31 839 Jeugdzorg

Nr. 129 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2011

Tijdens het Algemeen Overleg Jeugdbescherming van 25 mei en 29 juni 2011 (Kamerstuk 2010/11 31 839, nrs. 121 en 125) heeft de Tweede Kamer een debat gevoerd over de tarieven in de jeugdbescherming. In dit kader is gesproken over het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de verschillen in kosten tussen de bureaus jeugdzorg en landelijk werkende instellingen1. De Algemene Rekenkamer zal naar het zich laat aanzien haar onderzoek in de eerste week van november publiceren.

In het Algemeen Overleg is ook gesproken over signalen dat sommige bureaus te maken hebben met acute financiële problemen en dat deze bureaus dan ook niet het resultaat van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer konden afwachten. Ik heb toen aangegeven dat ik zo spoedig mogelijk deze signalen zal bespreken met de betreffende bureaus. Daarbij heb ik ook aangegeven dat, als uit deze besprekingen blijkt dat een bureau daadwerkelijk te maken heeft met acute financiële problemen, ik bereid ben om onder voorwaarden incidentele middelen beschikbaar te stellen. Eén van de voorwaarden die ik hieraan gekoppeld heb, is dat door een externe partij de financiën en de bedrijfsvoering van het betreffende bureau worden doorgelicht. Ik wil me er namelijk van vergewissen dat de middelen die de bureaus jeugdzorg beschikbaar hebben, doelmatig zijn ingezet en dat sprake is van een goede bedrijfsvoering. In het Algemeen Overleg van 25 mei 2011 heb ik u toegezegd, u te zullen berichten over de uitkomsten van de besprekingen en over de eventuele doorlichtingen die hebben plaatsgevonden.

In de periode 11 mei 2011 tot en met 25 juli 2011 heb ik twaalf brieven ontvangen van provincies/groot stedelijke regio’s in het kader van acute financiële problematiek. Van zes bureaus is géén brief ontvangen, dan wel hebben zij aangegeven geen beroep te zullen doen op incidentele middelen. Dit betrof het bureau jeugdzorg Haaglanden, het bureau jeugdzorg Zuid-Holland, het bureau jeugdzorg Noord-Holland, het bureau jeugdzorg Limburg, de William Schrikker Groep en het Joods Maatschappelijk Werk.

Van de twaalf brieven die ik ontvangen heb, hadden twee brieven betrekking op bureaus die aangaven dat zij door het nemen van interne maatregelen géén acute problematiek hadden; zij gaven echter wel aan dat sprake is van structurele problematiek. Daarnaast heeft één bureau zijn brief ingetrokken omdat bij nader inzien géén sprake was van acute financiële problematiek.

Mijn medewerkers zijn zo snel als mogelijk in overleg getreden met de negen resterende provincies/grootstedelijke regio’s2 en de betreffende bureaus. Het doel van deze overleggen was de acute financiële problematiek te bespreken en te bezien welke mogelijkheden de bureaus en de provincies hebben om zelf de acute financiële problematiek op te lossen.

Uit deze gesprekken bleek dat bij zes van de negen bureaus voldoende mogelijkheden voorhanden waren, dan wel dat ze zelf al maatregelen hadden genomen om eventuele acute financiële problematiek op te lossen. Er was bij deze bureaus dus geen sprake van acute financiële problematiek. De mogelijkheden bleken op hoofdlijnen te liggen op (een combinatie van) onderstaande gebieden:

  • Een deel van de bureaus had zelf voldoende risicoreserves c.q. eigen vermogen opgebouwd.

  • Bij een deel van de bureaus bleek sprake te zijn van een zogenaamd «t-1 voordeel». Aangezien de doeluitkering voor de jeugdbescherming gebaseerd is op de aantallen cliënten van het jaar ervoor (t-1), is bij een daling van de aantallen cliënten in het jaar t sprake van een hoger budget dan in het jaar t feitelijk nodig is om de cliënten te helpen. De bureaus c.q. de provincies hebben dan de beschikking over financiële ruimte.

  • In een aantal gevallen bleek sprake te zijn van een groei van het aantal cliënten in 2011 ten opzichtte van het jaar 2010. In deze gevallen kan de provincie c.q. het bureau jeugdzorg, zoals gebruikelijk, een beroep doen op de hardheidsclausule.

  • Tot slot had een groot aantal bureaus nog diverse andere maatregelen genomen om acute financiële problematiek te voorkomen. Sommige bureaus hebben een flexibele schil van medewerkers of een mobiliteitsbureau. Bij een dalend aantal cliënten kan dan de beschikbare formatie snel afgebouwd worden, zodat niet onnodig kosten hoeven te worden gemaakt. Daarnaast is er bijvoorbeeld voor gekozen om het aantal productieve uren per medewerker te verhogen. Hierdoor is het mogelijk om, met behoud van de gemiddelde ureninvestering per cliënt en dus met behoud van kwaliteit, toch meer cliënten te helpen.

Slechts bij drie van de negen bureaus leken er, op basis van de gesprekken, onvoldoende mogelijkheden te zijn om zelf de acute financiële problematiek op te lossen, dan wel was niet duidelijk of deze mogelijkheden al dan niet voorhanden waren. Bij deze bureaus heb ik dan ook besloten een onafhankelijke doorlichting te laten uitvoeren. Het betreft hier bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, bureau jeugdzorg Drenthe en bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. De doorlichting van bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is nog vóór de zomer afgerond. De doorlichtingen van bureau jeugdzorg Drenthe en bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam worden op dit moment afgerond. Ik zal u zo spoedig mogelijk berichten over de resultaten van de doorlichting bij Drenthe en Rotterdam. Ik verwacht eind oktober hierover te kunnen beschikken.

Uit de externe doorlichting van bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam kwam naar voren dat het bureau jeugdzorg, ondanks maatregelen die het bureau zelf al genomen had, zonder incidentele financiële steun in grote financiële problemen zou komen. De reden hiervoor is dat bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam niet meer in staat was om tijdig zittend personeel af te bouwen. Zonder aanvullende middelen zou de liquiditeitspositie in 2011 dermate afnemen dat het bureau niet meer in staat zou zijn om aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Uit de doorlichting bleek ook dat er géén doelmatigheidsmaatregelen genomen konden worden, die op korte termijn opbrengsten zouden kunnen opleveren. Ik heb dan ook in juli al besloten om bureau jeugdzorg Amsterdam een bedrag toe te kennen uit de middelen die ik in 2011 gereserveerd heb voor het oplossen van acute financiële problematiek. Ook de stadsregio Amsterdam heeft in dit kader een financiële bijdrage geleverd. Ik heb hier de voorwaarde aan verbonden dat de extra middelen daadwerkelijk aan de begeleiding van kinderen worden besteed en dat op korte termijn de wachtlijsten in Amsterdam zijn opgelost. Bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam heeft aangegeven dat de wachtlijst per eerste week van oktober 2011 weggewerkt zal zijn.

Wanneer ik alle signalen van de bureaus overzie, constateer ik dat negen bureaus uiteindelijk geen verzoek hebben gedaan voor incidentele middelen voor acute financiële problematiek. Van de negen bureaus die wel een verzoek hebben gedaan, lijkt slechts bij drie bureaus mogelijk sprake van acute financiële problematiek. In het geval van bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam heeft dit inmiddels geleid tot een incidentele bijdrage. Of ook bij bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en Drenthe sprake is van acute problematiek is thans nog in onderzoek. Bij vijftien van de achttien bureaus is in ieder geval geen sprake van acute financiële problematiek, omdat er voor deze bureaus nog voldoende mogelijkheden zijn om binnen het huidige financieringssysteem incidentele problematiek te voorkomen, dan wel dat zij zelf maatregelen hebben genomen om incidentele problematiek te voorkomen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

In het vervolg wordt gesproken over «bureaus». Hiermee worden bedoeld de bureaus jeugdzorg dan wel de landelijk werkende instellingen.

X Noot
2

In het vervolg wordt gesproken over «provincies». Hiermee worden bedoeld de provincies dan wel de grootstedelijke regio’s.

Naar boven