Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31835 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31835 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de rechtsbijstand te wijzigen in verband met de herziening van de bestuurlijke inrichting van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bestuur: het bestuur, bedoeld in artikel 3;
bijstandsnorm: de norm voor gehuwden, genoemd in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het overeenkomstig artikel 19, derde lid, van die wet vastgestelde bedrag van de vakantietoeslag;
heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
inkomen: het inkomen, zoals berekend ingevolge de artikelen 34a tot en met 34e;
inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
jaarplan: het door het bestuur op te stellen jaarplan, bedoeld in artikel 7a, tweede lid;
Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
mediation: het bemiddelen in een geschil waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige de onderhandelingen tussen de rechtzoekende en zijn wederpartij begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen;
mediator: de mediator als bedoeld in artikel 33a;
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan;
raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II;
raad van advies: de raad van advies, bedoeld in artikel 5;
rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan en rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;
rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de voorziening voorzover belast met de verlening van rechtsbijstand en de personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c; rechtshulp: het verlenen van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudige juridische adviezen waarbij geen sprake is van vertegenwoordiging van de rechtzoekende, alsmede het met het oog op het verlenen van deze rechtsbijstand verstrekken van informatie, analyseren en verduidelijken van een probleem en het verwijzen naar terzake doende instanties en rechtsbijstandverleners;
rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand of mediation, voorzover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld, alsmede degene die zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf;
toevoeging: de toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand als bedoeld in artikel 24, eerste lid, of mediation als bedoeld in artikel 33a;
vermogen: het gemiddelde van de rendementsgrondslagen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;
voorziening: een door het bestuur ingerichte voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of 8, tweede lid.
Afdeling 1 van Hoofdstuk II komt te luiden:
AFDELING 1. DE RAAD EN ZIJN ORGANEN
1. Er is een raad voor rechtsbijstand.
2. De raad is gevestigd te Utrecht en heeft vestigingen in de hoofdplaatsen van de ressorten van de gerechtshoven.
3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid.
4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies.
5. Het bestuur kan in afwijking van het tweede lid na goedkeuring van Onze Minister een vestiging naar een andere plaats binnen het ressort van een gerechtshof verplaatsen of een nevenvestiging openen.
1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte.
2. Het bestuur bestaat uit ten minste één en ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies.
3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.
1. Het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen. Elk lid heeft één stem. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.
2. Het bestuur stelt bij bestuursreglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming alsmede de vertegenwoordiging van het bestuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
3. Het bestuur verstrekt, onverminderd zijn verplichtingen jegens Onze Minister ingevolge artikel 20 van de Kaderwet, desgevraagd inlichtingen aan de raad van advies. Artikel 20 van de Kaderwet is van overeenkomstige toepassing.
1. De artikelen 9, 11 tot en met 14, 18, 20, 21, 23, 39, eerste lid, en 41 van de Kaderwet zijn van overeenkomstige toepassing op de raad van advies, met dien verstande dat:
a. onder bezoldiging of schadeloosstelling als bedoeld in artikel 14 van de Kaderwet wordt verstaan: vacatiegeld; en
b. de raad van advies het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van die wet tezamen met het jaarverslag van het bestuur kan uitbrengen.
2. De raad van advies bestaat uit ten hoogste vijf leden, die voor een periode van ten hoogste vier jaren worden benoemd. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.
1. De raad van advies ziet toe op de algemene gang van zaken in de raad en kan Onze Minister daarover adviseren.
2. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van advies zich naar het belang van de raad, waaronder het belang van de behoorlijke vervulling van de bij of krachtens de wet aan het bestuur opgedragen taken.
3. De raad van advies stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De raad» vervangen door: Het bestuur.
2. In het tweede lid, wordt de zinsnede «De raden treffen in ieder geval gezamenlijk één afzonderlijke voorziening» vervangen door: Het bestuur treft in ieder geval een afzonderlijke voorziening.
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in de aanhef wordt «de raad» vervangen door: het bestuur;
b. na de aanduiding «e.» wordt een zinsnede ingevoegd, luidende:
de verstrekking van een verklaring omtrent het inkomen en vermogen dat in acht wordt genomen bij;
c. na «bepaald» wordt een zinsnede toegevoegd, luidende:
of voor zover door Onze Minister bij ministeriële regeling is bepaald aan welke nationale en internationale rechterlijke instanties of instanties in andere landen een verklaring kan worden overgelegd.
In het opschrift van hoofdstuk II, afdeling 2, en de artikelen 8, eerste en tweede lid, 13, eerste lid, onderdeel a, 16, 17, eerste en tweede lid, 23c, tweede lid, 23e, eerste lid, aanhef en onderdeel b, alsmede het tweede lid, 24, tweede en vierde lid, 25, tweede tot en met vijfde lid, 28, eerste lid, onderdeel c, 30, eerste en tweede lid, 33, derde lid, 34a, eerste en tweede lid, 34c, eerste en derde lid, 34d, eerste en derde lid, 34e, tweede en derde lid, 34f, eerste, derde, vierde, vijfde en achtste lid, 37, eerste lid, onderdeel b, 37b, vijfde lid, 38, vijfde lid, 41, tweede lid, 43, eerste lid, 44, eerste lid, 46, eerste en tweede lid, wordt «de raad» telkens vervangen door: het bestuur.
In de artikelen 8, eerste lid, 27, 28, eerste lid, aanhef, en derde lid, tweede volzin, 30, eerste lid, 33, eerste lid, 33d, eerste lid, 34a, eerste lid, 34f, tweede lid, 37, eerste lid, aanhef, 37b, eerste, tweede en derde lid, 37c, 44, derde lid, wordt «De raad» telkens vervangen door: Het bestuur.
Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste, vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het nieuwe eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. «De raad» en «Hij» wordt telkens vervangen door: Het bestuur;
b. «in het ressort» wordt vervangen door: in de ressorten.
3. Het nieuwe tweede lid komt te luiden:
2. Het bestuur geeft inzicht in de organisatie en de werkzaamheden van de door het bestuur getroffen voorzieningen.
In artikel 8a wordt «De raden stellen een klachtenregeling vast» vervangen door: Het bestuur stelt een klachtenregeling vast.
Artikel 9 alsmede het opschrift «Afdeling 3. Het bureau rechtsbijstandvoorziening» vervallen.
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
2. De zinsnede «De directeur, de plaatsvervangend directeur en de overige personeelsleden van het onder de raad ressorterende bureau, worden» wordt vervangen door: In afwijking van artikel 15 van de Kaderwet worden de personeelsleden van de raad.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. «de raad» wordt vervangen door: «het bestuur».
2. De zinsnede «De raden kunnen gezamenlijk» wordt vervangen door: Het bestuur kan.
In artikel 15, eerste lid, wordt «De door de raden te stellen regels» vervangen door: De door het bestuur te stellen regels.
In artikel 23d wordt «en Nederland» vervangen door: en in Nederland.
Artikel 23g wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
2. Na «de aanvraag» wordt ingevoegd: om verlening van rechtsbijstand.
Artikel 23i wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
2. Het nieuwe vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. «De raad, bedoeld in het vijfde lid,» wordt vervangen door: Het bestuur;
b. «De raad» wordt telkens vervangen door: Het bestuur.
3. In het nieuwe zesde lid wordt «de raad, bedoeld in het zesde lid» vervangen door: het bestuur, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De raad» vervangen door: Het bestuur.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «bij de raad in het ressort» vervangen door: bij de vestiging van de raad voor het ressort.
3. In het vierde lid wordt «de raad» vervangen door: het bestuur.
Artikel 33b komt te luiden:
1. Alle in Nederland kantoor houdende mediators die daartoe een aanvraag hebben ingediend, worden door het bestuur ingeschreven, indien zij voldoen aan de door het bestuur vastgestelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op mediators uit andere lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken, die geen kantoor houden in Nederland.
In artikel 33c, eerste lid, wordt de zinsnede «De door de raden te stellen regels» vervangen door: De door het bestuur te stellen regels.
Artikel 34f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de raad» telkens vervangen door: het bestuur.
2. In het tweede lid wordt «De raad» vervangen door: Het bestuur.
3. In het derde lid wordt «de raad» vervangen door: het bestuur.
4. Het vierde tot en met achtste lid vervallen.
5. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. Bij gebreke van volledige betaling kan het bestuur na een aanmaning als bedoeld in artikel 4.4.4.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4.4.4.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zijn wettelijke taak» vervangen door:
de wettelijke taken van het bestuur en de raad van advies.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Afdeling 4.2.8, met uitzondering van de artikelen 4:71 en 4:72, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met dien verstande dat:
a. de overeenkomstig artikel 26 van de Kaderwet toe te zenden begroting betrekking heeft op het boekjaar en Onze Minister bij de ingevolge dat artikel vast te stellen datum rekening houdt met de artikelen 4:60 en 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht;
b. in afwijking van artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht op de inhoud van de begroting de artikelen 27 en 28 van de Kaderwet van toepassing zijn;
c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht wordt opgenomen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet.
Artikel 42a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel h komt te luiden:
h. de omvang en aanvulling van de egalisatiereserves en de aanwending van overschotten;.
2. Onderdeel i vervalt.
3. De onderdelen j tot en met n worden verletterd tot onderdelen i tot en met m.
Artikel 42b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. «De raad» wordt vervangen door: Het bestuur.
b. De tweede volzin vervalt.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot tweede tot en met zesde lid.
3. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. «De raad» vervangen door «Het bestuur»;
b. «de raad» wordt vervangen door: het bestuur.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «De raad» vervangen door: Het bestuur.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de raden» vervangen door: het bestuur.
In artikel 42c, eerste lid, wordt de zinsnede «De raden kunnen met het oog op de uitvoering van hun taken» vervangen door:
Het bestuur kan met het oog op de uitvoering van zijn taak.
In de artikelen 15e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, 40, eerste en derde lid, 41, eerste lid, 42, eerste lid, 45, derde lid, 47, 226a, tweede lid, 226h, eerste lid, 458, eerste lid, 470, tweede lid, 509c, 509k, eerste lid, 509r, eerste lid, 509bb, eerste lid, en 580, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, 52, derde lid, en 64, tweede lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, de artikelen 24, derde lid, en 62, tweede lid, van de Overleveringswet, de artikelen 24, derde lid, en 55, tweede lid, van de Uitleveringswet, artikel 22, derde lid, van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, de artikelen 2, 6, 8, 12, eerste lid, 18, eerste lid, van de Uitvoeringswet Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen en Europese Overeenkomst inzake het doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand, artikel 817, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 29f, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg, artikel 100, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 13, vijfde lid, van de Advocatenwet, en de artikelen 8, derde lid, en 41a, zesde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt «het bureau rechtsbijstandvoorziening» telkens vervangen door: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
In artikel 3 van de Uitvoeringswet Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen en Europese Overeenkomst inzake het doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand, wordt de zinsnede «worden aangewezen de bureaus rechtsbijstandvoorziening in alle ressorten» vervangen door: wordt aangewezen het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
In de artikelen 9, 10, 13, eerste lid, 14, 15, 19, 20, van de Uitvoeringswet Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen en Europese Overeenkomst inzake het doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand, wordt «Het bureau rechtsbijstandvoorziening» telkens vervangen door: Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
1. De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, zijn op dat tijdstip van rechtswege ontslagen en in dienst genomen door de in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de rechtsbijstand.
2. Het personeel verkrijgt bij de raad een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet. Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede artikel 6 van het Buitengewoon besluit Arbeidsverhoudingen 1945 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Alle zaken, vermogensrechten, overige rechten en verplichtingen van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden toebedeeld aan de in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad.
2. In geval krachtens het eerste lid registergoederen overgaan, doet Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
3. Ter zake van de vermogensoverdracht krachtens het eerste lid, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
De archiefbescheiden van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet overgedragen aan de in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de in artikel 2, eerste lid, bedoelde raad in de plaats.
2. In zaken waarin vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, treedt op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman de in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad in de plaats.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31835-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.