31 875
Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 23 april 2009

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

A. ALGEMEEN 1

1. Inleiding 1

2. Administratieve lasten en gevolgen voor het bedrijfsleven 2

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 3

Artikel I aanpassing van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek C 3

Artikel 640 Toepassingsgebied 3

Artikel 641 Aansprakelijkheid van de scheepseigenaar 3

Artikel 642 Voorval met twee of meer schepen 3

Artikel 649 Mededelingsplicht 3

Artikel 651 Inleveren certificaat 3

A. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329) (hierna: Bunkers Verdrag). Zij hebben hierover slechts enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de definitie van «scheepseigenaar» hier ruimer is dan in de Wet aansprakelijkheid olietankschepen. Is dit verschil historisch te verklaren, in de zin dat men hier nu anders tegenaan kijkt dan ten tijde van het tot stand komen van het Bunkers Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie? Speelt dit definitieverschil naar verwachting vaak een rol? Is naast de geregistreerde eigenaar van een schip ook wel eens de rompbevrachter of de beheerder van het schip aansprakelijk? Zo ja, zou niet ook de definitie in de Wet aansprakelijkheid olietankschepen moeten worden gewijzigd? Voorts zijn deze leden benieuwd naar de gedachte achter het verschil tussen dit wetsvoorstel waarin geen additionele schadevergoeding mogelijk is, en de Wet aansprakelijkheid olietankschepen waar dit wel het geval is. Waarom is hier voor gekozen? Betekent dit dat een slachtoffer zelf met een deel van de schade blijft zitten, wanneer de schade het bedrag van de limiet waarvoor men aansprakelijk is overschrijdt?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel ter uitvoering van het Bunkers Verdrag. Zij hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen die hieronder aan de orde komen.

De aan het woord zijnde leden vragen zich af waarom slachtoffers ook volgens de wet geen additionele schadevergoeding kunnen krijgen uit een fonds als bedoeld in de Wet schadefonds olietankschepen.

2. Administratieve lasten en gevolgen voor het bedrijfsleven

De leden van de SP-fractie constateren dat de verzekeringsplicht ook geldt voor de eigenaar van grote schepen die te boek zijn gesteld buiten Nederland indien het schip in een Nederlandse haven terecht komt of binnenwater bevaart. Begrijpen deze leden het nu goed dat ieder schip dat van plan is naar Nederland te komen verzekerd moet zijn? Dat lijkt de leden vanuit het belang van het milieu en de slachtoffers een goede zaak, omdat gegarandeerd (een deel van) de schade wordt vergoed.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het Bunkers Verdrag nog niet in alle EU-lidstaten is geratificeerd. De regering is van mening dat bedrijven uit Nederland niet in een nadeliger positie komen dan de schepen uit andere EU-lidstaten, waarvan een enkeling nader is genoemd. Deze leden merken echter op dat er nog veel EU-lidstaten niet genoemd worden, waaronder kuststaten. Zij vragen een nadere toelichting op dit punt.

De aan het woord zijnde leden vragen hoe er door Nederland of door de havens gecontroleerd moet worden of een schip een certificaat heeft en of dat geldig is.

Met betrekking tot de administratieve lasten vragen de leden van de VVD-fractie voorts of de regering nog voornemens is de bedrijven hiervoor te compenseren. Berekent de Nederlandse staat nog kosten voor het verstrekken van een certificaat? Deze leden vragen ten slotte hoe de regering bij de berekening van de benodigde arbeidstijd aan iets meer dan vier uur komt.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I aanpassing van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek

C

Artikel 640 Toepassingsgebied

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de preventieve maatregelen voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 641 Aansprakelijkheid van de scheepseigenaar

De leden van de VVD-fractie vragen of er al jurisprudentie is ontwikkeld over de genoemde uitzonderingen in het voorgestelde artikel 8:641, derde lid, BW. Voorts vragen zij of de regering enkele voorbeelden kan geven van situaties waar de scheepseigenaar zich op de uitzonderingen kan beroepen. Is de scheepseigenaar wiens bunkerolie schade aan een ander berokkent ook aansprakelijk, indien de bunkerolie ontsnapt is door nalatigheid van een derde, niet zijnde een werknemer van de scheepseigenaar?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het voorgestelde artikel 8:641, zesde lid, BW overeenkomstig artikel 3, zesde lid, van het Bunkers Verdrag, bepaalt dat het de aansprakelijke scheepseigenaar vrij staat om verhaal te nemen op derden die op andere gronden dan het Bunkers Verdrag, anders dan uit overeenkomst, aansprakelijk zijn voor de schade die de scheepseigenaar op grond van het Bunkers Verdrag aan de benadeelden moet vergoeden. Deze leden vragen waar de scheepseigenaar zijn schade kan verhalen indien deze derden onvoldoende fonds hebben om tot vergoeding over te gaan.

Artikel 642 Voorval met twee of meer schepen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe er wordt bepaald wat ieder zijn aandeel is in de bij het voorgestelde artikel 8:642 BW te geven vergoeding.

Artikel 649 Mededelingsplicht

De leden van de VVD-fractie vragen wat de sanctie is als er niet voldaan wordt aan de mededelingsplicht als bedoeld in het voorgestelde artikel 8:649 BW.

Artikel 651 Inleveren certificaat

De leden van de VVD-fractie vragen wat er in het voorgestelde artikel 8:651 BW wordt bedoeld met «zo spoedig mogelijk» en aan de hand van welke criteria dit te beoordelen is.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Doorn


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Heemelaar (GL).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Van Raak (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), De Roos-Consemulder (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU), Halsema (GL).

Naar boven