31 797 (R1871) Goedkeuring van het op 18 december 2002 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243 en Trb. 2006, 64)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 25 mei 2010

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben op grond daarvan een vraag.

De leden van de PvdA-fractie begroeten met instemming het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen Foltering. Ook in detentiecentra in Nederland zelf kan soms nog het een en ander worden verbeterd, zoals blijkt uit de sluiting van de detentieboten voor vreemdelingendetentie – de Stockholm en de Reno – naar aanleiding van de aanbevelingen van het Europese toezichtmechanisme CPT in 2007.

2. Algemeen

Toetreding tot het Facultatief Protocol

Een nieuw aspect van het Facultatief Protocol ten opzichte van reeds bestaande en geratificeerde verdragen is de invoering van een nationaal preventiemechanisme. In artikel 24 van het Protocol wordt aan de aangesloten landen de mogelijkheid geboden om gedurende drie jaar na toetreding tot het Verdrag de instelling van het nationaal preventiemechanisme in te richten. In dat verband kan de vraag worden herhaald, waarom Nederland zo lang heeft gewacht met toetreding tot het Verdrag? De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom Nederland heeft besloten eerst het nationale toezichtmechanisme geheel sluitend te regelen, voordat tot toetreding kon worden overgegaan?

Soort bezoeken

Door de leden van de Tweede Kamer werd onderkend dat de Europese CPT als belangrijke extra bevoegdheid heeft, dat zij naast aangekondigde inspectiebezoeken ook ad hoc bezoeken aan detentiecentra in de aangesloten landen kan brengen. Door de minister werd aangegeven, dat het Subcomité ter Preventie weliswaar de bevoegdheid tot ad-hoc bezoeken mist, maar wel degelijk onaangekondigde bezoeken kan afleggen. Het was de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk, waarin het verschil tussen beide soort van bezoeken is gelegen. Kan de minister hierover uitsluitsel geven? Waarom rept de minister van Buitenlandse Zaken in de toelichtende nota bij de brief d.d. 27 november 2008 niet over deze mogelijkheid tot onaangekondigde bezoeken?2

Doublure in toezicht

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de redenering van de minister dat Nederland in deze een voorbeeldfunctie heeft te vervullen en door zelf toe te treden tot het Protocol andere landen in de wereld kan aanmoedigen om serieus werk te maken van invoering van het Protocol. Toch blijven de doublures met het Europees Verdrag tegen Foltering wel enigszins klemmen. Weliswaar is aangevoerd, dat tussen het CPT en het VN-Subcomité ter Preventie afstemming zal plaats hebben, maar de Europese landen worden intussen wel geconfronteerd met meer internationale toezichtbezoeken dan landen buiten Europa. Waarom is niet overwogen om het internationale toezicht, krachtens het Protocol in Europa, geheel te delegeren aan het CPT? Het Subcomité zou dan meer kunnen investeren in het toezicht in niet-Europese landen.

3. Conformiteit verdragen internationale tribunalen

Artikel 4, eerste lid, van het Facultatief Protocol vereist dat elke staat die partij is, bezoeken van het Subcomité en nationale visitatieorganen toestaat aan plaatsen van detentie. Deze worden gedefinieerd als «elke plaats onder zijn rechtsmacht of invloedssfeer waaraan personen de vrijheid wordt of kan worden ontnomen, hetzij uit hoofde van een bevel of op aanstichten van het openbaar gezag of met zijn instemming of berusting». Het doel van deze bezoeken is het beschermen van deze personen tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of deelname van Nederland aan het Facultatief Protocol bij het Verdrag met zich meebrengt dat de bepalingen van het Verdrag ook betrekking hebben op plaatsen van detentie in Nederland waar gedetineerden verblijven die berecht zijn of worden door internationale tribunalen, zoals het Joegoslaviëtribunaal en het Internationaal Strafhof. Kan er strijdigheid ontstaan tussen de bepalingen van dit Facultatief Protocol, met name artikel 4, aan de ene kant en de afspraken die zijn vastgelegd in vestigingsverdragen van internationale tribunalen aan de andere kant?

4. Nederlandse Antillen

In zijn brief van 27 november 2008 heeft de minister van Buitenlandse Zaken aangegeven, dat op de Nederlandse Antillen werd overwogen om een nationaal toezichtmechanisme in te richten, maar dat nog niet kon worden aangegeven, wanneer de definitieve beslissing omtrent het nationaal toezicht zou worden genomen en wanneer de uitvoeringswetgeving gereed zou zijn.3 In de nota naar aanleiding van het verslag van 21 januari 2010 is aangegeven, dat inmiddels is afgezien van dit nationaal toezichtmechanisme in verband met de ontmanteling van de Nederlandse Antillen.4 De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of dit anno november 2008 niet voorzienbaar was? Moeten wij achteraf gezien, niet uiterst dankbaar zijn voor het uitstel, dat door de wens tot uitdrukkelijke goedkeuring van het parlement, is opgetreden? Aldus kunnen immers de zelfstandige landen Curaçao en Sint Maarten alsnog gedurende drie volle jaren werken aan hun nationale preventiemechanisme. Verdient het in dit verband geen aanbeveling om de definitieve toetreding tot het Protocol nu maar uit te stellen tot na 10 oktober 2010?

Voor wat betreft de BES-eilanden zal er naar verwachting geen probleem zijn met het toezicht op het gevangeniswezen omdat de reeds bestaande Nederlands-Antilliaanse Wet beginselen gevangeniswezen als specifieke BES-wet zal worden gecontinueerd. Deze leden vragen de minister of de voorziene Rijkswet betreffende de politie op Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden inmiddels al wel in werking is getreden? Zo ja, is daarmee dan ook voorzien in het toezicht op de politiecellen in de BES? Zo nee, wanneer kan deze Rijkswet alsnog in werking treden?

De leden van de vaste commissie voor Justitie zien een spoedige reactie van de regering met belangstelling tegemoet. Vertrouwende op een adequate reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) voorzitter, Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) vicevoorzitter, Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

«Het onverwachte karakter van de «ad hoc» bezoeken van het Europees Comité ter voorkoming van foltering (...) is niet in het Protocol terug te vinden.» Kamerstukken I/II 2008–09, 31 797 (R1871), A en nr. 1, p. 5.

XNoot
3

Kamerstukken I/II 2008–09, 31 797 (R1871), A en nr. 1, p. 10.

XNoot
4

Kamerstukken II 2009–10, 31 797 (R1871), nr. 7, p. 8.

Naar boven