31 839 Jeugdzorg

Nr. 457 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2015

Per brief van 19 december 20131 hebben wij toegezegd dat Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming in 2014 de werkwijze rond de verbeterde screeningsprocedure voor aspirant-pleegouders tegen het licht zouden houden en dat wij uw Kamer over de uitkomsten zouden informeren. Middels deze brief doen we deze toezegging gestand.

Wij vinden het van groot belang dat er een procedure bestaat waarmee wordt voorkomen dat pleegkinderen worden geplaatst in een onveilige leefomgeving en wordt voorkomen dat ongeschikte aspirant-pleegouders in een andere regio bij een pleegzorgaanbieder alsnog als pleegouders geaccepteerd worden. In onze eerdere brieven2 hebben we aangegeven dat er daarom sinds 1 februari 2013 wordt gewerkt met een verbeterde screeningsprocedure voor aspirant-pleegouders. Pleegouders en inwonende gezinsleden vanaf de leeftijd van 12 jaar moeten bij de plaatsing van een pleegkind in het bezit zijn van een Verklaring van geen Bezwaar (VGB). De Raad voor de kinderbescherming (Raad) meldt bij aanvraag van een VGB ten behoeve van een aspirant-pleegouder aan de pleegzorgaanbieder of al eerder een VGB voor deze aspirant-pleegouders en/of zijn medebewoners is aangevraagd. De pleegzorgaanbieder wint vervolgens bij de vorige pleegzorgaanbieder informatie hierover in. Mede met behulp van deze informatie kan de pleegzorgaanbieder bepalen of hij de aspirant-pleegouder geschikt acht om als pleegouder op te treden. Indien de aspirant-pleegouder de toestemming om nadere informatie in te winnen niet geeft, kan dit voor de pleegzorgaanbieder voldoende reden zijn om niet verder te gaan met de aspirant-pleegouder. Shopgedrag van aspirant-pleegouders wordt door deze procedure verhinderd en door deze verbetering wordt maximaal voorkomen dat een pleegkind bij ongeschikte pleegouders wordt geplaatst.

Samen met de Raad en Jeugdzorg Nederland hebben we de verbeterde procedure voor de eerste helft van 2014 tegen het licht gehouden. De Raad heeft in een meting onderzocht hoeveel VGB-aanvragen hij heeft ontvangen van de pleegzorgaanbieders en bij hoeveel van deze aanvragen hij melding heeft gemaakt dat er eerder een VGB is aangevraagd. Aan alle pleegzorgaanbieders is gevraagd hoeveel VGB-aanvragen zij ten behoeve van aspirant pleegouders hebben gedaan bij de Raad en welke vervolgstappen zij hebben ondernomen wanneer bleek dat er sprake was van een eerdere VGB-aanvraag voor deze aspirant-pleegouders.

Uit de meting die de Raad in juli 2014 heeft uitgevoerd bleek dat de nieuwe procedure niet overal goed is ingevoerd. Niet in alle regio’s bleek de verbeterde screening geïmplementeerd. De verbeterde procedure is daarop opnieuw gecommuniceerd en geïnstrueerd. Een nieuwe meting laat zien dat die hernieuwde instructie resultaat oplevert. De verwachting is dat de procedure aan het eind van het eerste kwartaal van 2015 overal volgens afspraak wordt uitgevoerd. Om de vinger aan de pols te houden zal de Raad in april 2015 een nieuwe meting uitvoeren naar de resultaten over het eerste kwartaal van 2015.

Doordat nog niet alle Raadsregio’s de verbeterde procedure hanteerden ten tijde van de uitvraag bij pleegzorgaanbieders, kunnen wij uit de uitvraag geen goed landelijk beeld verkrijgen over hoe pleegzorgaanbieders handelen na een melding van de Raad over een eerdere VGB-aanvraag. Onze eerste indruk op basis van de uitvraag is dat daar waar de Raad heeft aangegeven dat er een eerdere VGB-aanvraag is gedaan, de pleegzorgaanbieder informatie inwint bij de vorige pleegzorgaanbieder en deze informatie meeweegt in de screeningsprocedure.

Met het tegen het licht houden van de VGB-procedure hebben wij een indruk gekregen van de implementatie en de werking van de VGB-procedure in de praktijk. Aan deze indruk kunnen wij echter geen definitieve conclusies verbinden. Het is voor ons van groot belang dit beeld wel te verkrijgen en daarom zullen we nader onderzoek instellen naar de werking van de procedure. We zullen uw Kamer te zijner tijd over de resultaten van dit onderzoek informeren.

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 31 839, nr. 336

X Noot
2

Kamerstuk 32 529, nr. 14; Kamerstuk 31 839, nr. 336

Naar boven