31 811
Wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009)

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2009

In vervolg op het op 15 april jl. gehouden plenaire debat naar aanleiding van het wetsvoorstel Verzamelwet SZW-wetgeving 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 811), waarbij onder meer gesproken is over de voorgestelde wijziging van de Pensioenwet inzake het «shoppen» met nabestaandenpensioen, wil ik u het volgende berichten.

Aan de orde kwam de vraag in hoeverre het mogelijk is om de in artikel XIX, onderdeel D tot en met G en artikel XX, onderdeel E tot en met H voorgestelde wijzigingen terugwerkende kracht te geven, omdat het hier gaat om het herintroduceren van de mogelijkheid tot shoppen met nabestaandenpensioen die onder de Pensioen- en spaarfondsenwet reeds bestond. Daartoe is door het lid Blok een amendement ingediend (Kamerstukken II 2008/09, 31 811, nr. 15).

Ik heb in het debat uiteengezet dat terugwerkende kracht met zich mee kan brengen dat verplichtingen die in goed vertrouwen op de wet zijn aangegaan, weer teruggedraaid moeten worden. Ik acht zulks juridisch niet juist. In het verlengde daarvan zegde ik toe te willen bezien of het mogelijk zou zijn om de desbetreffende bepalingen terugwerkende kracht te geven tot het moment van stemming in de Tweede Kamer. In dat geval zou immers door adequate publiciteit kunnen worden voorkomen dat partijen nog in goed vertrouwen op de bestaande regel verplichtingen aangaan.

Ik zeg de Tweede Kamer thans toe dat bij inwerkingtreding zal worden bepaald dat de shopmogelijkheid voor nabestaanden wordt hersteld vanaf de datum waarop de Tweede Kamer bij stemming het wetsvoorstel Verzamelwet SZW-wetgeving 2009 aanvaardt. Het wetsvoorstel biedt in artikel XXVI (inwerkingtreding) ruimte voor een dergelijke bepaling. Tegelijk zullen pensioenuitvoerders op de hoogte worden gesteld van de op verzoek van de Tweede Kamer te hanteren bijzondere wijze van de inwerkingtreding. Ik zal daarbij pensioenuitvoerders verzoeken betrokkenen actief te wijzen op de mogelijkheid die daarmee ontstaat. Tevens zal een en ander via een persbericht publiekelijk kenbaar worden gemaakt.

Ik wijs er op dat eenzelfde probleem bestaat rond de Wet verplichte beroepspensioenregeling. In de Verzamelwet is met betrekking tot deze regeling een identieke wijziging opgenomen en bij de inwerkingtreding daarvan zal eenzelfde regeling worden opgenomen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven