nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID VAN HIJUM
Ontvangen 2 februari 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 685a, onder vernummering van
het vierde lid tot het vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Bij het bepalen van de omvang van een vergoeding weegt de rechter
mee in welke mate de werkgever gelegenheid heeft geboden tot het op zijn kosten
volgen van scholing ter verbetering van de positie van de werknemer op de
arbeidsmarkt.
Toelichting
Het wetsvoorstel, dat voortvloeit uit een afspraak tijdens het Najaarsoverleg
van 2008, beoogt te voorkomen dat de kosten van ontslag onnodig worden opgedreven
door hoge vergoedingen bij ontslag (berekend aan de hand van de kantonrechtersformule
AxBxC) voor werknemers met een jaarsalaris van € 75 000 of
meer van wie de arbeidsmarktpositie volgens de regering in de regel al goed
is. «De conclusie is [...] gerechtvaardigd dat naarmate het
inkomensniveau toeneemt de kansen op de arbeidsmarkt beter worden en de noodzaak
van een (hoge) ontslagvergoeding om de gevolgen van een langdurige inkomensterugval
te beperken of om alsnog te investeren in inzetbaarheid minder is»,
stelt de regering (MvT, p. 3).
Ondertekenaars menen dat de hoogte van de ontslagvergoeding in de wet
rechtstreeks gerelateerd moet worden aan het al dan niet aanwezig zijn van
scholingsinspanningen die de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt verbeteren.
Het inkomenscriterium is ontoereikend om de arbeidsmarktpositie van een werknemer
en daarmee de hoogte van de ontslagvergoeding vast te stellen. Het amendement
beoogt een verschuiving van «nazorg» naar «voorzorg»
te stimuleren, door voor te schrijven dat de rechter bij het bepalen van de
ontslagvergoeding expliciet rekening dient te houden met de verrichte scholingsinspanningen.
Dit stimuleert werkgevers en werknemers om te investeren in «employability».
Voor werknemers verbetert het perspectief op werk en inkomen als door scholing
andere functies binnen bereik komen en de kans op (langdurige) werkloosheid
bij ontbinding van het contract afneemt. En goed werkgeverschap wordt beloond
bij de kantonrechter.
Dit voorstel sluit aan bij de oplossingsrichting van de SER, die reeds
in haar advies over een toekomstbestendige WW stelde (2005, p. 134): «Het
weer snel vinden van werk en het op peil houden van inzetbaarheid moeten naar
het oordeel van de Raad centraal staan en voorrang krijgen op het afspreken
van (ruime) ontslagvergoedingen». Ook de Tweede Kamer heeft in het verleden
uitgesproken dat investeringen in de positie op de arbeidsmarkt dienen mee
te wegen in het ontslag en de ontslagvergoeding (Tweede Kamer, 2004–2005,
29 804, nr. 5). Eind vorig jaar deed de Denktank Leren en Werken (commissie-Van
Boxtel) het voorstel om scholingsinspanningen wettelijk te verankeren en de
naleving van verplichtingen te koppelen aan de hoogte van de ontslagvergoeding
(2009, pp 42–44).
In de praktijk blijkt dat in de rechtspraak over de hoogte van de ontslagvergoeding
buitengewoon weinig aandacht wordt besteed aan de scholingsinspanningen (Van
Zanten-Baris, 2009, p. 206). Het amendement zal er toe leiden dat kantonrechters
bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding nadrukkelijk kijken naar de
inspanningen van werkgevers en werknemers om de arbeidsmarktpositie van de
werknemer te verbeteren. Wanneer een werknemer via cursussen zijn kennis en/of
vaardigheden heeft kunnen bijhouden en uitbreiden, zal de ontslagvergoeding
lager uitvallen door neerwaartse aanpassing van correctiefactor C. Wanneer
deze mogelijkheden ontbreken, zal de factor C hoger kunnen zijn dan één.
In alle gevallen blijft het bepalen van de hoogte van de ontslagvergoeding
voorbehouden aan de rechter, die in het licht van alle relevante omstandigheden
van het geval afweegt wat redelijk en billijk is. In het wetsvoorstel kan
de ontslagvergoeding voor werknemers met een salaris vanaf € 75 000
uiteindelijk toch hoger uitvallen dan één jaarsalaris, indien
bijvoorbeeld de arbeidsmarktpositie van de betreffende (oudere) werknemer
hiertoe aanleiding geeft (MvT, p. 4; NnavV, p. 4). Het amendement zal er toe
kunnen leiden dat de rechter eerder een hogere vergoeding zal toekennen dan
het voorgeschreven maximum indien scholingsinspanningen ontbreken, ook bij
werknemers met een jaarsalaris van € 75 000 of meer.
De rechter kan bij zijn oordeel over de mate waarin de werkgever gelegenheid
heeft geboden tot het volgen van scholing zich baseren op het personeelsdossier
van de werknemer en scholingsafspraken in (collectieve) arbeidsvoorwaarden.
Doordat de rechter zich op deze bestaande bronnen kan baseren, blijven de
administratieve lasten tot een minimum beperkt.
Van Hijum