Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2010
Tijdens de behandeling in uw Kamer van de implementatie van de EU-Richtlijn «Audiovisuele mediadiensten» d.d. 8 december 2009
(Handelingen I 2009–2010, blz. 12–394) vroeg de heer Dölle naar de uitleg en begrenzing van het tweede lid van artikel 5.4
van de Mediawet inzake de zogenoemde flitsenregeling.
De flitsenregeling houdt in dat aanbieders van omroepdiensten die exclusieve uitzendrechten hebben verworven van (sport)evenementen
van groot belang, korte fragmenten van dat evenement ter beschikking van andere aanbieders moeten stellen indien die daarom
verzoeken. De korte fragmenten mogen uitsluitend in nieuwsprogramma’s worden gebruikt.
In het tweede lid van het betreffende artikel is geregeld dat als wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen
langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, korte fragmenten bij uitzondering maximaal
180 seconden mogen duren.
Het lid Dölle vroeg tijdens de voornoemde behandeling in uw Kamer naar de uitleg van «bij uitzondering» in lid 2. De toenmalige
minister van OCW benadrukte daarop het zeer uitzonderlijke karakter van de 180 seconden regeling en hij achtte het verstandig
om dit met het Commissariaat voor de Media te bespreken1.
Ik heb het Commissariaat de vraag voorgelegd of het denkt voldoende houvast te hebben aan (de wetsgeschiedenis van) artikel
5.4 van de Mediawet om de restrictieve uitleg die uw Kamer en de minister wenst (dus om het werkelijk tot zeer uitzonderlijke
gevallen te blijven beperken) ook in de praktijk te hanteren.
Met deze brief wil ik uw Kamer over de reactie van het Commissariaat informeren. De concrete vraag die speelt is wanneer het
geoorloofd zou zijn om bij wijze van uitzondering een nieuwsflits van maximaal 180 seconden uit te zenden, in afwijking van
het algemene uitgangspunt dat de nieuwsflitsen maximaal 90 seconden mogen duren. Een vervolgvraag die daarbij rijst is of
het wenselijk is om een en ander vast te leggen in beleidsregels van het Commissariaat.
Het Commissariaat heeft mij laten weten daartoe om de volgende redenen (nog) geen noodzaak te zien.
Ten eerste is de materie relatief nieuw en moet eerst duidelijk worden in hoeverre partijen in de praktijk daadwerkelijk een
beroep zullen doen op het flitsenrecht en de uitzondering van 180 seconden.
Ten tweede acht het Commissariaat het – in ieder geval in deze fase – nog niet doenlijk om evenementen en criteria te gaan
beschrijven in een beleidslijn. Mogelijk is dat in een later stadium anders als er meer ervaring is opgedaan met de materie
en er jurisprudentie is opgebouwd die vervolgens in een beleidslijn zou kunnen worden gecodificeerd.
Concluderend kan ik u informeren dat het Commissariaat voor de Media denkt goed in staat te zijn om in een individueel geval
een besluit te kunnen nemen op basis van artikel 5.4 van de Mediawet, zonder beleidsregels daarvoor op te stellen. De toelichting
en de wetsgeschiedenis bij artikel 5.4 bieden hiervoor (vooralsnog) voldoende houvast.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart