31 839 Jeugdzorg

Nr. 427 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2014

Over een maand vindt de transitie van alle jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering naar gemeenten plaats. Dit is een decentralisatie waar al jarenlang naar wordt uitgekeken en waar ook jarenlang hard aan gewerkt is door gemeenten, aanbieders, de VNG, de branche-organisaties en het Rijk – vaak met grote betrokkenheid vanuit professionals en cliënten. Dit zal ertoe leiden dat jeugdhulp in de toekomst niet langer versnipperd, maar vanuit één plan wordt geregeld. Door dit dichtbij mensen te organiseren wordt alle kennis en kunde bij elkaar gebracht en kan eerder en beter hulp geboden worden aan kwetsbare kinderen en gezinnnen.

De afgelopen periode is door aanbieders en gemeenten hard gewerkt om onder meer de inkoop goed te regelen. De inzet die wij de afgelopen periode voor en achter de schermen hebben gezien om klaar te zijn voor de uitvoering van jeugdhulp vanaf 1 januari 2015, verdient veel respect voor alle betrokkenen. Dit heeft ertoe geleid dat vanaf 1 januari 2015 de (continuïteit van) jeugdhulp in alle regio's en in alle gemeenten is gegarandeerd. Ook de 24/7 toegang voor crisisituaties is dan overal geregeld. Voor kinderen die nu al een vorm van jeugdhulp krijgen en dat in 2015 nog steeds nodig hebben, geldt dat het doorlopen van die zorg in elke gemeente is gewaarborgd.

De afgelopen maanden zijn hiertoe letterlijk duizenden inkoopcontracten gesloten tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders. In sommige regio’s gaat het om contracten met meer dan 200 aanbieders. Over de gehele linie is meer dan 99% van de contracten rond. Er zijn nog enkele contracten waarover tussen de aanbieders en de gemeenten in de regio’s reeds afspraken op papier zijn gemaakt, maar waar nog puntjes op de i worden gezet over de uitwerking.

Aanbieders en gemeenten hebben ons in die gevallen bevestigd dat ze er samen uit zullen komen en de uiteindelijke contracten zullen tekenen.

In de vierde Transitiemonitor Jeugd treft u de stand van zaken aan zoals gemeenten deze de eerste helft van november hebben ingevuld1. In lijn met de toezegging aan uw Kamer wordt inzicht geboden in de uitkomsten per gemeente. Uit de monitor blijkt onder meer dat de toegang, ook in crisissituaties, in alle gemeenten tijdig gereed is. In paragraaf 2 van deze brief gaan we nader in op de uitkomsten, ook op punten waar nog extra inzet nodig is.

Bij een omvangrijke operatie als deze zullen na 1 januari 2015 ongetwijfeld op verschillende plekken in het land knelpunten in de uitvoering optreden. Wij zullen in de cockpit met de VNG en branche-organisaties de ontwikkelingen de komende maanden dan ook nauwgezet volgen en houden de ondersteuning snel beschikbaar. Gemeenten en aanbieders zullen gewend moeten raken aan de nieuwe manier van werken, bijvoorbeeld als het gaat om facturatie en declaratie of om de wijze waarop gegevens kunnen worden gedeeld. Juist als het gaat om risico’s voor kwetsbare kinderen denken wij dat er alles aan gedaan is om ervoor te zorgen dat zorg en ondersteuning voor hen beschikbaar en toegankelijk is.

1 Inkoop Jeugdhulp en Continuïteit van Zorg

Tijdens het Wetgevingsoverleg met uw Kamer op 3 november 2014 (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 83) hebben wij toegezegd u te informeren over de voortgang van de inkoop in de gemeenten en aan te geven of en zo ja bij welke gemeenten wij in de plaats verwachten te treden om de zorgcontinuïteit te verzekeren. Hieronder lichten wij de stand van zaken toe.

1.1 Voortgang afgelopen maanden

De afgelopen periode hebben wij de voortgang van het inkoopproces in alle gemeenten en regio’s nauwgezet gevolgd en ondersteund vanuit het Ondersteuningsteam Decentralisaties (OTD. Ook de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) heeft in verschillende regio’s haar bijdrage geleverd aan het inkoopproces.

Een belangrijke rol is daarbij vervuld door de door ons ingerichte cockpit, van waaruit wij samen met de VNG, de brancheorganisaties en de TAJ het inkoopproces en in het bijzonder de inkoop van bovenregionaal aangeboden zorgvormen nauwgezet hebben gevolgd. Op het moment dat vanuit één van deze partijen knelpunten bij afzonderlijke inkooptrajecten in de regio’s werden gesignaleerd, werden deze in de cockpit besproken. Daarop kon vervolgens gericht geacteerd worden. Met een aantal regio’s heeft de afgelopen weken ook bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Vaak ging dat gepaard met het direct beschikbaar stellen van financiële expertise om inkooptrajecten vlot te trekken. Daarbij bleek het in vrijwel alle regio’s waarmee gesproken is nog slechts te gaan over situaties waarin één of een beperkt aantal aanbieders niet bereid waren akkoord te gaan met de voorgelegde contracten en gemeenten niet onmiddellijk bereid of in staat waren mee te gaan in de bezwaren van de aanbieders.

Inmiddels zijn de contracten getekend of een subsidiebeschikking afgegeven. Het kan gaan om een contract met een individuele aanbieder. Ook kan dat een raamovereenkomst zijn waar alle aanbieders die onder de reikwijdte van dat contract vallen gebruik van kunnen maken. Daar waar niet direct definitieve overeenstemming kon worden bereikt over de contractvoorwaarden zijn de regio en de aanbieder inmiddels gekomen tot een contract met een korte looptijd en zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop zij het resterende verschil van mening zullen oplossen. Daarmee is de continuïteit van zorg in de tussentijd geborgd.

In een aantal gevallen heeft een (boven)regionale zorgaanbieder alleen contracten met de voor hen belangrijkste gemeenten en sluiten zij geen contracten met gemeenten waarvan zij slechts enkele kinderen in zorg hebben. Voor die kinderen werken zij op basis van facturatie (zie hierover ook 1.3).

1.2 Nu geen indeplaatsstelling

Met de aanvaarding van de Invoeringswet bij de Jeugdwet door de Eerste Kamer en de daarop volgende publicatie in het Staatsblad, is de bevoegdheid voor het Rijk ontstaan om bij taakverwaarlozing in de plaats van gemeenten te treden. Deze mogelijkheid is deze maand samen met de Landsadvocaat en het Ministerie van BZK als uiterste maatregel voorbereid voor het geval gemeenten onvoldoende in staat zouden zijn de continuïteit van zorg te borgen. Wij hebben uw Kamer daarover ook geïnformeerd bij brief van 12 november jl.2

Wij zijn van mening dat er nu geen noodzaak bestaat om over te gaan tot ingrijpen vanuit het Rijk middels een indeplaatsstelling.

1.3 Inkoop binnen het gedwongen kader

Op het onderwerp gedwongen kader is in de afgelopen periode grote vooruitgang geboekt. Een belangrijk punt is dat we kunnen concluderen dat de continuïteit van zorg ten aanzien van de jeugdbescherming en jeugdreclassering is gegarandeerd.

Alle bureaus jeugdzorg hebben voor 1 december contracten gesloten met gemeenten of er zijn subsidiebeschikkingen uitgegaan. Ook bij de Landelijke Werkende Instellingen (LWI's) is de continuïteit van zorg geborgd. Tevens hebben bijna alle gemeenten afspraken gemaakt met de Raad voor de Kinderbescherming. Uit recente cijfers van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat zij met 97 procent van de regio’s een (concept) samenwerkingsprotocol hebben.

Ook het certificeren van instellingen loopt op schema, er zijn nu 14 instellingen positief beoordeeld door het Keurmerkinstituut. Op dit moment vindt de laatste check plaats door het Keurmerkinstituut. Na de inwerkingtreding van de wettelijke grondslag in een ministeriële regeling kunnen binnenkort de certificaten aan deze instellingen worden verstrekt. Vier instellingen zijn momenteel in afwachting van de beoordeling door het Keurmerkinstituut.

1.4 Inkoop dyslexiezorg in de regio Groningen

Tijdens het wetgevingsoverleg van 3 november 2014 hebben wij met uw Kamer gesproken over dyslexiezorg in de regio Groningen. Wij informeren u hierbij over het vervolg. Navraag bij het Ondersteuningsteam Decentralisaties (OTD) leert dat het OTD inderdaad het signaal heeft ontvangen van de gemeente Groningen dat de uitgaven voor dyslexiezorg flink gegroeid zouden zijn. De regio vreest dat het beschikbare budget in 2015 ontoereikend zal zijn.

De gemeente Groningen heeft te kennen gegeven dat ze de dyslexiezorg reeds heeft ingekocht. Hiermee heeft ze de continuïteit van deze zorg gewaarborgd. Op verzoek van de gemeente Groningen adviseert het OTD hen momenteel over de wijze waarop zij kunnen omgaan met de door hen gesignaleerde groei in relatie tot het beschikbare budget.

Het totale budget voor de jeugd-ggz dat aan gemeenten is toegekend, is gebaseerd op de totale uitgaven voor jeugd-ggz, inclusief de uitgaven voor dyslexiezorg. Gemeenten hebben dus niet een apart potje met geld voor dyslexiezorg gekregen. Omdat dyslexiezorg meeloopt in de ggz-uitgaven, gelden macro ook de afspraken uit het Bestuurlijk Akkoord GGZ.

In het voorjaar van 2015 wordt het bedrag voor de jeugd GGZ opnieuw bezien. Aangezien uitgaven aan dyslexiezorg deel uitmaken van de gehele jeugd GGZ-uitgaven, wordt dan ook rekening gehouden met de meest actuele gegevens over dyslexiezorg. De herziening van het bedrag voor de jeugd GGZ in het voorjaar van 2015 in het kader van solidariteit met gemeenten, heeft mogelijk gevolgen voor de gemeente Groningen.

1.5 Inkoop jeugdzorgplus

Jeugdzorgplus is een van de vormen van jeugdhulp waarover gemeenten en aanbieders op bovenregionaal niveau afspraken moesten maken. Mede op basis van de Inkoophandreiking van de VNG zijn partijen erin geslaagd dat te realiseren. In twee situaties vroeg dat ondersteuning van VWS. Tijdens het wetgevingsoverleg van 3 november 2014 heb ik u toegezegd een oplossing te zoeken voor het vastgoedprobleem van de aanbieder van jeugdzorgplus in Noord Nederland. Ik heb daarover overeenstemming bereikt met deze aanbieder. Daarmee was de belemmering weggenomen voor een meerjarig contract dat de Noordelijke jeugdzorgregio’s met deze aanbieder inmiddels hebben gesloten.

De 10 jeugdzorgregio’s in Zuid Nederland en de vijf aanbieders voor jeugdzorgplus hebben na bemiddeling door het Rijk overeenstemming bereikt over een contract voor 2015.

1.6 Inkoop van jeugdhulp voor minderjarige asielzoekers

In het bestuurlijk overleg met de VNG van 1 december 2014 is afgesproken dat de gemeenten het voorstel verder uitwerken om het COA te vragen om jeugdhulp voor alle minderjarigen in alle COA-centra in te kopen en te verzorgen namens de gemeenten, inclusief de jongeren die onder verantwoordelijkheid van het Nidos vallen, maar in COA-centra verblijven. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten niet de benodigde zorg hebben ingekocht, omdat kinderen in de loop van het jaar in verschillende COA-centra komen. Kinderen die buiten COA-centra, bijvoorbeeld jongeren onder verantwoordelijkheid van Nidos in pleeggezinnen, verblijven zijn voor rekening van gemeenten.

1.7 Verdere ontwikkelingen blijven volgen

De stand van zaken in het inkoopproces betekent overigens niet dat we er nu zijn. Hoewel wij op dit moment geen signalen van aanbieders, brancheorganisaties, gemeenten en de TAJ hebben gekregen die wijzen op een tekortkoming in het bieden van zorgcontinuïteit, kan het voorkomen dat niet alle aanbieders bij alle gemeenten voldoende in beeld zijn. Voor hen geldt dat de gemeenten in ieder geval gehouden zijn de behandelingen die in 2015 doorlopen te betalen.

Aanbieders die onverhoopt nog niet in beeld zijn van gemeenten en aangeven een contract nodig te hebben om noodzakelijk aanbod te leveren voor continuïteit van zorg, kunnen zich melden bij de TAJ. Mocht dat nodig zijn, blijft het instrument van de indeplaatsstelling ook voor die gevallen beschikbaar. De wijze waarop de contracten straks uitwerken voor gemeenten en zorgaanbieders vanuit financieel oogpunt en voor de continuïteit van zorg voor jeugdigen, blijven wij de komende maanden nauwgezet volgen. Zoals eerder aan u toegezegd, ontvangt uw Kamer ook een vanuit de TAJ opgestelde rapportage over de continuïteit van zorg – in lijn met de eerdere rapportages van de TSJ3. Ook gaan wij met de VNG en de brancheorganisaties aan de slag met een visie voor de toekomst van het zorglandschap van de jeugdhulp, hetgeen ook inhoudelijk richting zal geven voor de inkooptrajecten voor de jeugdhulp na 2015.

1.8 Afspraken solidariteit met gemeenten

Met gemeenten is eerder afgesproken dat het Rijk solidariteit toont op het moment dat er in 2015 onverwachtse ontwikkelingen optreden waardoor zij budgettair in de knel komen. Voor gemeenten is het van belang duidelijkheid te krijgen over de wijze waarop dit proces wordt ingericht. Met de VNG is afgesproken dat wij de stappen om tot de gewenste duidelijkheid voor gemeenten te komen op korte termijn met de VNG afstemmen. Hiermee geven we duidelijkheid aan gemeenten over de wijze waarop de opgetreden knelpunten bij gemeenten kunnen worden gemeld en welke oplossingen daarbij worden voorzien.

2 Uitkomsten Transitiemonitor Jeugd

Bij deze brief treft u de vierde rapportage van de Transitiemonitor Jeugd aan, voor de laatste keer voordat de decentralisatie op 1 januari 2015 een feit is. In de monitor zijn ook de extra vragen meegenomen waar uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 9 oktober jl. heeft verzocht4. Zoals tijdens dit zelfde overleg met uw Kamer is toegezegd, is voor de Kamer en voor de gemeenteraden deze keer het beeld per gemeente op alle onderdelen openbaar. Wij hebben dit gepubliceerd op www.voordejeugd.nl.

Ondanks dat het voor gemeenten een drukke periode betreft, hebben wij gelet op het belang van brede voortgangsinformatie en in lijn met het verzoek van de Kamer gemeenten toch gevraagd de monitor in te vullen, en wel tussen 1 en 14 november. Daarbij is meegegeven dat de gegevens dit keer op gemeenteniveau openbaar worden gemaakt. Invullen is voor gemeenten niet verplicht. Desalniettemin had medio november 88 procent van de gemeenten deze monitor ingevuld. Hierna lichten we de uitkomsten op enkele onderdelen toe. De stand van zaken van de inkoop is hiervoor onder 1 reeds aan de orde geweest.

2.1 Toegang en crisisdiensten

De antwoorden op de vragen die over de toegang gaan, geven een gedifferentieerd beeld. Enerzijds zijn de belangrijkste zaken op orde: de toegang is tijdig ingericht en gemeenten zijn erop voorbereid om 24/7 crisissituaties op te vangen. Tegelijkertijd geeft ruim 30 procent van de gemeenten aan nog bezig te zijn met het uitwerken van de mandaatbesluiten over wie een beslissing mag nemen over niet-vrij toegankelijke voorzieningen. Ook moeten veel gemeenten nog afspraken maken met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de wijze van verwijzen en moeten zij hen nog informeren over de gecontracteerde zorg waarnaar verwezen kan worden. Punten die de toegankelijkheid en continuïteit van zorg niet in de weg staan, maar die wel geregeld moeten worden.

Als het gaat om de toegang, gaat onze aandacht op dit moment vooral uit naar afspraken die gemeenten moeten maken met de bureaus jeugdzorg (BJZ) en het CIZ over de warme overdracht van cliënten die bekend zijn bij BJZ en CIZ, maar wiens aanvraag voor 1 januari niet meer door BJZ of CIZ wordt afgedaan. Hierover is overleg gaande met de VNG, Jeugdzorg Nederland, CIZ en Zorgverzekeraars Nederland, zodat warme overdracht plaats kan vinden.

2.2 Facturatie en declaratie

Voor aanbieders die per cliënt krijgen betaald gaat er vanaf 1 januari het nodige veranderen ten aanzien van het factureren en declareren. Facturen en declaraties moeten vanaf dat moment naar gemeenten. Gemeenten richten hiervoor gezamenlijk een digitale informatiestructuur op met gegevensknooppunten voor gemeenten (bij het intern bureau van de VNG) en aanbieders (bij VECOZO) waartussen standaardberichten kunnen worden uitgewisseld. Gemeenten is gevraagd zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over het berichtenverkeer dat ze willen hanteren. Aanbieders die te maken hebben met individuele bekostiging is gevraagd zo snel mogelijk aan te sluiten op het gegevensknooppunt van VECOZO.

Uit de Transitiemonitor blijkt dat ruim 60 procent van de gemeenten aangeven op 1 januari gereed te zijn facturen en declaraties af te handelen. Een kleine 40 procent van de gemeenten nog niet. Hiernaast zijn mogelijk niet alle aanbieders hiertoe in staat. Dit is een punt van zorg. Wij hebben inmiddels met de VNG een voorziening getroffen met het definiëren van een Standaarddeclaratie Jeugd met een minimale dataset plus toelichting voor de toe te wijzen jeugdhulpcategorieën, die te vinden zijn op de site www.voordejeugd.nl. Deze jeugdhulpcategorieën zijn dezelfde als die aanbieders moeten aanleveren voor de beleidsinformatie en het jaardocument voor de financiële verantwoording. De standaarddeclaratie kan los van de digitale infrastructuur worden gebruikt. Op deze wijze dragen wij bij aan het harmoniseren van de berichtenstroom en het beperken van de administratieve lasten.

2.3 Communicatie richting ouders en kinderen

Het Nederlands publiek wordt sinds 16 oktober jl. via de publiekscampagne «Nederland verandert, de zorg verandert mee» op radio en televisie geïnformeerd over de Jeugdwet. (Ouders van) cliënten kunnen voor specifieke informatie over de veranderingen in de jeugdhulp terecht op de website www.hoeverandertmijnzorg.nl. Het Informatiepunt langdurige zorg en jeugd is hieraan gekoppeld. Daar is ook een meldpunt ingericht voor mensen die het gevoel hebben tussen wal en schip te vallen. Vanaf december worden (ouders van) cliënten en professionals tevens extra geïnformeerd over een aantal veelvoorkomende misverstanden over de Jeugdwet zoals geformuleerd op http://www.dezorgverandertmee.nl/misverstanden.

Ook aanbieders en gemeenten communiceren richting cliënten. Zij doen dit via diverse communicatiemiddelen, zoals websites, folders en in een brief of een persoonlijk gesprek met de professional. In veel gevallen betreft dit feitelijke informatie over de Jeugdwet (bijvoorbeeld over het overgangsrecht). Vanuit gemeenten worden pgb-houders Wmo en Jeugd ook persoonlijk per brief geïnformeerd over hun individuele situatie in 20155. De Transitiemonitor laat echter zien dat de communicatie richting ouders en kinderen extra aandacht nodig heeft. Hoewel de meeste gemeenten (65 procent) aangeven een communicatieplan te hebben om inwoners te informeren, heeft minder dan de helft (45 procent) haar inwoners geïnformeerd over waar ze terecht kunnen en hoe procedures verlopen. Ten aanzien van het informeren van cliënten over het gevolg van de decentralisatie voor hun concrete situatie, meldt slechts 18% van de gemeenten dit te hebben gedaan. Conform de toezegging tijdens het Wetgevingsoverleg van 3 november jl. is dit met de VNG en de brancheorganisaties besproken. De partijen hebben aangegeven hun verantwoordelijkheid te nemen om de communicatie met cliënten goed te verzorgen. Dit betekent dat wij er nu van uitgaan dat gemeenten erop aansturen dat elke cliënt door zijn of haar aanbieder wordt geïnformeerd.

Voor alle andere kinderen die jeugdhulp ontvangen geldt dat zij gericht dienen te worden geïnformeerd door de aanbieder waar zij nu jeugdhulp van ontvangen. Wij hebben dat nogmaals bij de brancheorganisaties onder de aandacht gebracht. Gemeenten dienen dat af te spreken met de door hen gecontracteerde aanbieders. Wij doen daartoe nog een extra bericht uit naar alle wethouders. Ook stuurt de VNG hierover nog een ledenbrief naar alle gemeenten. Gerichte communicatie naar cliënten is van belang en deze kan nu de contractvorming heeft plaatsgevonden ook worden uitgevoerd. Wij willen hier benadrukken dat in de meeste gevallen, gelet op de contractafspraken en het overgangsrecht de zorgverlening in 2015 gewoon doorloopt.

2.4 Gedwongen kader

Uit recente cijfers blijkt dat 90 procent van de gemeenten de benodigde beleidskeuzes heeft gemaakt over wie namens de gemeente een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming mag indienen. Enige aandacht vraagt nog, zo blijkt uit de Transitiemonitor, de doorvertaling van de gemaakte afspraken met de Raad voor de Kinderbescherming. Indien gemeenten nog geen keuze hebben gemaakt worden zij hierbij ondersteund door de Raad voor de Kinderbescherming en het ondersteuningsprogramma KING van de VNG.

Daarnaast is er grote vooruitgang geboekt ten aanzien van de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV). CORV is sinds oktober 2014 technisch gereed voor aansluiting door alle beoogde partijen. Het is nu aan gemeenten en justitiële partijen om zich aan te sluiten voor 1 januari 2015.

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over de drie decentralisaties van 12 november 2014 is u toegezegd dat u wordt geïnformeerd over welke gemeenten zijn aangesloten op CORV en welke niet. Voor 1 december 2014 moesten gemeenten de aanvraag voor de aansluiting op CORV hebben ingediend bij de Justitiële Informatiedienst. Alle gemeenten hebben zich ook aangemeld. Deze gemeenten moeten vervolgens nog de organisatorische stappen aangeven aan de Justitiële Informatiedienst ten behoeve van de aansluiting. Het is onze inzet dat deze gemeenten voor 1 januari 2015 klaar zijn. Als de aansluiting op CORV niet tijdig is gerealiseerd, dan is er een terugvaloptie gereed, zodat het berichtenverkeer toch kan plaatsvinden.

Onlangs is op CORV een privacy impact analyse (PIA) uitgevoerd met een positief resultaat. De enkele aanbevelingen die ons zijn meegegeven, hebben wij inmiddels opgevolgd en gerealiseerd. Zoals tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over de drie decentralisaties van 12 november jl. is toegezegd, ontvangt u hierbij de PIA6.

2.5 Behandeling kinderen met ADHD-problematiek door kinderartsen

Tijdens het wetgevingsoverleg van 3 november 2014 hebben wij met uw Kamer gesproken over de kinderen met ADHD problematiek die hiervoor worden behandeld door een kinderarts in een ziekenhuis of een zelfstandig behandelcentrum. Deze behandeling is dit jaar door het Zorginstituut gedefinieerd als jeugd-ggz, en valt dus per 1 januari 2015 wettelijk gezien niet meer onder de Zorgverzekeringswet, maar onder de Jeugdwet. Deze zorg wordt tot 2015 vanuit het medisch-specialistisch kader bekostigd. Bij de bepaling en toerekening van de budgetten Jeugd, wat voor de jeugd-ggz op basis van het curatieve ggz-kader is gedaan, stond dit nog niet op het netvlies en is hiermee ten onrechte geen rekening gehouden. Het benodigde budget zal alsnog worden overgeheveld.

Om te waarborgen dat kinderen net als in 2014 ook in 2015 voor ADHD behandeld kunnen worden door een kinderarts, zijn wij in overleg getreden met alle betrokken partijen. Uitkomst van deze gesprekken is dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) meewerken aan een oplossingsrichting waarbij verzekeraars namens gemeenten deze zorg in 2015 kunnen inkopen en afhandelen. In de komende periode zal de exacte vormgeving nader worden uitgewerkt. Ook de zorgaanbieders en zorgverleners worden hierbij betrokken.

3 Kindcheck voor ouders die langdurig ziek zijn

Tijdens de begrotingsbehandeling van VWS is toegezegd dat bij beroepsgroepen zal worden geïnformeerd of de kindcheck ook kan gelden voor ouders die langdurig ziek zijn. In vervolg daarop kunnen wij u het volgende terugkoppelen. Met de uitwerking van de kindcheck zoals die door de KNMG is verwoord, kan een langdurige ziekte van ouders aanleiding vormen voor het doen van de kindcheck. De KNMG heeft laten weten dat in stap 1 van de meldcode voor artsen de uitwerking van de kindcheck is opgenomen. Hierin wordt aangegeven dat de kindcheck van toepassing is bij cliënten die in een lichamelijke of geestelijke conditie of in andere omstandigheden verkeren die een risico kunnen vormen voor de veiligheid of de ontwikkeling van de kinderen die van hen afhankelijk zijn. Het is de professionele inschatting van de individuele arts om te besluiten in welke gevallen een kindcheck noodzakelijk is. In samenwerking met VWS heeft de Augeo Foundation een website met informatie over de kindcheck opgesteld en zijn online cursussen ontwikkeld voor de kindcheck. Ook hierin wordt ernstige chronische lichamelijke problematiek genoemd als signaal voor toepassing van de kindcheck.

4 Tot slot

Met deze brief hebben wij uw Kamer een maand voor de transitiedatum van 1 januari 2015 geïnformeerd over de laatste stand van zaken bij alle gemeenten. Het beeld dat naar voren komt is dat gemeenten de noodzakelijke maatregelen hebben genomen om continuïteit van zorg voor kinderen per 1 januari 2015 te garanderen. Door de enorme inzet van betrokken en deskundige mensen bij gemeenten, aanbieders, VNG, branche-organisaties, het Rijk en de TAJ, is het in alle regio’s gelukt de transitie zo voor te bereiden dat de continuïteit van zorg gegarandeerd is. De inspanningen die door gemeenten en aanbieders zijn verricht om duizenden inkoopcontracten rond te krijgen verdienen veel waardering.

Met de transitie per 1 januari 2015 zijn we er nog niet. Wij hebben ook niet de illusie dat er geen uitvoeringsvraagstukken meer komen. We hebben er nu alles aan gedaan om het risico daarop zo beperkt mogelijk te maken. Ook is helder wie verantwoordelijk is om adequaat op te treden op het moment dat er zaken niet goed gaan – in het bijzonder als het kwetsbare kinderen betreft.

De TSJ komt in december met haar laatste advies over het belangrijke onderwerp van de transformatie. Komende jaren zal veel aandacht uitgaan naar de noodzakelijke stappen om de inhoudelijke doelen die met de Jeugdwet zijn beoogd, te realiseren. De transitie van verantwoordelijkheden en budgetten naar gemeenten per 1 januari 2015 is daarvoor een heel belangrijke stap.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Brief Toelichting proces indeplaatsstelling, 12 november jl., Kamerstuk 31 839, nr. 422

X Noot
3

Zie ook brief Voortgang inkoop jeugdhulp, 20 oktober jl., Kamerstuk 31 839, nr.415

X Noot
4

Het betreft de vragen 41, 42 en 43 over respectievelijk het familiegroepsplan, «één gezin, één plan,

één regisseur» en Integrale Vroeghulp.

X Noot
5

Kamerstuk 20 595, nr. 483

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven