nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2010
In antwoord op uw brief van 17 februari (31 865–18/2010D07953)
over de evaluatie van het experiment verbetering verantwoording en begroting
ga ik in deze brief in op uw wensen over de reikwijdte van de evaluatie. Daarnaast
wordt ingegaan op de gevolgen van de val van het kabinet voor deze evaluatie.
Allereerst dank ik uw commissie voor de bereidheid tot samenwerking bij de
evaluatie van het experiment. Deze samenwerking is belangrijk
omdat dit experiment in 2007 in nauwe samenwerking met de Commissie voor de
Rijksuitgaven en de Algemene Rekenkamer is ontwikkeld. Het oordeel van de
Tweede Kamer als eindgebruiker van de informatievoorziening in begrotingen
en jaarverslagen, is vanzelfsprekend van zwaarwegend belang. Binnenkort zullen
de betrokkenen van het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer
met het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven overleggen over de evaluatieopzet
en de rolverdeling bij het verzamelen van de benodigde informatie. Ook de
betrokkenheid van Kamerleden (in verband met enkele te houden interviews)
zal daarbij onderwerp van gesprek zijn. In het vervolg van deze brief wordt
achtereenvolgens stil gestaan bij de reikwijdte en het tijdpad van de evaluatie.
Reikwijdte evaluatie
In uw brief van 17 februari gaf uw Commissie aan voorstander te zijn
van een brede evaluatie van 10 jaar VBTB. U gaf daarbij een aantal specifieke
thema’s en onderwerpen aan die bij deze evaluatie betrokken zouden moeten
worden. Op 19 februari viel het kabinet Balkenende IV. Op 23 februari
vond ambtelijk overleg plaats over de inhoud van uw brief. Ambtelijk bestond
overeenstemming dat een besluit tot de gevraagde brede evaluatie nu niet voor
de hand ligt. Dit gezien de demissionaire status van het kabinet, de verkiezingen
op 9 juni en het aantreden van een nieuwe Commissie voor de Rijksuitgaven
daarna.
Los van deze pragmatische overweging is het evalueren en verbeteren en
van begrotingsinformatie in het algemeen en de VBTB structuur in het bijzonder
een continu proces. Het experiment verbetering verantwoordingen
begroting is hier een voorbeeld van evenals de VBTB evaluatie die in 2004
plaatsvond. Soms wordt ook op verzoek van de Tweede Kamer over gegaan tot
bepaalde aanpassingen. Dit speelde de afgelopen periode bij de Motie Pechtold
over de verbinding tussen jaarverslagen en kabinetsprogramma en de Motie Koşer
Kaya over het centraal stellen van een beperkt aantal onderwerpen in de jaarverantwoording.
Over weer andere kwesties, zoals het opnemen van inputinformatie zoals externe
inhuur in de jaarverslagen, vindt geregeld overleg met uw Kamer plaats op
ambtelijk niveau. Het verbeteren van begroting en jaarverslag is een langdurig
proces dat met kleine stappen verloopt.
Dit alles neemt niet weg dat de specifieke thema’s die u aandraagt
in uw brief serieuze aandacht verdienen. Een aantal ervan maakt deel uit van
de reikwijdte van dit experiment. Het gaat dan om de thema’s beleidsconclusies,
de kabinetsdoelen en gedeeltelijk ook de beleidsdoorlichtingen en het budgetrecht.
Voor de andere punten is dit niet het geval (déchargeverlening, andere
publieke middelen dan begrotingsuitgaven). Mijn voorstel is om de evaluatie
van het experiment zoals gepland doorgang te laten vinden, dat wil zeggen
na afloop van de behandeling van de jaarverslagen 2009. Nadat de resultaten
van deze evaluatie zijn besproken met de (nieuwe) Commissie voor de Rijksuitgaven
zal gezamenlijk bekeken worden welke verbeteringen in informatievoorziening
verder nodig zijn. Op dat moment kan worden bezien of de overige thema’s
uit uw brief nadere evaluatie behoeven en zo ja wanneer deze plaats zal vinden.
Tijdpad evaluatie
Vanwege het verkiezingsreces dit voorjaar heeft het Presidium van uw Kamer
besloten dat de behandeling van de jaarverslagen 2009 in de Kamercommissies
tegelijk plaatsvindt met de begrotingen 2011. Omdat het experiment eindigt
na de behandeling van het laatste jaarverslag 2009 door uw Kamer, betekent
dit dat de duur van het experiment hierdoor met circa een half jaar wordt
verlengd. Dit heeft gevolgen voor het voorziene tijdpad van de evaluatie.
Het bespreken van de resultaten van de evaluatie met uw Kamer zal naar verwachting
hierdoor niet eerder dan begin 2011 plaatsvinden. Verbeteringen die voortkomen
uit deze evaluatie zullen daarom pas in de begroting 2012 verwerkt worden.
Een punt dat hier mee samenhangt, is de inrichting van de jaarverslagen
2010 van de zogenaamde «experiment departementen» (LNV, BuZa,
VWS, JenG, VROM, WWI). Onderdeel van dit experiment is een afwijkende inrichting
van de jaarverslagen van deze departementen. De evaluatie van het experiment
geeft vervolgens uitsluitsel over het eventueel rijksbreed toepassen van de
afwijkende inrichting ofwel het terugdraaien van deze opzet. Deze beslissing
komt nu dus niet meer op tijd voor het jaarverslag 2010. Als oplossing voor
dit probleem stel ik voor om, in afwachting van de evaluatie, de jaarverslagen
van zowel de experiment departementen als van de overige departementen aan
te laten sluiten op de inrichting van hun jaarverslag van de afgelopen drie
jaar. Dit is een pragmatische keuze die voortkomt uit de wens om niet vooruit
te lopen op de conclusies van de evaluatie. Het betekent niet dat het experiment
nog verder wordt verlengd. Het experiment eindigt namelijk nog steeds met
de behandeling van het laatste jaarverslag 2009 door uw Kamer, waarna de evaluatie
plaatsvindt.
Net als uw Commissie heb ik vertrouwen in een goede samenwerking bij de
evaluatie. Ik verwacht dat deze evaluatie zal bijdragen aan het verder verbeteren
van de informatievoorziening aan uw Kamer.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager