31 784
Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, met Bijlagen en Protocollen; Luxemburg, 9 juni 2006

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 22 augustus 2008 en het nader rapport d.d. 31 oktober 2008, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2008, no.08.002044, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor Interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartuimte, met Bijlagen en Protocollen; Luxemburg, 9 juni 2006 (Trb. 2006, 196), met toelichtende nota.

De overeenkomst betreft een zogenoemd «gemengd akkoord» van de Europese Gemeenschap (EG) en haar lidstaten met een aantal andere staten en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK). Daarmee is beoogd de luchtvervoersmarkten van deze staten op termijn te integreren in de interne markt van de Gemeenschap voor luchtvervoersdiensten. De Raad maakt een kanttekening met betrekking tot de positie van Roemenië en Bulgarije.

De overeenkomst is op 9 juni 2006 te Luxemburg tot stand gekomen tussen de EG en haar lidstaten enerzijds en een aantal andere staten en UNMIK anderzijds. Tot de andere staten behoorden destijds ook Bulgarije en Roemenië.

Die landen zijn inmiddels op 1 januari 2007 toegetreden tot de EG. In de overeenkomst worden zij echter niet als EG-lidstaat aangemerkt.1 De Raad adviseert in toelichtende nota daaraan aandacht te besteden.

In de protocollen bij de overeenkomst zijn voor staten, niet zijnde EG-lidstaten, overgangsregelingen opgenomen. In deze regelingen is vastgelegd, op welke wijze de overgang van deze staten naar volledige integratie met de interne markt plaats zal vinden. Zo is met betrekking Bulgarije in artikel 1, eerste lid, van Protocol III overeengekomen dat de overgangsperiode loopt, totdat dat land «alle in artikel 2 van dit protocol gestelde voorwaarden heeft vervuld en zulks is bevestigd na een door de Europese Gemeenschap uitgevoerde beoordeling, en in ieder geval uiterlijk tot de toetreding van Bulgarije tot de Europese Gemeenschap».

De Raad merkt op dat in de overgangsregeling ten aanzien van Roemenië niet is voorzien in beëindiging van de overgangsperiode bij toetreding van Roemenië tot de EG.1 Het is niet duidelijk of hiermee is beoogd voor dat land een bijzonder regime te scheppen, dat ook thans, na toetreding van Roemenië tot de EG, doorwerkt. De Raad beveelt aan in de toelichtende nota aan dit onderscheid aandacht te schenken.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 juli 2008, no. 08.002044, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 augustus 2008, no. W09.08.0259/IV, bied ik U hierbij aan.

Aan de opmerkingen van de Raad van State is gevolg gegeven; de toelichtende nota is uitgebreid.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde overeenkomst wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens mijn ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Zie Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de overeenkomst waarin Bulgarije en Roemenië als «geassocieerde partij» worden aangewezen.

XNoot
1

Zie artikel 1, eerste lid, van Protocol VIII waarin is vastgelegd dat de overgangsperiode loopt totdat Roemenië «alle in artikel 2 van dit protocol gestelde voorwaarden heeft vervuld en zulks is bevestigd na een door de Europese Gemeenschap uitgevoerde beoordeling».

Naar boven