Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 augustus 2010
Begin 2009 is in het actualiteitenprogramma Netwerk naar voren gekomen dat er gezinnen zijn die verhuizen naar Vlaanderen
om de jeugdbescherming te ontvluchten. Ondanks de indruk dat het hier om incidenten gaat, ben ik met Vlaanderen in contact
getreden om deze problematiek nader te verkennen. Over dit voornemen heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd.1 Er is een goede samenwerking tot stand gekomen tussen Vlaanderen en Nederland, waar ik het agentschap jongerenwelzijn van
Vlaanderen zeer erkentelijk voor ben. Graag informeer ik uw Kamer over de opbrengsten.
In drie bijeenkomsten met de administrateur-generaal van het agentschap jongerenwelzijn uit Vlaanderen en diverse Nederlandse
en Vlaamse veldpartijen uit de jeugdzorg is in beeld gebracht:
a. welke verschillen er bestaan tussen de jeugdzorg en jeugdbescherming in Nederland en Vlaanderen, en;
b. welke stappen er in het veld gezet worden, een procesbeschrijving, wanneer een gezin verhuist van Nederland naar Vlaanderen
en vice versa.
Verschillen in de jeugdzorg
Uit een dossiervergelijking en een expertmeeting is op hoofdlijnen naar voren gekomen dat het inhoudelijk oordeel over de
benodigde zorg in het algemeen overeenkomt, maar dat het kader waarbinnen de zorg wordt geboden vaak verschilt. In Vlaanderen
wordt er langer geïnvesteerd in het meekrijgen van ouders voor de benodigde hulpverlening in vrijwillig kader, in Nederland
wordt al eerder overgestapt naar een gedwongen kader. Tijdens de expertmeeting is aan enkele wetenschappers gevraagd om deze
verschillen in aanpak vanuit het belang van het kind te bezien. Hoewel zeer interessante opvattingen zijn gegeven, konden
volgens de wetenschappers hierover geen gezamenlijk gedeelde uitspraken worden gedaan.
Procesbeschrijving zorgoverdracht
Wanneer een gezin verhuist van Nederland naar Vlaanderen en vice versa, zal er een goede zorgoverdracht moeten zijn. Er zijn
twee routes voor zorgoverdracht.
De eerste route houdt in dat instanties (Bureau Jeugdzorg in Nederland en Comité voor Bijzondere Jeugdzorg in Vlaanderen)
zelf voor de overdracht zorgen. Indien dit niet mogelijk is omdat bijvoorbeeld het adres onbekend is (Nederland en Vlaanderen),
kan als tweede route een beroep gedaan worden op de centrale autoriteit van het land waar het gezin naartoe is verhuisd.
Om na te gaan of de routes voldoende waarborgen bieden voor zorgvuldige overdracht is expliciet gemaakt welke stappen door
Nederland en Vlaanderen gezet worden wanneer een gezin verhuist van Nederland naar Vlaanderen en vice versa. Dit heeft een
heldere procesbeschrijving voor zorgoverdracht opgeleverd, voor de gehele grensstreek tussen Nederland en Vlaanderen.
Met deze opbrengst en gezien de indruk dat het om een klein aantal gezinnen per jaar gaat, acht ik de problematiek voldoende
onderzocht en aangepakt. Verschillen in de jeugdzorg en jeugdbescherming tussen Vlaanderen en Nederland zullen altijd blijven
bestaan. Van belang is dat de zorgoverdracht goed geregeld is opdat deze gezinnen in beeld blijven bij de hulpverlening. Ik
ben er met de opgeleverde procesbeschrijving van overtuigd, dat het agentschap jongerenwelzijn van Vlaanderen en ik het contact
in de toekomst zullen onderhouden om ook over andere jeugdzorgthema’s van gedachten te wisselen. Rest mij nog te melden dat
in navolging van de ervaringen met Vlaanderen nu ook met Duitsland (Nord Rhein Westfalen en Niedersacksen) goed contact tot
stand is gekomen, waar de problematiek nu ook op de agenda staat en nader wordt onderzocht.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet