31 910
Buitenlandvergoedingen rijksambtenaren 2002–2008

nr. 10
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 november 2009

De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Buitenlandvergoedingen rijksambtenaren 2002–2008 Deel B» (Kamerstuk 31 910, nr. 6).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 november 2009.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Aptroot

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Is bij de door de minister van Defensie verstrekte cijfers, over detachering van zowel «met» als «zonder» bezoldiging, ook meegenomen de inzet bij internationale organisaties van gepensioneerden militairen (inclusief de categorie «buiten dienst» wegens leeftijds-ontslag) en militairen op wachtgeld? Zo nee, waarom niet?

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in het antwoord op vraag 2

2

Kan over de eventuele inzet van gepensioneerde militairen en militairen op wachtgeld alsnog feitelijke informatie worden verschaft over de cumulatie van genoten Nederlandse wachtgeld- en/of pensioenuitkering, betaling en onkostenvergoeding door de desbetreffende internationale organisatie en eventuele aanvullende buitenlandvergoedingen vanuit de Nederlandse overheid?

Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer heeft betrekking op ambtenaren en niet op oud-medewerkers. De door Defensie verstrekte cijfers zien derhalve niet op deze populatie. Het alsnog verzamelen en interpreteren van feitelijke informatie over alle oud-militairen die in de onderzoeksperiode naast wachtgeld en pensioenuitkeringen inkomsten hebben genoten bij internationale organisaties, is overigens niet volledig mogelijk. In algemene zin kan wel het volgende worden gesteld. Ten aanzien van wachtgelduitkeringen is altijd sprake van anticumulatie van neven-inkomsten. De uitvoering van de wachtgelduitkeringen is door Defensie overgedragen aan een uitvoeringsinstantie (KPMG). De desbetreffende oud-medewerker van Defensie dient (periodiek) zijn neveninkomsten te melden bij de uitvoeringsinstantie. Deze verrekent vervolgens de neveninkomsten met de wachtgelduitkering. Ten aanzien van gewezen militairen met een uitkering in het kader van de Uitkeringswet gewezen militairen geldt momenteel geen anticumulatiebeding. Zij vallen voor wat betreft de samenloop van uitkering en neveninkomsten uit de semi-publieke sector wel onder de zogenaamde Balkenende-norm. De uitvoeringsinstantie (ABP) ziet toe op naleving hiervan. Ten aanzien van pensioenuitkeringen geldt geen anticumulatie. Het al dan niet ontvangen van loon en dergelijke van een internationale organisatie wordt ook voor deze populatie niet gemonitord door Defensie.

3

Kan nader worden gespecificeerd en toegelicht in hoeverre Nederlandse (oud-) militairen die binnen de VN-organisatie belangrijke functies vervullen c.q. vervuld hebben, zoals bijvoorbeeld «adviseur van de SG voor militaire zaken» en «commandant van een VN-vredesmissie», tijdens of vanwege deze VN-functies in aanmerking kwamen voor:

– een bezoldiging door Defensie;

– vergoeding op basis van een wachtgeldregeling door Defensie;

– pensioenuitkering door Defensie;

– buitenlandvergoedingen door Defensie of Buitenlandse Zaken; en/of

– betalingen voor inzet en/of onkosten door de VN?

In de brief van de staatssecretaris van Defensie van 28 augustus 2008 (Kamerstuk 31 200 V, nr. 149) is aangegeven welke afspraken bestaan tussen de VN en de voor hen werkende Nederlandse militairen. Deze schriftelijk vastgelegde afspraken hebben onder meer betrekking op het door Nederland voldoen van haar verplichtingen jegens de militairen op het gebied van pensioenpremies, sociale lasten, ziektekosten en bijdragen in de in Nederland aangehouden huisvesting. Binnen Defensie wordt als stelregel gehanteerd dat de desbetreffende defensiemedewerker door het vervullen van de genoemde functies niet in een positie mag komen te verkeren waarin zijn of haar arbeidsvoorwaarden slechter zijn dan die van een in rang vergelijkbare defensiemedewerker die als vertegenwoordiger van Nederland een functie bij een internationale organisatie vervult. Dit kan betekenen dat er, zoals ook bij civiele gedetacheerden, sprake kan zijn van aanvullende betalingen vanuit Defensie aan deze functionarissen, mits de VN expliciet instemt met de aanvullende betalingen. De hoogte van deze aanvullende betalingen wordt berekend als verschil tussen de som van de financiële arbeidsvoorwaarden bij Defensie verminderd met de arbeidsvoorwaarden van de VN.

4

Worden ten onrechte niet verhaalde en/of niet ingevorderde pensioenpremies alsnog verhaald en ingevorderd? Welke algemene gedragslijn zal hierbij door alle departementen gevolgd gaan worden?

Pensioenpremies die tegen de gemaakte afspraken voorafgaande aan het buitengewoon verlof niet zijn terugbetaald, zullen door de vakministers worden ingevorderd. Beginselen van behoorlijk bestuur en juridische kaders zijn daarbij bepalend voor de mogelijkheden. In bijlage 7 van het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt de stand van zaken met betrekking tot de invordering geschetst.

5

Kan alsnog een overzichtelijke specificatie gegeven worden van de individuele gevallen waarbij de cumulatie van:

– een salaris/bezoldiging verstrekt door de Nederlandse overheid;

– een vergoeding op basis van een wachtgeldregeling verstrekt door de Nederlandse overheid;

– pensioenuitkering vanwege de Nederlandse overheid;

– buitenlandvergoedingen verstrekt door de Nederlandse overheid;

– vrijstelling van betaling of het niet innen van pensioenpremies door de Nederlandse overheid; en/of

– betalingen voor inzet en/of onkosten door de VN of een andere internationale instelling,

geleid heeft tot extreme situaties en/of ernstige overtreding van de spelregels van de betreffende internationale organisatie, en in hoeverre daarop achteraf eventuele correcties hebben plaats gevonden?

Blijkens het onderzoek van de Algemene Rekenkamer zijn dergelijke gevallen niet aangetroffen.

6

Hoeveel ambtenaren gedetacheerd in het buitenland gaan door de verschillende vergoedingen die zij ontvangen over de Balkenende-norm heen en om welke bedragen gaat het in die gevallen?

In het kader van het onderwerp buitenlandvergoedingen is dit niet aan de orde. Buitenlandvergoedingen vallen buiten het fiscaal jaarloon, dat de basis vormt voor de norm in de Wet openbaarheid topinkomens (WOPT). 0

7

Wat gaat het kabinet doen aan de rechtsongelijkheid die optreedt ten opzichte van ambtenaren van andere ministeries wanneer ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Brussel worden gedetacheerd en daarvoor een hogere vergoeding ontvangen via het «Dienst Buitenlandse Zaken Vergoedingenstelsel 2007» (DBZV) dan hun collega’s die in dat geval een vergoeding middels de regeling «Expert National Détaché» (END-vergoeding) ontvangen? Moet Brussel in dit geval niet worden gezien als binnenland?

Van rechtsongelijkheid tussen de ambtenaren van Buitenlandse Zaken en die van andere ministeries acht ik geen sprake. Er zijn immers op hen verschillende rechtspositionele regimes van toepassing. Ministeries die vergoedingen willen toekennen overeenkomstig het DBZV kunnen hiervoor een regeling treffen. Nu uit het onderzoek is gebleken dat er wat dit betreft bij de toepassing in de praktijk geen eenduidigheid is, wil ik door middel van een nieuwe circulaire de gewenste duidelijkheid geven (zie ook antwoorden op vraag 8 en 13).

8

Wanneer is de nieuwe circulaire gereed, waarin de harmonisatie van arbeidsvoorwaar-delijke aspecten van detachering is vastgelegd? Is het kabinet bereid die aan de Kamer te doen toekomen?

Ik verwacht de nieuwe circulaire in januari 2010 in de Staatscourant te publiceren met als ingangsdatum 1 januari van dat jaar.

9

Kan het kabinet aangeven in hoeveel gevallen sprake is van een Permanente Vertegenwoordiging (PV) bij een internationale organisatie?

Een Permanente Vertegenwoordiging (PV) is de Nederlandse vertegenwoordiging bij een internationale organisatie. Bij sommige internationale organisaties heeft Nederland een zelfstandige PV (bijvoorbeeld VN, NAVO, Europese Unie, OESO), bij andere treedt de bilaterale ambassadeur in het land waar de internationale organisatie gevestigd is op als Permanente Vertegenwoordiger (bijvoorbeeld ESCAP, UNEP, WEU). Hieronder volgt de complete lijst, internationale organisaties met een * betreffen zelfstandige PV’s:

– Afrikaanse Unie (Addis Abeba)

– Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (Abuja)

– ESCAP (Bangkok)

– Europese Unie (Brussel) * FAO, WFP, IFAD (Rome) *

– UN-HABITAT (Nairobi)

– NAVO (Brussel) * OESO Parijs) *

– OPCW (Den Haag) *

– OVSE (Wenen) *

– Raad van Europa (Straatsburg) *

– UNEP (Nairobi)

– UNESCO (Parijs) *

– VN (Geneve) *

– VN (New York)

– VN (Wenen) *

– WEU (Brussel)

– WTO (Madrid)

10

Komen ambtenaren werkzaam bij een PV bij een internationale organisatie in aanmerking voor aanvullende onkostenvergoeding? Kan het kabinet aangeven hoe vaak ambtenaren aanvullende onkostenvergoedingen hebben ontvangen?

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in het antwoord op vraag 11.

11

Komen ambtenaren die bij een PV bij een internationale organisatie werkzaam zijn, maar niet in dienst zijn van het ministerie van Buitenlandse Zaken in aanmerking voor vergoedingen middels het DBZV?

Interdepartementaal is afgesproken dat alle ambtenaren, werkzaam bij een PV, in aanmerking komen voor vergoedingen uit het DBZV. Hiervoor is gekozen om de uitzendvoorwaarden van alle uitgezonden ambtenaren werkzaam op een post gelijk te trekken. Naast vergoedingen conform het DBZV worden er geen additionele onkostenvergoedingen uitbetaald.

12

Is bekend welke externe organisaties buiten Nederland niet akkoord gaan met buiten-landvergoedingen als ware de ambtenaar in de betreffende standplaats werkzaam bij een Nederlandse post? Welke procedure wordt gevolgd als de organisatie niet akkoord gaat?

Omdat de regels van organisaties continue aan verandering onderhevig zijn en niet bij alle internationale organisaties Nederlanders gedetacheerd zijn, is niet precies aan te geven welke externe organisaties buiten Nederland niet akkoord gaan met buitenland-vergoedingen als ware de ambtenaar in de betreffende standplaats werkzaam op een Nederlandse post. In de praktijk blijkt echter dat nagenoeg alle ontvangende organisaties hiermee wel akkoord gaan. Stemt een ontvangende internationale organisatie niet in, dan voorziet de detacheringsovereenkomst die op grond van artikel 29 Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (RDBZ) met deze organisatie wordt gesloten in minder of geen van de vergoedingen waarop een ambtenaar aanspraak kan maken als ware hij/zij in de betreffende standplaats werkzaam bij een Nederlandse post.

13

Wat betekent het feit dat er geen rechtsgrond bestond voor het toekennen van buiten-landvergoedingen op grond van het DBZV aan andere ambtenaren dan die van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de praktijk? Was er sprake van onverschuldigde betaling? Zijn die hogere toekenningen inmiddels gestaakt? Wordt het teveel betaalde teruggevorderd?

De praktijk is dat er meerdere regelingen zijn voor de toekenning van buitenland-vergoedingen en dat er daardoor binnen de rijksoverheid geen sprake is van eenduidige toepassing van regelingen. Daarom wil ik in januari aanstaande een nieuwe circulaire uitbrengen om tot harmonisatie te komen (zie ook het antwoord op vraag 8).

14

Krijgt degene die te weinig heeft ontvangen het te weinig ontvangen bedrag alsnog uitgekeerd? Zo ja, betekent dit ook dat teveel betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd?

De vraag heeft betrekking op één gedetacheerde van het ministerie van LNV. De minister van LNV geeft aan dat de betrokkene formeel geen END’er was. De toegekende vergoe-ding is wel gelijk aan een vergoeding op grond van de END-regeling. Betrokkene ontvangt dus geen nabetaling.

15

Hoe wordt voorkomen dat het maken van maatwerk in het verstrekken van vergoedingen uitmondt in willekeur?

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in het antwoord op vraag 17.

16

Betekent het maken van maatwerk in het verstrekken van vergoedingen dat deze vergoedingen geen basis hoeven te vinden in wet- of regelgeving? Waar is maatwerk op gebaseerd?

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in het antwoord op vraag 17.

17

Hoe worden persoonlijke omstandigheden gedefinieerd op grond waarvan maatwerk in de vergoedingen wordt gebaseerd?

De vragen over maatwerk hebben betrekking op de door de Algemene Rekenkamer aangehaalde passage in mijn bestuurlijke reactie op het rapport, waarin ik stel dat daarvan sprake is bij de toepassing van vergoedingen gezien de verschillende persoon-lijke omstandigheden. Ik doel daarmee op de differentiatie die mogelijk is op grond van omstandigheden als bijvoorbeeld gelegen in gezondheid en familie. In het algemeen kunnen kosten worden vergoed, waarbij steeds geldt dat de afwegingen die bij het besluit hebben meegewogen per individu schriftelijk dienen te worden vast-gelegd. In het bijzonder speelt het punt maatwerk in de context van het al dan niet toepassen van het DBZV door andere ministeries van dat van Buitenlandse Zaken. De gewenste eenduidigheid rond het gebruik van die regeling wil ik, zoals aangeven in het antwoord op vraag 13, door middel van de nieuwe circulaire bewerkstellingen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Luijben (SP), Van der Veen (PvdA), Kalma (PvdA), Van Gerven (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van Dijck (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heijnen (PvdA), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Ondervoorzitter, Bashir (SP), Sap (GL) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van der Burg (VVD), Jonker (CDA) , Snijder-Hazelhoff (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Van Beek (VVD), Vacature (algemeen), Pater-van der Meer (CDA), Van der Ham (D66), Gerkens (SP), Vermeij (PvdA), Kuiken (PvdA), Kant (SP), Vacature (CDA), Anker (CU), De Roon (PVV), Irrgang (SP), Thieme (PvdD), Linhard (PvdA), Besselink (PvdA), Depla (PvdA), Roemer (SP), Vendrik (GL) en Mastwijk (CDA).

Naar boven