31 832 Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (aanpassing definities van direct en indirect onderscheid aan richtlijnterminologie)

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2010

Bij koninklijke boodschap van 30 december 2008 werd het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (aanpassing definities van direct en indirect onderscheid aan richtlijnterminologie) (Kamerstukken II 2008/09, 31 832, nrs. 1–4) aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het voorstel van wet strekt ertoe, enkele definities in verschillende gelijkebehandelingswetten op een andere wijze te formuleren, zodat de redactie beter aansluit bij de begripsomschrijvingen in de Europese richtlijnen op het gebied van gelijke behandeling. Het wetsvoorstel komt daarmee tegemoet aan twee van de vier onderdelen van het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie van 31 januari 2008 betreffende de implementatie van richtlijn nr. 2000/78 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PbEG L 303). Met de indiening van het wetsvoorstel werd beoogd, op een zo kort mogelijke termijn alvast tegemoet te komen aan de onderdelen van het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie die geen inhoudelijke gevolgen hebben. In het licht van de inbreukprocedure achtte het kabinet het niet wenselijk dat deze onderdelen zouden blijven liggen tot de principiële en daardoor politiek gevoelige besluitvorming over de samenloop van grondrechten, zoals thans verwoord in de zogenoemde enkele-feitconstructie, zou zijn afgerond, met inbegrip van de gedachtewisseling daarover met de Tweede Kamer.

Mijn ambtsvoorgangster heeft bij brief van 2 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 832, nr. 5) de samenhang tussen de verschillende trajecten toegelicht. In deze brief en in de brief van 29 september 2009 over de evaluatie van de Awgb (Kamerstukken II 2009/10, 28 481, nr. 6) werd tevens een beroep gedaan op uw Kamer, het voorstel van wet spoedig te behandelen.

Helaas is uw Kamer door uiteenlopende omstandigheden nog niet toegekomen aan de behandeling van het onderhavige voorstel van wet. Een wetgevingsoverleg met mijn ambtsvoorgangster, moest wegens ziekte van toenmalig minister Ter Horst worden geannuleerd. Na de val van het kabinet is het wetsvoorstel door uw Kamer op 11 maart 2010 controversieel verklaard.

Ik besef dat bij een deel van de leden van de Tweede Kamer de wens leeft, dit wetsvoorstel in samenhang te bezien met andere, meer principiële kwesties op het gebied van gelijke behandeling, hetgeen door de demissionaire status van het kabinet niet goed mogelijk is. Anderzijds wil ik uw begrip vragen voor het feit dat de inbreukprocedure die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel, de wetgever noopt tot een gepaste en zo voortvarend mogelijke reactie.

Tegen deze achtergrond verzoek ik u een algemeen overleg te plannen, teneinde van de verschillende fracties te vernemen onder welke condities de bereidheid bestaat om het wetsvoorstel in behandeling te nemen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven