31 839 Jeugdzorg

Nr. 335 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2013

U heeft mij verzocht om een reactie op de uitspraken van de Raad voor de rechtspraak dat de nieuwe Jeugdwet te ingewikkeld zou zijn als het gaat om gesloten jeugdhulp voor jeugdigen. De Raad vindt het bezwaarlijk dat regels voor gesloten jeugdhulp voor zowel het vrijwillig kader als het gedwongen kader in de Jeugdwet staan terwijl in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek het gedwongen kader (kinderbeschermingsmaatregelen inclusief machtiging tot uithuisplaatsing) zijn opgenomen. Deze brief stuur ik u mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Dit wetsvoorstel handhaaft de wetssystematiek zoals vormgegeven in de Wet gesloten jeugdzorg (Stb. 2007, nr. 578). Destijds is gekozen deze vorm van jeugdzorg te integreren in de Wet op de jeugdzorg en het daaronder functionerende systeem. De gehele Wet op de jeugdzorg is daarmee van toepassing op de gesloten jeugdzorg waardoor het mogelijk is intersectorale zorg te bieden aan jeugdigen in de gesloten jeugdzorg. Het begrip gesloten jeugdzorg omvat zowel de gedwongen opneming, het gesloten verblijf als de toepassing van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling. De extra eisen die aan gesloten jeugdzorg zijn gesteld en de afwijkingen die in dit kader nodig zijn, zijn met de Wet gesloten jeugdzorg aan de Wet op de jeugdzorg toegevoegd.1

Er zijn geen redenen om op dit moment de systematiek te wijzigen, omdat er materieel geen problemen zijn geconstateerd. De reden om de bepalingen over de machtiging gesloten jeugdhulp op te nemen in de Jeugdwet zijn nog steeds valide. Het is belangrijk om de gesloten jeugdhulp zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de overige zorgvormen die deel uitmaken van de Jeugdwet, zoals de geestelijke gezondheidszorg.

Wel maakt de vraag of het goed zou zijn de bepalingen over de machtiging gesloten jeugdhulp op te nemen in het BW deel uit van het onderzoek naar de harmonisatie van gedwongen zorg van jeugdigen.2 Te zijner tijd zal ik op basis van de uitkomsten van dit onderzoek beoordelen of wijziging alsnog gewenst is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Kamerstuk 30 644, nr. 3, p. 4

X Noot
2

Kamerstuk 33 648, nr. 10

Naar boven