31 921
Aanvullend Protocol bij het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof inzake de rechtsbescherming van personen in dienst van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen); Brussel, 24 oktober 2008 (Trb. 2009, 4)

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2009

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 9 april 2009.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 mei 2009.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 24 oktober 2008 te Brussel totstandgekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof inzake de rechtsbescherming van personen in dienst van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) (Trb. 2009, 4).

Een toelichtende nota en de gemeenschappelijke toelichting bij het Aanvullend Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

Het advies van de Raad van State (van het Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).In het op 25 februari 2005 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: «het Verdrag van 2005»; Trb. 2005, 96) is vastgelegd dat het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen zullen worden vervangen door de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom, die haar taak uitoefent door middel van o.a. het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Dit verdrag trad op 1 september 2006 in werking (zie voor de goedkeuring Kamerstukken II, 2005/06, 30 403).

Voor de rechtsbescherming van het personeel van de twee genoemde bureaus gold het op 11 mei 1974 te Brussel tot stand gekomen Protocol betreffende de rechtsbescherming van de personen in dienst van het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen (hierna: «het Protocol van 1974»; Trb. 1974, 162). Nu beide bureaus vervangen zijn, lag het voor de hand voor die rechtsbescherming een nieuwe tekst tot stand te brengen. De bedoeling is dat het onderhavige Aanvullende Protocol in de plaats treedt van het Protocol van 1974.

Het onderhavige Aanvullende Protocol beoogt een vergelijkbare rechtsbescherming te bieden als het Protocol van 1974, die evenwel is aangepast aan de eisen van de moderne tijd. Een aantal bepalingen is daartoe vereenvoudigd en/of aangevuld. Voor een nadere toelichting daaromtrent wordt verwezen naar de gemeenschappelijke toelichting bij het Aanvullend Protocol, die als bijlage is gevoegd bij deze toelichtende nota.

Overeenkomstig artikel 26 maakt het Aanvullende Protocol integrerend onderdeel uit van het op 31 maart 1965 te Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof (hierna: «het Verdrag van 1965»; Trb. 1965, 71). Dit betekent onder meer dat het Aanvullend Protocol dezelfde geldigheidsduur heeft als dit verdrag, en niet afzonderlijk kan worden opgezegd.

Voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het Aanvullende Protocol, evenals het Verdrag van 1965, het Protocol van 1974 en het Verdrag van 2005, alleen voor Nederland gelden.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

GEMEENSCHAPPELIJKE TOELICHTING

Inleiding

Naar aanleiding van het sluiten van het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: «het Verdrag van 2005») en de daaraan gekoppelde oprichting van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (hierna: «BOIE»), als rechtsopvolger van het Benelux Merkenbureau en Benelux-bureau voor Tekeningen of Modellen, is de rechtsbescherming van het personeel geëvalueerd. Daarbij is gebleken dat de rechtsbescherming op basis van de protocollen van 1969 en 1974 niet geheel voldeed aan de eisen die daaraan op basis van het huidige arbeidsrecht en jurisprudentie op het gebied van mensenrechten worden gesteld.

Aangezien deze regelingen sinds de invoering ervan geen wijzigingen hebben ondergaan, zijn de uitgangspunten van deze protocollen inmiddels meer dan dertig jaar oud. Gelet op het feit dat het arbeidsrecht en de mensenrechten in de loop van deze periode een zeer dynamische ontwikkeling hebben doorgemaakt, bleek het dan ook nuttig een nieuw protocol op te stellen ter modernisering van de rechtsbescherming van het personeel van de BOIE (hierna «het nieuwe Protocol»).

Wijzigingen

In het nieuwe Protocol rechtsbescherming wordt alle personeelsleden, inclusief de Directeur-generaal en de Adjunct Directeuren-generaal, onder dezelfde voorwaarden toegang verschaft tot de rechtsmiddelen uit het nieuwe Protocol.

Toelichting en achtergrond wijziging

De thans geldende regelingen maken een ingewikkeld onderscheid tussen verschillende categorieën van personeelsleden voor wat betreft de beroepsmogelijkheden en het voorwerp van de vorderingen die worden ingesteld om hun rechtspositie te waarborgen.

De beroepsgang in het nieuwe Protocol is opengesteld voor alle handelingen of besluiten die het personeelslid in zijn rechtspositie aantasten.

Toelichting en achtergrond wijziging

In de bestaande regeling was een beroepsgang slechts mogelijk in geval van een reeks limitatief opgesomde besluiten. Bovenstaande ruimere formulering biedt een bredere basis voor de individuele rechtsbescherming.

De raadgevende commissie krijgt een andere samenstelling en zal bestaan uit een gelijk aantal nationale ambtenaren van elk der drie landen. Deze commissie wordt voorgezeten door een rechter uit één der drie landen.

De invloed van het personeel op de Raadgevende Commissie wordt gewaarborgd door de personeelsvertegenwoordiging van de BOIE invloed te geven op de benoemingsprocedure voor leden van de Raadgevende Commissie. Dit zal worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de Raadgevende Commissie. Tenslotte wordt er opgemerkt dat de Raadgevende Commissie te allen tijde de mogelijkheid heeft om in specifieke gevallen een personeelslid als deskundige op te roepen indien dit vereist is voor het uitbrengen van een advies.

Toelichting en achtergrond wijziging

De beroepsgang bij het Benelux-Gerechtshof is gehandhaafd. Gewijzigd is het bestaande systeem van toegang tot deze beroepsgang. Ook directieleden kunnen voortaan uitsluitend na een interne beroepsgang bij een Raadgevende Commissie een beroep instellen bij het Benelux-Gerechtshof.

In de bestaande regeling hebben personeelsleden van de Bureaus zitting in de Raadgevende Commissie. Gezien het feit dat de Raadgevende Commissie in de toekomst mogelijk een advies zal moeten uitbrengen over een beroep ingediend door directieleden leek een vertegenwoordiging van het personeel in de Raadgevende Commissie minder geschikt. Personeelsleden van de Bureaus zouden dan moeten oordelen over een beroep ingesteld door hun meerderen en/of de Directie.

Een ander belangrijk argument om de samenstelling van de Raadgevende Commissie te wijzigen is het feit dat de BOIE een relatief kleine organisatie is waardoor personeelsleden die zitting hebben in de Raadgevende Commissie moeten oordelen over directe collega’s.

Andere wijzigingen ten opzichte van de huidige teksten zijn veelal aangebracht om de terminologie aan te passen aan het Verdrag van 2005 en ter bevordering van de inzichtelijkheid en efficiency van de beroepsprocedure. Onderstaand worden de meest significante verschillen toegelicht:

Artikelsgewijs commentaar

Artikel 1

Nieuw in het nieuwe Protocol is een catalogus van gebruikte begrippen en definities. De definitie in artikel 1 sub e opent de beroepsgang ook voor directieleden.

Artikel 2

Door in lid 3 van artikel 2 alle beslissingen die de rechtspositie van personeelsleden aantasten vatbaar te maken voor beroep verdwijnen de bestaande categorieën van geschillen. Bovendien wordt de mogelijkheid om geschillen die voortvloeien uit eventuele in de toekomst te creëren regelingen bij de BOIE voor te leggen aan het Hof meteen geopend. Hierdoor wordt voorkomen dat een nieuwe regeling in bijvoorbeeld het personeelsstatuut van de BOIE, een aanpassing van het nieuwe Protocol met zich meebrengt.

Het begrip beslissingen in lid 3 moet breed worden opgevat. Hiermee wordt gedoeld op elke handeling, besluit, of het uitblijven daarvan, waarmee de rechtspositie van een personeelslid wordt aangetast.

Lid 3 maakt daarbij gebruik van de term gezag. Het gezag kan worden uitgeoefend door verschillende personen. Het gezag over medewerkers van de Organisatie wordt uitgeoefend door de Directeur-generaal. Het gezag over de directie door de Raad van Bestuur van de Organisatie. Door gebruikmaking van de term gezag wordt op eenduidige wijze een breed scala van beroepsgangen mogelijk gemaakt.

Artikel 9

Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat de vormvereisten voor het starten van een procedure bepaald zijn in het reglement op de procesvoering van het Hof.

Artikel 13

Nieuw is het uitgangpunt dat de procedure voor het Hof in beginsel schriftelijk wordt gevoerd.

In de bestaande situatie was het houden van een mondelinge zitting een van de vereisten waaraan de te volgen procedure moest voldoen; in de praktijk bleek dit weinig toe te voegen aan de reeds schriftelijk uitgewisselde memories.

Om proceseconomische redenen is het voortaan mogelijk een geding in een enkele schriftelijke fase af te doen. Uiteraard is er voor partijen die daaraan behoefte hebben altijd de mogelijkheid om hun standpunt mondeling toe te lichten en kan ook het Hof dit gelasten indien zij dat wenst.

Artikel 15

De tussenkomst is een procedure waarbij een persoon die geen partij in een geding is en aantoont belang te hebben bij de beslissing van de rechter, zich kan voegen in dat geding. De voorwaarden voor de tussenkomst zijn vastgesteld in het reglement op de procesvoering van het Hof.

Aangezien in het huidige reglement op de procesvoering is bepaald dat het verzoek tot tussenkomst uiterlijk acht dagen voor de aanvang van de mondelinge behandeling moet worden ingediend, zullen deze bepalingen moeten worden aangepast om te voorzien in die zaken die uitsluitend schriftelijk zullen worden behandeld.

Artikel 16

Wanneer het geschil betrekking heeft op het bestaan of de hoogte van een financiële verplichting beslist het Hof met volle rechtsmacht. Volle rechtsmacht houdt in dat het Hof kennis kan nemen van alle feiten of rechtsgronden van de zaak en het geschil kan afdoen met elke beslissing die het passend acht. De in artikel 16 lid 1 genoemde bevoegdheden kunnen ieder afzonderlijk dan wel in combinatie worden toegepast (daarop ziet het woord «of»).

Artikel 26

Dit artikel waarin de verhouding van het nieuwe Protocol tot het Verdrag van 1965 houdende instelling van het Benelux-Gerechtshof wordt geregeld, is er met name op gericht artikel 14 van dit Verdrag van toepassing te verklaren, in zoverre daarin is bepaald dat de aan de werkzaamheden van het Hof verbonden kosten een post vormen op de begroting van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie, waaraan door de drie Benelux-landen wordt bijgedragen.

Naar boven