Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2015
Per brief van 19 december 20131 hebben wij toegezegd dat Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming
in 2014 de werkwijze rond de verbeterde screeningsprocedure voor aspirant-pleegouders
tegen het licht zouden houden en dat wij uw Kamer over de uitkomsten zouden informeren.
Middels deze brief doen we deze toezegging gestand.
Wij vinden het van groot belang dat er een procedure bestaat waarmee wordt voorkomen
dat pleegkinderen worden geplaatst in een onveilige leefomgeving en wordt voorkomen
dat ongeschikte aspirant-pleegouders in een andere regio bij een pleegzorgaanbieder
alsnog als pleegouders geaccepteerd worden. In onze eerdere brieven2 hebben we aangegeven dat er daarom sinds 1 februari 2013 wordt gewerkt met een verbeterde
screeningsprocedure voor aspirant-pleegouders. Pleegouders en inwonende gezinsleden
vanaf de leeftijd van 12 jaar moeten bij de plaatsing van een pleegkind in het bezit
zijn van een Verklaring van geen Bezwaar (VGB). De Raad voor de kinderbescherming
(Raad) meldt bij aanvraag van een VGB ten behoeve van een aspirant-pleegouder aan
de pleegzorgaanbieder of al eerder een VGB voor deze aspirant-pleegouders en/of zijn
medebewoners is aangevraagd. De pleegzorgaanbieder wint vervolgens bij de vorige pleegzorgaanbieder
informatie hierover in. Mede met behulp van deze informatie kan de pleegzorgaanbieder
bepalen of hij de aspirant-pleegouder geschikt acht om als pleegouder op te treden.
Indien de aspirant-pleegouder de toestemming om nadere informatie in te winnen niet
geeft, kan dit voor de pleegzorgaanbieder voldoende reden zijn om niet verder te gaan
met de aspirant-pleegouder. Shopgedrag van aspirant-pleegouders wordt door deze procedure
verhinderd en door deze verbetering wordt maximaal voorkomen dat een pleegkind bij
ongeschikte pleegouders wordt geplaatst.
Samen met de Raad en Jeugdzorg Nederland hebben we de verbeterde procedure voor de
eerste helft van 2014 tegen het licht gehouden. De Raad heeft in een meting onderzocht
hoeveel VGB-aanvragen hij heeft ontvangen van de pleegzorgaanbieders en bij hoeveel
van deze aanvragen hij melding heeft gemaakt dat er eerder een VGB is aangevraagd.
Aan alle pleegzorgaanbieders is gevraagd hoeveel VGB-aanvragen zij ten behoeve van
aspirant pleegouders hebben gedaan bij de Raad en welke vervolgstappen zij hebben
ondernomen wanneer bleek dat er sprake was van een eerdere VGB-aanvraag voor deze
aspirant-pleegouders.
Uit de meting die de Raad in juli 2014 heeft uitgevoerd bleek dat de nieuwe procedure
niet overal goed is ingevoerd. Niet in alle regio’s bleek de verbeterde screening
geïmplementeerd. De verbeterde procedure is daarop opnieuw gecommuniceerd en geïnstrueerd.
Een nieuwe meting laat zien dat die hernieuwde instructie resultaat oplevert. De verwachting
is dat de procedure aan het eind van het eerste kwartaal van 2015 overal volgens afspraak
wordt uitgevoerd. Om de vinger aan de pols te houden zal de Raad in april 2015 een
nieuwe meting uitvoeren naar de resultaten over het eerste kwartaal van 2015.
Doordat nog niet alle Raadsregio’s de verbeterde procedure hanteerden ten tijde van
de uitvraag bij pleegzorgaanbieders, kunnen wij uit de uitvraag geen goed landelijk
beeld verkrijgen over hoe pleegzorgaanbieders handelen na een melding van de Raad
over een eerdere VGB-aanvraag. Onze eerste indruk op basis van de uitvraag is dat
daar waar de Raad heeft aangegeven dat er een eerdere VGB-aanvraag is gedaan, de pleegzorgaanbieder
informatie inwint bij de vorige pleegzorgaanbieder en deze informatie meeweegt in
de screeningsprocedure.
Met het tegen het licht houden van de VGB-procedure hebben wij een indruk gekregen
van de implementatie en de werking van de VGB-procedure in de praktijk. Aan deze indruk
kunnen wij echter geen definitieve conclusies verbinden. Het is voor ons van groot
belang dit beeld wel te verkrijgen en daarom zullen we nader onderzoek instellen naar
de werking van de procedure. We zullen uw Kamer te zijner tijd over de resultaten
van dit onderzoek informeren.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven