31 839 Jeugdzorg

Nr. 104 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2011

De algemene commissie Jeugdzorg heeft mij per brief van 7 april 2011 (31 839-94/2011D18217) gevraagd de Kamer te informeren over de wijze van uitvoering van de op 15 maart jl. aangenomen moties (Kamerstuk 31 839, nrs. 91 en 92), ingediend bij het spoeddebat inzake de jeugdzorg in Limburg d.d. 8 maart 2011.

Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Met de motie van het lid Dijsselbloem (31 839, nr. 92) verzoekt u mij met het IPO te overleggen over een langere overgangstermijn voor de invoering van het nieuwe verdeelmodel. Eind maart heb ik van het IPO een voorstel ontvangen voor de verdeling van het budget voor de jeugdzorg over de provincies. Het voorstel van het IPO behelst een verlenging van de overgangstermijn met een jaar, hetgeen mij verstandig voor komt. Ik zal hierover spreken met het IPO in het eerstvolgende bestuurlijk overleg.

Voor het zomerreces zal ik u een brief doen toekomen waarin ik u informeer over de verdeling van het budget over de provincies voor 2012 en verder. In de brief zal ik eveneens ingaan op het verschil tussen de theoretisch geraamde behoefte en de werkelijke vraag naar jeugdzorg. Dit naar aanleiding van de motie van het lid Dijsselbloem (31 839, nr. 91) over het aandeel kinderen van migrantenafkomst.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven