aanwezige woordvoerders namens hun fracties kunnen aangeven of zij al dan niet decharge kunnen verlenen voor het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken over 2008. De fractie van GroenLinks heeft aangegeven deze decharge te kunnen verlenen.
De heerBoekestijn(VVD)
De VVD-fractie zal geen decharge verlenen voor wat de OS-posten betreft om redenen die ik heb genoemd. Als een fractie dat doet, is zij echter ook verplicht om met een stevig rapport te komen over de wijze waarop zij wel wil omgaan met ontwikkelingssamenwerking. Ik wil dat graag begin november aan de minister aanbieden.
MevrouwFerrier(CDA)
De CDA-fractie verleent decharge.
MevrouwGill'ard(PvdA)
De PvdA-fractie verleent decharge.
De heerVan Bommel(SP)
Het verlenen van decharge over uitgaven die door de regering zijn gedaan, is een zware verantwoordelijkheid. Als er een rapport ligt dat kritiek geeft op een aantal fundamentele kwesties, wordt die verantwoordelijkheid alleen maar zwaarder. Wij zijn van mening dat de geconstateerde tekortkomingen, de beloofde verbeteringen en de geboekte vooruitgang toch voldoende zijn om decharge te kunnen verlenen.
De voorzitter:
Ik constateer dat de fracties van CDA, PvdA, SP en GroenLinks decharge verlenen voor het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken over 2008. Daarmee is er een ruime meerderheid. Ik feliciteer de beide bewindslieden. Ik sluit het wetgevingsoverleg onder dankzegging aan de ministers, de nog aanwezige staf, het publiek en de deelnemers.
Sluiting 12.40 uur.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill'ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).
Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-V-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.