Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31788 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31788 nr. 2 |
STEMMEN UIT DE REGIO | 2 |
SAMENVATTING | 3 |
ONTWIKKELINGEN | 4 |
KIJK- EN LUISTERCIJFERS | 5 |
FINANCIERING | 5 |
TAAKSTELLING EN AANBOD | 6 |
PLAATS REGIONALE OMROEP | 7 |
SAMENWERKING | 8 |
DISTRIBUTIE | 8 |
UITDAGINGEN | 9 |
AANBEVELINGEN | 10 |
FINANCIEN | 11 |
BIJLAGEN | 13 |
Het gaat goed met de regionale publieke omroep. De regionale omroep is in veel delen van het land populair, zowel bij kijkers als luisteraars. Bovendien wordt er in algemene zin een hoog waarderingscijfer toegekend voor de programma’s die worden uitgezonden.
Het medialandschap verandert echter ontzettend snel. Wil de regionale omroep de sterke positie kunnen behouden, dan zullen bakens moeten worden verzet. Vergaande, intensieve samenwerking tussen de landelijke en regionale omroep kan daaraan een impuls geven.
Eén van de ambities moet zijn om ook een jong publiek aan te spreken. Dat kan wellicht niet via de traditionele media maar bijvoorbeeld het internet zal meer moeten worden benut.
De regionale omroep moet echter wel de kans krijgen daarin te investeren. Veel mogelijkheden hebben de bestaande regionale zenders niet. Integendeel, de komende jaren zal de financiering onder druk komen te staan. Teruglopende advertentie-inkomsten zetten de financiering nu al onder druk. In enkele, vooral kleinere, provincies is zelfs sprake van een zorgwekkende situatie. Middels deze initiatiefnota wordt daar aandacht voor gevraagd.
De landelijke publieke omroep heeft recent aanvullende middelen gekregen ter versterking van de kwaliteit en het bereik. Vanaf 2008 wordt de rijksomroepbijdrage structureel verhoogd met 50 tot 100 miljoen euro in 2011. Dit bedrag is bestemd voor het herstel van de programmering van de landelijke publieke omroep en voor de dekking van de tekorten op hun begroting. Voor de regionale omroepen zijn er echter geen aanvullende middelen beschikbaar gesteld.
In deze initiatiefnota worden voorstellen gedaan ter versterking van de positie van de publieke regionale omroep. Noodzakelijke middelen kunnen binnen de mediabegroting worden gevonden door bijvoorbeeld een deel van het zogenaamde «programma versterkingsbudget» ook beschikbaar te stellen voor programma’s van de regionale omroep. Ook kan worden gedacht aan het oormerken van een deel van de extra middelen voor de landelijke publieke omroep voor de regionale omroep. Het is echter niet zo dat de positie van de regionale omroepen alleen een punt van zorg voor het Rijk kan zijn. Ook provincies dienen hun verantwoordelijkheid te nemen. Het gaat er immers om dat de stemmen uit de regio ook in de toekomst moeten kunnen worden gehoord.
Atsma
November 2008
CDA WIL 15 MILJOEN EURO EXTRA VOOR REGIONALE OMROEP
Het gaat goed met de regionale publieke omroep. De regionale omroep is in veel delen van het land populair, zowel bij kijkers als luisteraars. Toch zijn er ook zorgen. Door meerdere oorzaken, staat vooral de financiering van de regionale omroep onder druk. In enkele provincies is zelfs sprake van een nijpende en zorgwekkende situatie.
Om de sterke positie van de regionale omroep te behouden en te versterken, zijn maatregelen nodig. Het medialandschap verandert snel en daar moeten de regionale omroep op kunnen inspelen. De grootste uitdagingen liggen op het terrein van internet en nieuwe media en richten zich met name op jongeren.
In de initiatiefnota «Stemmen uit de regio» worden voorstellen gedaan ter versterking van de positie van de publieke regionale omroep. Het gaat daarbij in totaal om 15 miljoen euro extra voor de regionale omroep als geheel. Noodzakelijke middelen kunnen worden gevonden door bijvoorbeeld een deel van het zogenaamde programmaversterkingsbudget van de publieke omroep ook beschikbaar te stellen voor programma’s van de regionale omroep. Een alternatief is dat een deel van de extra middelen die voor de publieke omroep middels het Coalitieakkoord zijn vrijgemaakt naar de regionale omroep gaat. Uit de rijksmiddelen wordt incidenteel 3 miljoen euro en structureel 6 miljoen euro vrijgemaakt. Ambitie van de CDA-fractie is dat vanwege de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de regionale omroep ook de provincies structureel 6 miljoen euro moeten vrijmaken.
1. De onderlinge samenwerking tussen regionale omroepen en de samenwerking met de landelijke publieke omroep moet worden geïntensiveerd. Introductie van een vorm van venster- of raamprogrammering op televisie, waarbij het landelijke (sport)journaal wordt gevolgd door het regionale nieuws is een serieuze optie.
Dit levert meer kijkers en navenant ook meer inkomsten op. Ook op andere terreinen is samenwerking mogelijk. Op korte termijn is onderzoek naar de haalbaarheid van vergaande, intensieve samenwerking noodzakelijk.
2. De landelijke fondsen voor cultuur en media (waaronder het Stimuleringsfonds) moeten worden opengesteld voor regionale publieke omroepen. Programma’s die dankzij een bijdrage uit deze fondsen kunnen worden gerealiseerd, moeten «om niet» worden aangeboden aan de landelijke publieke omroep.
3. Ook regionale omroepen moeten kunnen putten uit het zogenaamde programmaversterkingsbudget van de landelijke publieke omroep. Een kwart van het omroepgeld gaat naar het programmaversterkingsbudget. Voorwaarde is dat de programma’s die mede dankzij een bijdrage uit het versterkingsbudget kunnen worden gemaakt, ook beschikbaar worden gesteld aan de landelijke publieke omroep.
4. Regionale omroepen moeten door kabelmaatschappijen op een «lage» voorkeuzeposities worden geplaatst. Binnen de digitale pakketten zitten de regionale omroepen nu «ver» van de overige publieke zenders. Kijkers haken hierdoor onnodig af.
5. De calamiteitenfunctie voor de regionale omroep is voor televisie nog steeds niet formeel geregeld. Dit, ondanks concrete voorstellen van de Commissie Koetje. In de praktijk blijkt dat bij calamiteiten naast de radio ook de regionale televisie wordt ingeschakeld en een belangrijke communicatieve rol vervult. Omroepen moeten op deze specifieke functie kunnen inspelen en er middelen voor reserveren.
6. Duurzame archivering van programma’s van de regionale publieke omroep is noodzakelijk. Er moet een uitbreiding komen van de archiveringsmogelijkheden voor de regionale omroepen, bij voorkeur bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
7. Programma’s van regionale omroepen moeten ook via «Uitzending Gemist» kunnen worden opgevraagd.
8. Investeringen op het gebied van internet/nieuwe media zijn ook voor de regionale omroep noodzakelijk. Regionale omroepen hebben een relatief ’grijs’ publiek. Extra (radio) zenders via de ether of kabel zijn niet nodig om een jonger publiek aan te trekken. Wél kan via internet/nieuwe media deze doelgroep worden bereikt.
9. Mogelijkheden voor (journalistieke) samenwerking met andere mediapartijen als regionale kranten moeten verder worden onderzocht en benut. Wettelijke belemmeringen moeten worden weggenomen.
10. Regionale omroepen moeten als maatschappelijke ondernemingen meer ruimte krijgen voor nevenactiviteiten. De opbrengst van deze activiteiten dient te worden besteed aan de publieke taak.
11. Regionale omroepen in enkele kleinere regio’s hebben het financieel moeilijk. Onderzocht moet worden wat de oorzaak is. Mede door dalende reclame-inkomsten staat een deel van de financiering in algemene zin onder druk. Bij de landelijke publieke omroep heeft het Rijk zich garant gesteld voor een minimale omvang van de omroepreserve. Bij de regionale publieke omroep is niet sprake van een buffer om tegenvallers op te vangen. Hierin moet worden voorzien.
12. Om de regionale omroepen toekomstbestendig te maken, is in totaal een bedrag van 15 miljoen euro extra nodig. De helft van dat bedrag kan binnen de begroting van OCW worden gevonden, het resterende deel zou door de provincies op tafel gelegd moeten worden.
Regionale omroep bestaat reeds geruime tijd. De eerste regionale radio-uitzendingen werden kort na de Tweede Wereldoorlog in het zuiden en noorden van Nederland verzorgd. Onder de paraplu van de landelijke omroep volgden daarna de andere regio’s. In 1988 werden onder de noemer streekradio de regionale zenders die onder de NOS vielen verzelfstandigd, en kwam als laatste in Zeeland regionale radio van de grond. Nu, twintig jaar later, zijn alle regionale radiostations gezamenlijk – al bijna twaalf jaar lang – de best beluisterde zenders met een marktaandeel van momenteel circa veertien procent. Regionale radio bereikt zijn doelgroep goed: de in de regio geïnteresseerde luisteraar die in de praktijk vaak wat ouder is dan veertig jaar. Met een mix van muziek en informatie met een zeer regionaal karakter en uitstraling zijn de radiozenders bijzonder populair in sterk regionaal gebonden gebieden. De regionale omroep is bovendien in de eigen regio calamiteitenzender.
Regionale televisie ontstond medio jaren negentig toen het plan voor een vensterprogrammering niet kon slagen. Tussen 1995 en 2001 startten alle regionale radiostations met een televisieprogrammering die veelal bestond uit een uur unieke televisie dat in carrousel werd herhaald. De calamiteitenfunctie voor televisie is nog steeds niet formeel geregeld. Een rapport uit 2005 is door Binnenlandse Zaken nog steeds niet in concreet beleid vertaald.
Uit het jaarverslag 2007 van het samenwerkingsverband van de regionale omroepen blijken de volgende kijk- en luistercijfers voor de regionale omroepen:
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|
Dagbereik Regio TV | 23,3% | 23,5% | 24,1% | 23,7% | 22,1% |
Marktaandeel Regio TV | – | – | – | 2,14% | 2,01% |
Marktaandeel Regionale radio | 15,5% | 15,6% | 15,6% | 15,3% | 14,5% |
De kijkers naar regionale televisie zijn gemiddeld zo’n tien jaar jonger dan de luisteraars naar regionale radio. Regionale televisie heeft een dagbereik van ruim twintig procent en een weekbereik van meer dan vijftig procent (zie ook bijlage 1)
De financiering van de regionale omroep is zeer divers tot stand gekomen. Sinds de provincies in 1988 de regionale radio meefinancierden, werd een zelfde constructie toegepast voor regionale televisie. Staatssecretaris Nuis verdubbelde de bedragen die door provincies voor regionale televisie beschikbaar werden gesteld.
Na afschaffing van de omroepbijdrage werden provincies via het Provinciefonds gecompenseerd voor de weggevallen inkomstenbron. In het jaar 2000 werd er noodhulp gegeven aan de regionale omroep vanwege het achterblijven van indexering doordat kijken luistergeld nooit was geïndexeerd. Dat verbeterde tijdelijk de situatie maar de duale financiering (door provincies en Rijk) die van toepassing was op de regionale omroep bleef en dat maakte dat er geen duidelijk loket was waar regionale omroepen afspraken konden maken over indexering van de middelen waardoor veel omroepen moesten saneren. Een eerste poging om de duale financiering af te schaffen en om ook het OCW-deel via provincies naar omroepen te laten vloeien strandde eind 2003 in de Tweede Kamer. Er was geen vertrouwen in de provincies op het punt dat regionale omroepen bij provinciale financiering onafhankelijk zouden kunnen functioneren en dat alle middelen voor regionale omroep ook echt bij de regionale omroep terecht zouden komen. In 2005 werd een gewijzigd wetsvoorstel aangenomen. Daar waren wél waarborgen opgenomen voor onafhankelijk functioneren en waarin provincies de toezegging hadden gedaan dat alle middelen blijvend, en jaarlijks voldoende geïndexeerd, aan regionale omroepen worden verstrekt. De duale financiering is daarmee per 1 januari 2006 beëindigd en vanaf dat moment zijn provincies geheel verantwoordelijk voor de instandhouding van de regionale omroep op het afgesproken kwalitatieve en kwantitatieve niveau uit het jaar 2004. De wet wordt in 2008 door het Commissariaat voor de Media geëvalueerd.
Een kleine twintig procent van de inkomsten van regionale omroepen komt uit reclame-inkomsten. De reclame-inkomsten staan echter sinds 2007 onder druk door de almaar toenemende concurrentie op radio- en televisie in de doelgroep (20–49 jarigen) die voor adverteerders het meest interessant is en als maat voor reclame-inkomsten geldt. De regionale omroep richt zich voornamelijk op de doelgroep 40+ zodat slechts deels aanspraak gemaakt kan worden op de reclamebestedingen. Verjonging van de doelgroep van regionale omroep via de radioen televisiezenders is lastig gebleken. De echte interesse voor de regio komt over het algemeen pas op wat latere leeftijd als burgers «gesetteld» zijn en jongere doelgroepen laten zich niet makkelijk leiden naar de specifiek regionale radio- en televisiezenders/programmering. De internetsites van de regionale omroepen trekken wel steeds meer bezoekers in een jongere doelgroep.
In 2007 ontvingen de gezamenlijke regionale omroepen 122 miljoen euro overheidssubsidie en gaven provincies incidenteel ruim drie miljoen euro aan extra financiering (Bron: Jaarverslag Commissariaat voor de Media)
Regionale radio en televisie hebben een bijzondere functie. De zenders moeten in hoofdzaak voorzien in een op de regio afgestemde programmering die volgens de Mediawet moet bestaan uit programma’s van informatieve, culturele en educatieve aard. Het betreft een programmering die in principe aanvullend is aan die van de landelijke publieke zenders. Met de programmering levert de regionale omroep op de regionale schaal een bijdrage aan de democratie en aan de diversiteit in de samenleving. Door te berichten over zaken die de burgers aangaan, en de regio in al zijn verscheidenheid in beeld te brengen levert de regionale omroep een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving.
Het aanbod van de regionale omroep bestaat voornamelijk uit nieuws, informatie, sport en achtergronden. Op radio betreft het aanbod vooral een combinatie van informatie, omlijst met muziek. Van maandag tot vrijdag betreft het een horizontale programmering; in het weekend met meer aandacht voor sport en wat afwijkende muziek waaronder klassiek. De muziekkeus van de regionale omroep varieert onderling maar heeft ook grote overeenkomsten. Naast veel Nederlandstalige – ook streekmuziek betreft het aanbod populaire muziek. De avond en nachtprogrammering van regionale radio verschilt onderling ook, maar veelal wordt ’s avonds en ’s nachts gebruik gemaakt van de muziekcomputer met op de hele uren NOS en regionale nieuwsbulletins.
Op televisie brengen de regionale omroepen een horizontale programmering, over het algemeen zeven dagen per week van één tot anderhalf uur unieke televisie per dag, waarvan het eerste half uur regionaal nieuws en informatie is en de overige programma’s achtergronden/variaprogrammering betreft. Enkele omroepen hebben een wat ruimere programmering op televisie opgezet onder andere door eerder uitgezonden programma’s ook nog op te nemen in de carrousel. Een aantal, voornamelijk kleine, regionale omroepen heeft in het weekend geen vers nieuws of variaprogrammering maar brengen herhalingen.
Regionale omroepen besteden op radio- en televisie veel aandacht aan sport- en culturele- evenementen die in de regio plaatsvinden. Het betreffen hier evenementen met grote impact op de regio of evenementen die erg regionaal zijn. Voorbeelden van beiden zijn de Nijmeegse vierdaagse en de Rotterdamse marathon maar bijvoorbeeld ook het Skûtsjesilen, Carnaval, bloemen- en fruitcorso’s en folkloredansfestivals.
De laatste jaren hebben diverse regionale omroepen eigen regiodramaseries uitgezonden. Alleen in Overijssel is er sprake van een vervolg op de eerste serie en gaat de vierde serie eind 2008 van start. De financiering van deze series vindt incidenteel plaats, deels uit eigen middelen van omroepen, deels uit extra bijdragen van provincies en deels uit reclame-opbrengsten.
Iedere regionale omroep heeft zijn eigen internetsite. De websites van de regionale omroepen zijn voornamelijk nieuwssites maar ook programma-informatie is te vinden. Via de meeste websites van regionale omroepen is streaming het radioprogramma te beluisteren (en soms het televisieprogramma te zien) en de meeste websites hebben een eenvoudige «uitzending gemist» mogelijkheid. Het kwaliteitsniveau van de websites verschilt zeer tussen de omroepen. De grotere omroepen hebben meer kunnen ontwikkelen dan de kleinere. Deze ontwikkelingen zijn overigens wel ten koste gegaan van de reguliere radio- en televisieprogrammering.
Omroep Gelderland en Omroep Brabant zijn het meest ver in de ontwikkelingen. Omroep Gelderland heeft naast de eigen website ook een paar cross-mediale programma-formats opgezet (buitengewoon.nl en s-tv.nl).
Regionale radio heeft een bijzondere en specifieke plaats tussen de andere radio-zenders. Publieke radio onderscheidt zich zeer ten opzichte van commerciële zenders die zich voornamelijk richten op de commercieel interessante doelgroepen. Directe concurrentie op de luisteraar ondervindt regionale radio het meest van de publieke radio zenders Radio 1 en Radio 5, daarna Radio 2 en de commerciële zender Radio 10 Gold. Regionale radio is een volwaardige vaste pijler in het gehele radio-aanbod. In zeven provincies is de regionale zender de best beluisterde zender en in twee provincies de nummer 2. In de andere drie provincies behoren de regionale radiozenders zender bij de beste zes beluisterde zenders.
Regionale televisie is aanvullend aan de landelijke zenders. Regionale televisie heeft geen volwaardige dag- en avondprogrammering en heeft tegelijk een zeer regionaalspecifieke programmering. De grootste concurrentie op de kijker ondervindt regionale televisie van Nederland 1, RTL4 en SBS6 en in meerdere mate ook van thematische zenders als National Geographic, Discovery en Comedy Central.
Naast de regionale publieke omroep is er in het grootste deel van het land ook regionale commerciële radio, zijn er verschillende regionale commerciële televisiestations en voorzien de regionale kranten in een mediabehoefte. De programmering van deze commerciële zenders is niet vergelijkbaar met die van de publieke regionale omroep en bestaat bij de radiozenders uit veel muziek voor commercieel interessante doelgroepen en bij televisie uit veel gesponsorde programma’s.
Wat de inhoud betreft, is de regionale omroep meer vergelijkbaar met de regionale dagbladen: hij richt zich voornamelijk op nieuws- en informatie. Dat doen ook de regionale dagbladen. Dagbladen hebben naast reclame-inkomsten ook inkomsten uit abonnementen maar de laatste jaren staan beide inkomstenstromen onder druk. Mede daardoor zijn inmiddels veel kranten samengegaan of zelfs verdwenen. Het effect hiervan is dat op regionale schaal het aanbod onder druk staat en de kwaliteit achteruit gaat. In veel regio’s is er nog slechts één krant en één omroep waarop mensen zijn aangewezen voor hun regionale nieuwsvoorziening.
Regionale omroepen (en regionale dagbladen) zijn beiden actief op internet waardoor de jongere burger beter bediend wordt. Het is echter aannemelijk dat de allerjongste doelgroep helemaal niet geïnteresseerd is in regionaal nieuws en noch naar de omroep luistert of kijkt noch de krant leest. Nieuwe media bieden dan de mogelijkheden om ook op andere manieren dan radio, televisie of krant nieuws en informatie te distribueren. Naast de websites kan distributie ook via de mobiele telefoon, via sociale netwerken en via zogenaamde narrow-casting technieken: via schermen in stad of openbaar vervoer. Op deze manier gaat de consument niet naar de media-aanbieder toe maar gaat de media-aanbieder naar de consument. Voor regionale omroep kan dit een andere nieuwe manier zijn om in een overvol en sterk concurrerend medialandschap zijn content naar burgers te distribueren. De nieuwe mediawet houdt hier al rekening meer door nieuwe mediatechnieken tot de hoofdtaak van de publieke omroep te rekenen.
Samenwerking met andere mediapartijen is in het algemeen lastig. Dat komt enerzijds in het publieke deel van het mediabestel partijen een specifieke verschillende taakopdracht hebben en anderzijds met commerciële media-aanbieders er mediawettelijke belemmeringen zijn. Een intensieve samenwerking is er wel tussen de regionale omroepen en de landelijke omroep (NOS samen via de RadioNieuwsCentrale (RNC) die onder ROOS ressorteert. Via de RNC worden al 15 jaar nieuwsberichten (tekst en audio) uitgewisseld en worden de laatste 5 jaar ook videobeelden uitgewisseld. Het betreft daarbij voornamelijk beelden op het terrein van nieuws- en informatie en achtergronden.
Met de landelijke omroep heeft de regionale omroep het laatste jaar meer contact gezocht en zullen er meer ideeën voor samenwerking worden onderzocht. De gedachten zijn dat met name op het gebied van evenementen er samenwerkingsmogelijkheden zijn, maar ook sport biedt goede samenwerkingsmogelijkheden doordat de landelijk omroep veel rechten heeft die zeker niet volledig worden uitgenut.
Regionale omroepen zien de verkoop van hun regiodramaseries aan de landelijke omroep niet als samenwerking. Samenwerking zou zijn dat enerzijds ook in het voortraject de landelijke en regionale omroep samen optrekken en kosten worden gedragen en anderzijds gezamenlijk nieuwe programmatische ideeën worden ontwikkeld.
Omdat publieke landelijke en regionale omroep elkaar versterken en aanvullen, moet de introductie van raam- of vensterprogrammering worden onderzocht. Hierdoor komt het aanvullende karakter van de regionale omroep ten opzichte van de landelijke publieke omroep sterk naar voren. Laat aansluitend op het landelijke (sport)journaal het regionale nieuws volgen binnen een vaststaand venster.
Vergaande, intensieve samenwerking is een serieuze optie. Op korte termijn moet worden onderzocht hoever samenwerking zou kunnen gaan. Daarbij moet geen enkele optie worden uitgesloten. Voorwaarde is uiteraard dat altijd de regionale herkenbaarheid en identiteit bij de regionale omroep centraal moet blijven staan.
Met regionale kranten is er sporadisch samenwerking en beperkt deze zich voornamelijk tot enkele co-producties en internet. Zoals eerder aangegeven zijn er hier mediawettelijke belemmeringen. Het Commissariaat wil wel, maar kan hier geen extra ruimte bieden. Dat is jammer daar met name de samenwerking door de regionale omroepen met de regionale krant als journalistiek interessant wordt beoordeeld en dit kwaliteitsimpulsen kan geven aan het regionale media-aanbod. De Kamer moet dit wettelijk mogelijk maken.
Tientallen jaren werden radio- en televisieprogramma’s van de regionale omroep gedistribueerd via de FM, analoge TV en analoge kabel. Inmiddels zijn er in snel tempo andere distributieplatforms bijgekomen en zijn er verschillende aanbieders in de markt. Distributie van media-aanbod kan ook via de digitale kabel, satelliet, DVB-t, t-DAB, IP-TV, Video on Demand via Kabel en IP-TV, Uitzending gemist, DVB-h, het internet, mobiel en narrow-casting.
Wettelijk is alleen FM, DVB-t en analoge kabel geregeld. Voor digitale kabel geldt dat er een must-carry verplichting komt voor de eigen regionale omroep en de regionale omroep uit de aangrenzende provincies op het moment dat er een substantieel aantal huishoudens gebruik maakt van de digitale kabel (amendement Atsma, bijlage 2).
Regionale omroepen zijn te ontvangen op de meeste distributieplatforms waar het de reguliere uitzendingen betreft. Naast DVB-t en analoge kabel zijn regionale omroepen te ontvangen via de Astra satelliet (10 van de 13 omroepen), IP-TV van KPN en Tele2 en digitale kabel.
Via nieuwe media technieken is de regionale omroep eigenlijk alleen te bereiken via zijn eigen website. De mogelijkheden van nieuwe media worden nog zeker niet ten volle benut doordat de financiering daarvoor niet toereikend is. Ontwikkelingen vinden dan ook moeizaam en onderling niet gelijktijdig plaats.
Op de digitale kabel zijn de meeste omroepen wel te ontvangen, maar hebben kabelbedrijven de omroepen op hoge voorkeuzeposities geplaatst. Kabelaars menen dat zij de regionale omroepen, door ze bij elkaar te plaatsen, een goede dienst bewijzen. Het tegendeel is echter waar. Door de regionale televisie omroepen op een prominente voorkeuzepositie te plaatsen, in ieder geval bij de eerste vijftien zenders zullen meer mensen de regionale omroep niet alleen kunnen ontvangen maar ook daadwerkelijk zien. Gevolg daarvan zal niet alleen een groter marktaandeel zijn met hogere reclame-inkomsten maar bovenal zijn dat meer mensen naar publieke programma’s kijken zodat de functie van regionale omroep beter tot zijn recht komt.
Voor andere platformen zou geen must-carry hoeven te gelden maar moet de regionale omroep wel in staat worden gesteld om zijn aanbod ook via deze platforms te verspreiden. Toch is een soort van regulering nodig ten aanzien van DVB-h en t-DAB omdat frequentieruimte daar schaars is en zijn financiële middelen nodig om de mogelijkheden van nieuwe media te kunnen benutten.
De grootste uitdagingen van de regionale omroep liggen op het terrein van internet en nieuwe media. Daar loopt de regionale omroep achter op mogelijke ontwikkelingen. Internet en nieuwe media maken het mogelijk om het aanbod van de regionale omroep op allerlei andere manieren dan de reguliere radio- en televisiezenders bij de burger te brengen: in plaats van dat de burger moet afstemmen op de omroep, kan het aanbod naar de burger gebracht worden, waardoor de functie van de regionale omroep wordt versterkt. Voorbeelden zijn mobiele applicaties voor nieuws en informatie, narrow-casting (o.a. openbaar vervoer en openbare ruimtes) en On demand applicaties via eigen websites en platformen van andere aanbieders. Voor regionale omroepen is nooit specifieke (en structurele) financiering uitgetrokken t.b.v. de ontwikkeling van internet en nieuwe media. Om een goede ontwikkeling mogelijk te maken is extra structurele financiering nodig. Daarnaast kunnen, via een eenmalige financiering voor ontwikkelingen van internet en nieuwe media, regionale omroepen gezamenlijk snel een aantal stappen zetten en profiteren alle regionale omroepen, en dus de inwoners, gelijkelijk van mogelijke ontwikkelingen.
In lijn met internetontwikkelingen ligt de archieffunctie van de regionale omroep. De regionale omroep heeft geen mogelijkheden tot duurzame – gezamenlijke – archivering. Daardoor blijft ook de mogelijkheid om met het archief media-aanbod van de regionale omroep initiatieven te ontwikkelen achterwege. Een goede, duurzame archivering met goede ontsluiting, bij voorkeur via Beeld&Geluid, is nodig om materiaal te behouden voor de toekomst. Bovendien is goede archivering nodig om bestaand materiaal te kunnen hergebruiken (long tail, themazenders, Video on Demand). «Uitzending Gemist» zou look de regionale programma’s moeten kunnen aanbieden.
In opdracht van IPO (Interprovinciaal Overleg) en ROOS (Samenwerkende Regionale Omroepen) is onlangs het rapport «Kracht in de Regio» verschenen. Uit het rapport blijkt dat de regionale omroep een sobere uitvoering aan zijn taakstelling kan geven. Met name de kleinste regionale omroepen hebben impulsen nodig om een adequate radio- en televisieprogrammering te bieden zodat ook in het weekend er sprake is van een unieke (nieuws)programmering en dat door de weeks het nieuws met regelmaat ververst kan worden. Op het gebied van internet/nieuwe media moeten volgens het onderzoek alle omroepen stappen zetten. De huidige investeringen van de regionale omroep in internet/nieuwe media zijn ten laste gegaan van de radio- en televisieprogrammering. Door specifiek middelen voor internet/nieuwe media uit te trekken kan dat teruggedraaid worden zodat de radio- en televisieprogrammering weer de nodige impulsen krijgt.
«Kracht in de Regio» pleit ook voor het meer openstellen van landelijke fondsen; het Stifo (bijlage 3) en het programmaversterkingsbudget (bijlage 4) van de landelijke omroep zijn hier voorbeelden van. Door dat te doen kunnen incidenteel mooie producties worden gemaakt van zodanige kwaliteit dat na uitzending door de regionale omroep uitzending ook via landelijke omroep mogelijk is.
1. De onderlinge samenwerking tussen regionale omroepen en de samenwerking met de landelijke publieke omroep moet worden geïntensiveerd. Introductie van een vorm van venster- of raamprogrammering op televisie, waarbij het landelijke (sport)journaal wordt gevolgd door het regionale nieuws is een serieuze optie.
Dit levert meer kijkers en navenant ook meer inkomsten op. Ook op andere terreinen is samenwerking mogelijk. Op korte termijn is onderzoek naar de haalbaarheid van vergaande, intensieve samenwerking noodzakelijk.
2. De landelijke fondsen voor cultuur en media (waaronder het Stimuleringsfonds) moeten worden opengesteld voor regionale publieke omroepen (bijlage 3). Programma’s die dankzij een bijdrage uit deze fondsen kunnen worden gerealiseerd, moeten «om niet» worden aangeboden aan de landelijke publieke omroep.
3. Ook regionale omroepen moeten kunnen putten uit het zogenaamde programmaversterkingsbudget van de landelijke publieke omroep. Een kwart van het omroepgeld gaat naar het programmaversterkingsbudget. Voorwaarde is dat de programma’s die mede dankzij een bijdrage uit het versterkingsbudget kunnen worden gemaakt, ook beschikbaar worden gesteld aan de landelijke publieke omroep (bijlage 4).
4. Regionale omroepen moeten door kabelmaatschappijen op een «lage» voorkeuzeposities worden geplaatst. Binnen de digitale pakketten zitten de regionale omroepen nu «ver» van de overige publieke zenders. Kijkers haken hierdoor onnodig af.
5. De calamiteitenfunctie voor de regionale omroep is voor televisie nog steeds niet formeel geregeld. Dit, ondanks concrete voorstellen van de Commissie Koetje. In de praktijk blijkt dat bij calamiteiten naast de radio ook de regionale televisie wordt ingeschakeld en een belangrijke communicatieve rol vervult. Omroepen moeten op deze specifieke functie kunnen inspelen en er middelen voor reserveren.
6. Duurzame archivering van programma’s van de regionale publieke omroep is noodzakelijk. Er moet een uitbreiding komen van de archiveringsmogelijkheden voor de regionale omroepen, bij voorkeur bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
7. Programma’s van regionale omroepen moeten ook via «Uitzending Gemist» kunnen worden opgevraagd.
8. Investeringen op het gebied van internet/nieuwe media zijn ook voor de regionale omroep noodzakelijk. Regionale omroepen hebben een relatief «grijs» publiek. Extra (radio) zenders via de ether of kabel zijn niet nodig om een jonger publiek aan te trekken. Wél kan via internet/nieuwe media deze doelgroep worden bereikt.
9. Mogelijkheden voor (journalistieke) samenwerking met andere mediapartijen als regionale kranten moeten verder worden onderzocht en benut. Wettelijke belemmeringen moeten worden weggenomen.
10. Regionale omroepen moeten als maatschappelijke ondernemingen meer ruimte krijgen voor nevenactiviteiten. De opbrengst van deze activiteiten dient te worden besteed aan de publieke taak.
11. Regionale omroepen in enkele kleinere regio’s hebben het financieel moeilijk. Onderzocht moet worden wat de oorzaak is. Mede door dalende reclame-inkomsten staat een deel van de financiering in algemene zin onder druk. Bij de landelijke publieke omroep heeft het Rijk zich garant gesteld voor een minimale omvang van de omroepreserve. Bij de regionale publieke omroep is niet sprake van een buffer om tegenvallers op te vangen. Hierin moet worden voorzien.
12. Om de regionale omroepen toekomstbestendig te maken, is in totaal een bedrag van 15 miljoen euro extra nodig. De helft van dat bedrag kan binnen de begroting van OCW worden gevonden, het resterende deel zou door de provincies op tafel gelegd moeten worden.
Om de aanbevelingen uit te kunnen voeren is een bedrag van € 15 miljoen nodig.
Structureel | |
Kleine omroepen | € 4 miljoen |
Nieuwe media | € 8 miljoen |
Incidenteel | |
Ontwikkeling nieuwe media | € 3 miljoen |
Totaal | € 15 miljoen |
Dekking | |
Structureel | |
Stimuleringsfonds | € 1 miljoen |
Extra middelen enveloppegelden of Programmaversterkingsbudget | € 5 miljoen |
Bijdrage Provincies | € 6 miljoen |
Incidenteel | |
Extra opbrengsten STER 2008 | € 2,5 miljoen |
Incidentele renteopbrengst omroepreserve | € 0,5 miljoen |
Totaal | € 15 miljoen |
Marktaandeel en waarderingscijfers regionale omroep:
Radio marktaandeel (doelgroep 10+ ma-zo 07:00–19:00)
2005 15,6%
2006 15,3%
2007 14,5%
2008 (t/m september) 13,9%
Televisie maandbereik (doelgroep 13+ ma-zo 02:00–26:00)
2005 79,2%
2006 78,3%
2007 80,4%
2008 (t/m 31 oktober) 80,0%
Televisie marktaandeel (doelgroep 13+ ma-zo 02:00–26:00)
2005 2,20%
2006 2,14%
2007 2,01%
2008 (t/m 31 oktober) 1,96%
Bij een aantal omroepen zijn er onderzoeken gedaan naar waardering van de zenders. Hieronder een overzicht.
– RTV Drenthe rapportcijfer 7,2
– RTV Oost rapportcijfer 7,2
– Omroep Flevoland rapportcijfer voor radiozender en televisiezender allebei een 7,3
– Omroep Brabant televisie rapportcijfer 7,0; Omroep Brabant radio 7,3, teletekst 6,9; website van Omroep Brabant 7,0.
– RTV Utrecht: Radio 7,5 en televisie 6,7. (hieronder de waardering van anderen)
Vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 20..)
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID ATSMA TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 40
Ontvangen 3 juli 2008De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 6.13, tweede lid, komt te luiden:
2. Als een significant aantal aangeslotenen op een omroepnetwerk programma-aanbod op digitale wijze ontvangt, verspreidt de aanbieder van dat omroepnetwerk naar die aangeslotenen in ieder geval:
a. het programma-aanbod, bedoeld in het eerste lid; en
b. het in artikel 2.70 bedoelde programma-aanbod van een regionale publieke mediadienst dat bestemd is voor een provincie of deel van een provincie aangrenzend aan de provincie waarbinnen het omroepnetwerk zich bevindt op één omroepnet voor televisie.
Het is wenselijk dat wordt gewaarborgd dat de regionale publieke mediadiensten voor televisie ook buiten de provincie of het deel van de provincie waarbinnen het omroepnetwerk zich bevindt op digitale wijze te ontvangen zijn, door mogelijk te maken dat inwoners van een provincie de regionale publieke mediadiensten voor televisie die zijn bestemd voor één of meer aangrenzende provincies of delen daarvan kunnen ontvangen.
Er komt derhalve per aangrenzende provincie één televisiezender van een regionale publieke media-instelling bij voor alle aangeslotenen.
Atsma
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2004
Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 24 november 2003
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat regionale omroepen in een belangrijke behoefte voorzien;
overwegende, dat regionale omroepen ook extra willen investeren in programma’s met het oormerk «cultuur»;
overwegende, dat het Stimuleringsfonds voor culturele producties op dit moment 450 000 euro beschikbaar heeft voor regionale omroepen;
van mening, dat het bedrag voor regionale omroepen verhoogd en geoormerkt moet worden tot 1 mln. euro, te vinden binnen het totaalbudget van het Stimuleringsfonds (15 mln. euro),
en gaat over tot de orde van de dag.
Atsma
Bakker
Kraneveldt
De Grave
Vendrik
Slob
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008
Voorgesteld 26 november 2007De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de publieke regionale omroep een sterke positie heeft opgebouwd in het Nederlandse medialandschap;
overwegende, dat televisieproducties van de regionale omroep in toenemende mate óók geschikt zijn voor uitzending door de landelijke publieke omroep;
overwegende, dat de landelijke publieke omroep een aanzienlijk bedrag uittrekt als budget voor de zogenaamde programmaversterking;
stelt vast, dat de regionale publieke regionale omroep in het vervolg ook een beroep zou moeten kunnen doen op dit programmaversterkingsbudget;
stelt voorts vast, dat in voorkomende gevallen de betreffende regionale televisieproducties, na de uitzending in de regio, «om niet» moeten worden aangeboden aan de landelijke publieke omroep;
verzoekt het kabinet een en ander in de nieuwe Mediawet verder uit te werken, en gaat over tot de orde van de dag.
Atsma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31788-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.