31 833
Wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met de totstandbrenging van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 12 februari 2009

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, en de vaste commissie voor Justitie2, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, hebben de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, achten de commissies hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1. Algemeen 1

2. Uitwerking van de inlenersaansprakelijkheid 3

3. Nieuwe verantwoordelijkheid inlener 7

4. Internationale aspecten 7

5. Administratieve lasten 8

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot invoering van een inlenersaansprakelijkheid voor inlenende werkgevers die zaken doen met niet-gecertificeerde uitzendbureaus. Zij pleiten al geruime tijd voor een harde en sluitende aanpak van malafide uitzendbureaus, en zijn verheugd dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel gehoor geeft aan dit pleidooi. Werknemers van uitzendbureaus krijgen een betere wettelijke bescherming en malafide praktijken, oneerlijke concurrentie en fraude worden tegengegaan. De leden van de CDA-fractie verwachten dat het invoeren van de inlenersaansprakelijkheid een stimulans voor inlenende werkgevers betekent om alleen nog zaken te doen met gecertificeerde, bonafide uitzendbureaus. Dit is weer een stimulans voor uitzendbureaus om zich te certificeren. De markt voor malafide bureaus wordt op deze manier beperkt en het wordt voor toezichthoudende instanties beter mogelijk om deze bureaus gericht en stevig aan te pakken. De voorgestelde maatregelen zullen naar het oordeel van deze leden echter alleen effect sorteren, als de pakkans voor malafide bureaus ook daadwerkelijk toeneemt.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven hoe groot de omvang van het probleem van malafide uitzendbureaus op dit moment is, en welke maatschappelijke en economische schade en derving van belastingen en premies optreedt. Ook vernemen zij graag waarom de aanpak van het probleem volgens de regering tot dusverre niet succesvol is geweest. In hoeverre komt de regering met het voorliggende wetsvoorstel en daarmee samenhangende maatregelen tegemoet aan de gewenste sluitende en harde aanpak?

Kan de regering aangeven wat de zelfregulering door de uitzendbranche tot dusverre heeft opgeleverd? Hoeveel uitzendbedrijven zijn naar schatting actief in Nederland, en hoeveel daarvan zijn gecertificeerd? In hoeverre draagt de zelfregulering naar het oordeel van de regering bij aan de handhaving van de wettelijke en sectoraal arbeidsvoorwaarden en een juiste en volledige afdracht van belastingen en premies?

De leden van PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging. Zij staan positief tegenover de intentie van de regering om fraude en illegaliteit in de uitzendbranche te bestrijden. Echter, de leden van de PvdA-fractie zijn vooralsnog niet overtuigd aangaande de uitwerking van het wetsvoorstel en het halen van het beoogde effect. Zij hebben vragen en opmerkingen die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voorliggend wetsvoorstel en onderschrijven dat malafide uitzendbureaus bestreden dienen te worden. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie vragen een onderbouwing van de passage uit de inleiding van de memorie van toelichting waarin het vergunningstelsel duur en niet-effectief wordt genoemd. Zij vragen een overzicht van de totale kosten van het vergunningstelsel en een overzicht van de totale kosten van certificering inclusief handhaving, controle, overhead en kosten voor uitzendondernemingen.

De leden van de SP-fractie zijn voorstander van een vergunningstelsel voor uitzendondernemingen. Hoofdelijke aansprakelijkheid is volgens de leden onvoldoende om malafide uitzendondernemingen van de markt te drukken en te sluiten. De ernst van de overtredingen zoals grove uitbuiting, onveilige woon- en werkomstandigheden en fraude rechtvaardigen volgens de leden van de SP-fractie een stelsel waarbij vergunningen kunnen worden ingetrokken zodat uitzendondernemingen de werkzaamheden direct moeten staken.

Het controleren van de registratie bij de Kamer van Koophandel door de Belastingdienst van uitzendondernemingen kan op steun van de leden van de SP fractie rekenen. Zij achten de voorgenomen actie door de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie echter onvoldoende. De leden van de SP-fractie stellen voor om de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie bij aanwijzingen van fraude of onderbetaling direct te laten reageren door een inspectie van het betreffende bedrijf. Zij vragen een reactie van de regering.

De leden van de SP fractie vragen de regering om de inhoud van de norm waaraan uitzendondernemingen moeten voldoen niet door de sector zelf te laten vaststellen maar in samenspraak met de Kamer vast te stellen. De leden vragen naar de overwegingen van de regering om dit aan de sector over te laten en vragen de regering een oordeel te geven over de kwaliteit van de thans geldende normen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. In het algemeen onderschrijven zij het belang van voldoende rechtsbescherming voor uitzendkrachten in geval van niet uitbetalen of onvoldoende uitbetalen van het overeengekomen loon. Ook zijn zij het eens met het feit dat malafide uitzendbureaus moeten worden teruggedrongen. De leden van de VVD-fractie hebben echter nog een aantal vragen bij de concrete invulling van deze doelstellingen via het onderhavige wetsvoorstel.

Kan de regering relevante gegevens verstrekken die de huidige situatie ten aanzien van onderbetaling van uitzendkrachten weergeven? Kan de regering gegevens verstrekken ten aanzien van het aantal gecertificeerde uitzendbureaus, het aantal niet gecertificeerde en het aantal malafide uitzendbureaus? In hoeveel gevallen is een niet gecertificeerd uitzendbureau ook een malafide uitzendbureau? Bestaat er inzicht in de mate waarin gecertificeerde uitzendbureaus zich aan wet-en regelgeving houden? Is er hierbij een positieve ontwikkeling te signaleren in de afgelopen jaren? Kan de regering aangeven hoeveel uitzendkrachten voor gecertificeerde uitzendbureaus werken, hoeveel voor niet-gecertificeerde uitzendbureaus werken en hoeveel uitzendkrachten voor malafide uitzendbureaus werken? Hoeveel uitzendbureaus opereren louter via het internet?

Waarom kunnen malafide uitzendbureaus binnen de huidige wetgeving nog onvoldoende worden teruggedrongen? Wat is de belangrijkste oorzaak: gebrek aan registratie en het verbinden van gevolgen daaraan, of het ontbreken van een inlenersaansprakelijkheid? Waarop baseert de regering haar conclusies ten aanzien van de oorzaken; is hier onderzoek naar gedaan?

Ten gevolge van welke nieuwe wettelijke regeling zullen overheidsorganisaties zoals de Belastingdienst in de toekomst verplicht worden uitzendbureaus te melden die niet bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven? Wanneer komt een voorstel hiertoe naar de Kamer? Op welke wijze zullen geregistreerde uitzendbureaus door stichting arbeidsnormering worden benaderd om zich te laten certificeren? Worden aan hen de mogelijke nadelen voorgespiegeld van het niet-certificeren? Wat zijn volgens de regering de mogelijke nadelen voor een uitzendbureau van niet-certificeren?

Op welke datum streeft de regering ernaar om het wetsvoorstel in te voeren?

Hoe en met welke indicatoren gaat de regering monitoren of en in welke mate de met het wetsvoorstel beoogde effecten worden bereikt? Hoe en met welke periodiciteit wordt de Kamer over de uitvoering van het wetsvoorstel geïnformeerd?

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Naar aanleiding van dit voorstel brengen zij op-en aanmerkingen naar voren, die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstelling om de bescherming van uitzendkrachten te vergroten. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de effectiviteit van de wetswijziging.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat het uitbetalen onder het wettelijk minimumloon nu al strafbaar is. De overheid controleert ook of dit niet gebeurd. Kennelijk is de noodzaak groot om alsnog een extra prikkel in te voeren, om er voor te zorgen dat er niet onder het wettelijk minimumloon uitbetaald wordt. Waar komt de noodzaak voor deze extra prikkel vandaan, zo vragen de leden van de ChristenUnie fractie. En waarop baseert de regering de veronderstelling, dat een prikkel van hoofdelijke aansprakelijkheid groter is dan die van een mogelijke boeteoplegging?

2. Uitwerking van de inlenersaansprakelijkheid

Wil de aanpak van malafide bureaus nu ook echt effectief worden, is volgens de leden van de CDA-fractie een aantal randvoorwaarden van belang.

– sluitend systeem voor registratie

– aantrekkelijk maken van certificering voor inleners

– handhaving door de CAO-politie, belastingdienst en AI

Sluitend systeem voor registratie

Iedere uitzendonderneming is opgrond van de Handelsregisterwet 2007 verplicht zich te registreren bij de Kamer van Koophandel. Uitzendbedrijven die zijn geregistreerd worden allemaal benaderd voor certificering op basis van de NEN 4400 norm. Hiertoe worden de gegevens van de geregistreerde uitzendbureaus doorgegeven aan de Stichting Normering Arbeid, die een Register Normering Arbeid bijhoudt. Ondernemingen die in het buitenland zijn gevestigd en ondernemingen zonder vaste vestiging («06-busjes») vallen echter buiten de registratieplicht. Deze ondernemingen zijn voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de malafide praktijken. Welke mogelijkheden ziet de regering om ook deze ondernemingen te verplichten om zich te registreren?

Kan de regering aangeven hoe uitvoering wordt gegeven aan het verzoek in de motie Van Hijum/Spekman tot het «tegenwerken van niet-geregistreerde uitzendondernemingen en het belemmeren van hun bedrijfsvoering»? Op welke manieren kan het functioneren van niet-geregistreerde uitzendbedrijven worden bemoeilijkt?

Aantrekkelijk maken van certificering

De certificering op basis van de NEN 4400 norm vindt plaats door certificerende instellingen via regelmatige audits. Bedrijven die structureel aan de normen voldoen krijgen te maken met een relatief lage auditlast, in tegenstelling tot bedrijven die normen overtreden. De leden van de CDA-fractie juichen deze werkwijze toe, omdat goed gedrag op deze wijze wordt beloond met lagere toezichtlasten. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijst de normen aan die gelden bij de certificering (art 692, lid 2). In de Memorie van Toelichting wordt hiertoe verwezen naar NEN 4400 in combinatie met het register van de Stichting Normering Arbeid. Waarom is deze verwijzing niet in het wetsvoorstel zelf opgenomen? Is het denkbaar dat de minister ban Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de toekomst verwijst naar andere normen, die afwijken en wellicht minder strenge eisen stellen dan de NEN-norm?

Voor buitenlandse uitzendbedrijven geldt eveneens een NEN-norm. Volgens de regering kunnen ook buitenlandse certificerende instellingen worden geaccrediteerd; de audits worden dan geheel of gedeeltelijk in het land van herkomst uitgevoerd. Kan de regering aangeven in hoeverre de kwaliteit van dit toezicht kan worden beoordeeld?

Kan de regering aangeven of zij verwacht dat er voldoende prikkels zijn voor inleners van uitzendbedrijven om uitsluitend zaken te doen met gecertificeerde bedrijven? Deelt de regering de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat inleners die samenwerken met gecertificeerde uitzendbedrijven ook gevrijwaard moeten worden van hun aansprakelijkheid voor de betaling van belasting en sociale premies?

Handhaving

Ook over de handhaving moeten naar de mening van leden van de CDA-fractie sluitende afspraken worden gemaakt. Kan de regering aangeven hoeveel toezichthouders er door de uitzendbranche zelf worden ingezet om de normering te bewaken? Acht de regering dit toereikend?

Om malafide bureaus te kunnen aanpakken, zal SNA uitzendondernemingen die geen certificaat behalen, of dit zijn kwijtgeraakt, moeten doorgeven aan de handhavers van de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst. Welke concrete afspraken zijn gemaakt over het aanleveren van informatie en de reactie door de toezichthouders?

De Arbeidsinspectie zal jaarlijks ten minste 350 controles uitvoeren in de sector. Acht de regering dit afdoende voor een «sluitende aanpak» van malafide uitzendbureaus? Kan de regering aangeven in hoeverre de pakkans voor malafide uitzendbedrijven met de voorgestelde aanpak toeneemt?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het jaarplan 2009 van de Arbeidsinspectie melding wordt gemaakt van de verplichte registratie van uitzendbureaus1, welke hoogstwaarschijnlijk in 2009 in werking treedt. Hoe moeten zij in het licht van dit wetsvoorstel deze paragraaf beoordelen?

Is de regering daarbij bereid om registratie van alle uitzendondernemingen die in Nederland actief zijn verplicht te stellen, ook de zogeheten 06-busjes en buitenlandse uitzendondernemingen?

Behalve ondernemingen met een vestiging in Nederland zijn er ook ondernemingen zonder vestiging? Dit betreft meestal eenmansbedrijven waarachter een natuurlijk persoon zit. Deze zal ook een loonbelastingnummer kan/moet aanvragen en heeft in ieder geval een woonadres. Kan dit woonadres gebruikt worden als vestigingsadres? Worden deze ondernemingen ook verplicht tot registratie?

Er zal worden bezien of het mogelijk is consequenties te verbinden aan het gebruik maken van een niet-geregistreerde uitzender. Wat zijn deze mogelijke consequenties? Komt er een fors boetesysteem voor niet-geregistreerde uitzendondernemingen en hun inleners?

Het boetesysteem op basis van de eerstedagmelding (EDM) zoals in het voorstel van de ABU is opgenomen, is met het afschaffen van de EDM niet meer mogelijk. Gaat er nu gezocht worden naar alternatieven voor het straffen van niet-geregistreerde uitzendondernemingen en hun inleners?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de uitzendkracht op grond van dit artikel ook de inlener aansprakelijk kan stellen voor de loonbetaling tot het niveau van het wettelijk minimumloon en de minimumvakantiebijslag. De kracht van de prikkel hangt samen met de mate waarin de uitzendkracht zich in voorkomend geval inderdaad zal wenden tot de inlener. Kan de regering aannemelijk maken dat dit inderdaad praktijk zal worden? En meer in het bijzonder, waarop baseert de regering de verwachting dat illegale uitzendkrachten zich zullen wenden tot de inlener? Wat is op dit moment de situatie ten aanzien van onderbetaling van uitzendkrachten in het algemeen en illegale uitzendkrachten in het bijzonder? Is bekend hoeveel procedures in het kader van onderbetaling met de huidige wetgeving zijn en worden gevoerd?

Kan de uitzendkracht in een loonbetalingsprocedure tegen de inlener een beroep doen op de Wet op de Rechtbijstand? Ook als de uitzendkracht een illegale uitzendkracht is? Kan de uitzendkracht tegelijkertijd het uitzendbureau en de inlener aansprakelijk stellen voor de loonbetaling op het niveau van het wettelijke minimumloon?

Wat zijn de kosten voor het inzien van het SNA register via internet?

Wat verstaat de regering onder een lichte overtreding? Is er naast de gelegenheid tot het herstellen van de fout voor de volgende audit, nog de mogelijkheid van een boete wegens overtreding?

Wat verstaat de regering onder een ernstige overtreding? Is er naast het intrekken van het certificaat en verwijdering uit het register, nog de mogelijkheid voor het opleggen van een boete wegens ernstige overtreding?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de stelling onderschrijft dat niet-gecertificeerd nog niet malafide is. Welk vertrouwen kunnen ondernemers in niet-gecertificeerde uitzendbureaus stellen? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen dat alle uitzendbureaus verplicht gecertificeerd moeten zijn en/of een vergunning moeten hebben? Zou dat niet de gehele voorgestelde inlenersaansprakelijkheid overbodig maken en enorm in de administratieve lasten schelen?

Acht de regering de kans aanwezig dat niet-gecertificeerde uitzendbureaus in de toekomst (via internet) tegen bodemprijzen werknemers zullen aanbieden, zodat inleners toch geneigd zijn voor hen te kiezen en de inlenersaansprakelijkheid op de koop toe nemen? Acht de regering dit wenselijk of is hier sprake van oneerlijke concurrentie?

Is er voldoende capaciteit bij certificerende instellingen om een eventuele groei aan aanvragen van uitzendbureaus op te vangen? Hoe wordt toezicht gehouden op de accreditatie en kwaliteit van certificatie-instellingen in het buitenland?

Gecertificeerde uitzendbureaus zullen twee keer per jaar door een certificerende instelling worden gecontroleerd volgens een nader te bepalen norm. Waarom wordt deze norm pas later bij ministeriele regeling vastgesteld? Waarom kan de regering niet op voorhand zeggen dat dit de NEN-norm zal zijn? Welke andere normen zijn eventueel nog mogelijk?

Is het juist dat de beoogde NEN-norm oorspronkelijk was bedoeld om inleners te beschermen tegen het risico aansprakelijk te worden gesteld voor niet-betaalde loonheffing en omzetbelasting en dat de norm zich daarom richt op een juiste afdracht van belastingen en sociale premies? Waarom wordt in dit wetsvoorstel gesproken over de toepassing van deze norm, terwijl deze een ander doel dient dan de betaling van vakantiebijslag en loon?

Bestaat door de huidige NEN-norm niet reeds een prikkel voor inleners om met gecertificeerde instellingen in zee te gaan? Waarom verwacht de regering dat de nieuwe inlenersaansprakelijkheid ten aanzien van minimumloon en vakantiebijslag deze prikkel zal versterken?

Is het waar dat het wetsvoorstel geen betrekking heeft op rechtspersonen die zich bezig houden met detacheren en uitlenen van personeel maar daar geen hoofdactiviteit van maken? Hoe is in de toekomst de rechtsbescherming geregeld van een werknemer die gedetacheerd is bij een uitzendbureau en via dat uitzendbureau bij een inlener aan de slag gaat (het zgn. doorlenen) ? Kan de werknemer de inlener aansprakelijk stellen voor het niet uitbetalen van loon door zijn oorspronkelijke werkgever? Zo nee, waarom niet?

Waarom krijgt de werknemer de keuze of hij ofwel het uitzendbureau ofwel de inlener aansprakelijk stelt voor het niet betalen van loon? Waarom is er niet voor gekozen dat het uitzendbureau primair aansprakelijk blijft en de werknemer daarna pas verhaal kan halen bij de inlener? Bestaat door het voorstel niet het gevaar dat werknemer en niet-gecertificeerd uitzendbureau een overeenkomst sluiten en de betaling van loon op de inlener verhaald wordt? Op welke wijze worden werkgevers op de hoogte gesteld van deze mogelijke gevaren?

De regering merkt op dat het wetsvoorstel beoogt de arbeidskracht die ter beschikking wordt gesteld aan een derde extra bescherming te geven. Deze bescherming geldt niet alleen voor de illegale uitzendkracht maar voor elke ter beschikking gestelde werknemer. Waarom acht de regering het nodig rechtsbescherming in het leven te roepen voor illegale arbeidskrachten? Wat zou volgens de regering het gevolg moeten zijn als een illegale arbeidskracht een beroep doet op de rechtsbescherming en de inlener aansprakelijk stelt? Is het enige juiste antwoord hier niet het uitzetten van de illegale arbeidskracht? Wat is het oordeel van de regering in dit opzicht over de opvatting van de Raad van State dat de prikkel om de inlener hoofdelijk aansprakelijk te stellen niet zal gelden voor illegale uitzendkrachten? Denkt de regering ook dat illegale uitzendkrachten geen beroep zullen doen op de hoofdelijke aansprakelijkheid als het uitzendbureau hem niet of minder betaalt dan het wettelijk minimumloon, omdat hij als hij door aansprakelijkheid in de openbaarheid treedt, zijn problemen alleen maar zal vergroten?

In de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 juni 2008 (17 050, nr.358) is te lezen dat 2/3 van de geënquêteerde inlenende werkgevers die MOE-landers inlenen niet weten of het uitzendbureau over een NEN-norm beschikt. Hoe is de huidige stand van zaken in dit opzicht? Zijn inleners al beter op de hoogte over bestaande NEN-normen? Zo niet, ziet de regering geen probleem ontstaan wanneer de wet binnen afzienbare tijd zou worden ingevoerd? Hoe kunnen inleners zeker weten of een buitenlands uitzendbureau een geldig certificaat in zijn bezit heeft?

Kan de regering specifieker aangeven hoe uitzendbureaus, inleners en uitzendkrachten worden geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat er nu één norm, namelijk de NEN 4400 -1 voor binnenlandse of NEN 4400–2 voor buitenlandse uitzendbureaus, bestaat. Is het mogelijk dat hier nog normen bijkomen, of blijft dit de standaardnorm, zo willen zij weten.

De uitzendkracht kan straks ook de inlener hoofdelijk aansprakelijk stellen, indien deze laatste zaken doet met een niet-gecertificeerd uitzendbureau en minder dan het minimumloon uitkeert, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Maar, zo vragen zij, hoe realistisch is het te verwachten dat een uitzendkracht tot aansprakelijkheidsstelling zal overgaan, oftewel hoe groot is de prikkel voor inleners om alleen met gecertificeerde uitzendbureaus in zee te gaan? Zij vragen hoeveel uitzendkrachten de laatste vier jaar het uitzendbureau dan wel de inlener aansprakelijk hebben gesteld voor het niet betalen van het minimumloon. Voorts vragen zij hoeveel boetes de Arbeidsinspectie de afgelopen vier jaar heeft uitgedeeld naar aanleiding van het niet betalen van het wettelijk minimumloon door uitzendbureaus?

3. Nieuwe verantwoordelijkheid inlener

Waarom acht de regering volledige naleving omtrent de naleving van werkgeversverplichtingen niet mogelijk vragen de leden van de PvdA-fractie.

Zijn er, naast de audit en jaarlijks tenminste 350 controles van de Arbeidsinspectie in deze sector, concrete afspraken gemaakt om de pakkans van malafide uitzendondernemingen en hun inleners te verhogen? Op welke wijze wil de regering de handhaving efficiënter maken?

Is de regering bereid om het samenwerken met gecertificeerde uitzendondernemingen aantrekkelijker te maken, naast het voorliggende wetsvoorstel?

4. Internationale aspecten

Indien het op grond van EU-regelgeving niet mogelijk is om buitenlandse ondernemingen tot registratie te verplichten, is het dan mogelijk voor ondernemingen die kunnen aantonen dat zij zijn geregistreerd in het land van herkomst dat de Kamer van Koophandel in Nederland deze registratie overneemt? En voor het geval er in het land van herkomst geen registratie bestaat kan een onderneming afkomstig uit dat land dan wel verplicht worden zich in Nederland te registreren? Zo nee, waarom niet?

Er is een aantal rechtvaardigingsgronden genoemd waarom een nationale regeling mogelijk is ondanks het feit dat zij tot een beperking van de vrijheid van dienstverrichting leidt. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nog kan aangeven dat de nationale regeling niet ziet op een belang dat reeds wordt gewaarborgd door regels die voor de dienstverlener gelden in de lidstaat waar hij is gevestigd?

Wat is de rechtsbescherming van uitzendbureaus tegen het besluit van een certificerende instelling geen certificaat te verlenen of tegen het uitblijven van een beslissing na de termijn van 50 dagen vragen de leden van de VVD-fractie. Is het juist dat geen rechtsbescherming volgens de Algemene Wet Bestuursrecht openstaat als de regering de certificerende instellingen niet als bestuursorgaan aanmerkt?

De Raad van State stelt dat het voorgestelde artikel 7: 692 BW niet onder de Detacheringsrichtlijn valt, terwijl de regering aangeeft dat dit wel zo is, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Wat vindt de Raad van State van de motivering van de regering waarom het voorgestelde artikel wel onder de Detacheringsrichtlijn zou vallen, zo vragen zij? En is dit punt nog voorgelegd aan Europa?

5. Administratieve lasten

Actal adviseert het wetsvoorstel niet in te dienen zolang niet aannemelijk is gemaakt dat het wetsvoorstel leidt tot een betere bestrijding van malafide uitzendbureaus. Kan de regering uitgebreid motiveren waarom dit wetsvoorstel zorgt voor een betere bestrijding van malafide uitzendbureaus vragen de leden van de PvdA-fractie.

Waarom zijn de certificatie-instellingen die zijn aangesloten bij de stichting «normering arbeid» volgens de regering niet aan te merken als een bestuursorgaan, zelfs niet als B-orgaan vragen de leden van de VVD-fractie. Welke instrumenten heeft de regering om toezicht te houden op deze private instellingen? Hoe kan het dat Actal en de regering verschillen ten aanzien van de vraag of certificerende instellingen bestuursorganen zijn? Is Actal inmiddels overtuigd dat certificerende instellingen geen bestuursorganen zijn? Zo, nee, wat betekent dit voor de doorrekening van de administratieve lasten bij volgende wetsvoorstellen?

Hoe worden de incidentele kosten van €3,2 miljoen en de structurele kosten van €3,2 miljoen budgettair gedekt? Leidt het wetsvoorstel nog tot een extra belasting van de rechterlijke macht?

De leden de PVV-fractie constateren dat de regering in de memorie van toelichting stelt dat de in het wetsvoorstel genoemde certificerende instellingen geen bestuursorganen zijn. Deze instellingen blijven private organisaties en voeren dus geen publiekrechtelijke taken uit. Derhalve vallen de procedure voor uitzendbureaus om zich te laten certificeren, het certificaat te behouden en zich te registeren bij de Stichting Normering Arbeid, onder kosten voor informatieverstrekking aan een private instelling en niet onder kosten als gevolg van informatieverplichtingen aan de overheid. De regering stelt derhalve dat in dit wetsvoorstel dan ook geen sprake is van administratieve lasten.

In de brief van 31 juli 2008 stelt het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) echter dat de certificerende instellingen in dit geval wel als bestuursorgaan zijn te beschouwen en dat de kosten die samenhangen met de certificering wel degelijk administratieve lasten zijn.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering duidelijkheid te verschaffen over dit fundamentele verschil van mening tussen de regering en Actal: zijn de certificerende instellingen bestuursorganen of niet? Voorts verzoeken deze leden de regering helderheid te verschaffen aangaande de vraag of het onderhavige wetsvoorstel zorgt voor een lastenverzwaring voor de betreffende bedrijven.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), Voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Vacature (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Elias (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), Ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Vacature (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).

XNoot
1

Blz 42 en 45 Jaarplan 2009 Arbeidsinspectie.

Naar boven