31 839 Jeugdzorg

Nr. 745 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2020

Tijdens het AO Jeugd op 23 juni jl. heeft de heer Peters mij gevraagd om meer inzicht te geven in hoe de middelen voor de jeugdhulp worden ingezet. Het verzoek was om uw Kamer hierover schriftelijk te informeren vóór het nog in te plannen VAO. Met deze brief voldoe ik aan mijn toezegging.

In de afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken gedaan met het doel inzicht te krijgen in hoe de jeugdhulpmiddelen worden ingezet. Gemeenten geven aan dat zij onvoldoende budget ontvangen voor jeugdhulp en tekorten ervaren. Aanbieders geven aan dat hun omzet lang niet altijd stijgt en tarieven te laag zijn.

Hieronder ga ik in op twee recente onderzoeken en het lopende onderzoek naar structurele middelen. Daarna zal ik aangeven welk aanvullend onderzoek mogelijk is.

Recent afgerond onderzoek

Naar aanleiding van de bestuurlijke afspraken tussen Rijk en gemeenten die in 2019 in het kader van de voorjaarsnota zijn gemaakt zijn recent twee onderzoeken afgerond. KPMG heeft afgelopen najaar onderzoek gedaan naar «inzicht in besteding jeugdhulpmiddelen». Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te verkrijgen in de besteding van jeugdhulpmiddelen. De achtergrond van dit onderzoek was dat de VNG en het Rijk meer inzicht wilden krijgen in de patronen bij de uitgavenontwikkeling bij gemeenten. De belangrijkste bevindingen hieruit:

  • Het onderzoek laat zien dat van de totale uitgaven aan jeugd in 2018 er 70% terecht komt bij zorgprofessionals (lokale teams (10%), PGB (3%) en uitgaven zorgprofessionals (57%)) en bijna 30% gaat naar uitvoeringskosten1 bij aanbieders (25%)/overhead gemeenten (4%)

  • De groei in de uitgaven komt vooral door een toename van zorg in natura. Ongeveer de helft van de groei komt door meer kinderen in zorg. De overige helft van de groei betreft duurdere zorg, deels door inflatie, maar in belangrijke mate door langere trajecten en intensievere zorg en meer inhuur.

    Het onderzoek geeft aan dat het grootste deel van de uitgavenstijging bij aanbieders terecht lijkt te komen. Veel jeugdhulpaanbieders laten een flinke omzetstijging zien, gemiddeld 18% tussen 2016 en 2018.

  • Wanneer per zorgvorm wordt gekeken dan valt op dat het aandeel in de uitgaven van jeugdhulp met verblijf en specialistische GGZ tussen 2016 en 2018 is gegroeid, terwijl voor jeugdhulp zonder verblijf het aandeel is gedaald. Dit geeft het beeld dat de beoogde transformatie in de jeugdhulp nog onvoldoende op gang is gekomen.

Tegelijkertijd heb ik ook moeten constateren dat dit onderzoek nog vragen onbeantwoord laat. Dit heeft verschillende oorzaken, namelijk de tijd die voor dit onderzoek beschikbaar was, de beschikbare data en de kwaliteit daarvan en de opzet/focus van dit onderzoek (het onderzoek had niet tot doel een representatief beeld te schetsen). Een aantal nog openstaande vragen wordt nu betrokken bij het onderzoek naar de noodzaak van structurele middelen.

Het expertiseteam van de VNG heeft onderzoek gedaan naar de reikwijdte van jeugdhulpplicht en benadrukt het belang van een transformatieagenda van gemeenten: maak lokaal duidelijke keuzes waar je heen wilt met de jeugdhulp.

Dat is precies wat gemeenten die successen boeken doen: werken vanuit een sterke lokale visie en die vertalen in instructie en aansturing van de praktijk, om te doen wat nodig is.

Lopend onderzoek

Mede naar aanleiding van de bestuurlijke afspraken tussen Rijk en gemeenten die in 2019 in het kader van de voorjaarsnota gemaakt zijn is dit voorjaar het onderzoek naar de noodzaak van extra structurele middelen bij een doelmatige en doeltreffende uitvoering gestart door onderzoeksbureau AEF. AEF onderzoekt hoeveel budget gemeenten structureel nodig hebben voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de huidige Jeugdwet. Daarnaast onderzoekt AEF ook 20 maatregelen om de uitgaven van de jeugdwet te beperken, waaronder een aantal die zien op de reikwijdte van de jeugdhulpplicht en ook ondersteunend zijn aan het advies van het expertiseteam reikwijdte van de VNG. Het gaat om:

  • Het verbeteren van de kwaliteit van de triage van de toegang

  • Invoeren van een Afwegingskader Gebruikelijke hulp Jeugdwet

  • Inperken van de «outreachende» activiteiten van gemeenten

  • Actief contractmanagement

Welk aanvullend onderzoek mogelijk?

In het Algemeen Overleg van 23 juni heb ik toegezegd bereid te zijn om nader (diepte)onderzoek te laten doen om tegemoet te komen aan de vraag van dhr. Peters. Aanvullend zou ik nog de volgende onderzoeken kunnen doen:

  • 1. Een onderzoek dat een verdere verdieping geeft op het al verrichte onderzoek van KPMG, specifiek gericht op de invulling van de ambulante zorg. Dit zou kunnen door bij 2 gemeenten te kijken wat daar precies aan de hand is. Bij het KPMG-onderzoek bleek onder meer de beschikbaarheid van data een beperkende factor.

  • 2. Een verdiepend onderzoek dat op zoek gaat naar de duiding van het succes van enkele gemeenten van wie bekend is dat zij successen boeken bij de transformatie van de jeugdhulp. Dit toegespitst op het vlak van toegang en inkoop. Deze twee elementen zijn mijns inziens twee belangrijke factoren om grip op de uitgaven te krijgen. Dit is aanvullend aan het lopende onderzoek van AEF, waarin enkele maatregelen op dit terrein reeds worden doorgerekend.

  • 3. Met de doorbraakmethode is in enkele gemeenten de zorg aan gezinnen met complexe problemen efficiënter geregeld. Dit heeft geleid tot betere hulp aan deze gezinnen en een aanzienlijke kostenbesparing. Deze methodiek willen we verder uitbouwen door in een aantal gemeenten verder actie-onderzoek te doen naar de effecten van deze aanpak.

Deze onderzoeken zal ik na de zomer starten, zodat de resultaten hiervan begin volgend jaar bekend zijn. Op deze manier kan deze informatie benut worden door een nieuw kabinet. Ik hoop dat deze onderzoeken alle partijen het beoogde inzicht geeft in de besteding van de jeugdhulpmiddelen en gemeenten handvatten biedt om de transformatiedoelen van de Jeugdwet in te vullen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven