31 767
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de activerende werking van de Werkloosheidswet voor langdurig werklozen te versterken en derhalve, naast het aanscherpen van de criteria voor de als passend in aanmerking te nemen arbeid, werkhervatting door langdurig werklozen te bevorderen door het invoeren van inkomstenverrekening en het intensiveren van de arbeidsbemiddelende taak van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. zodra de werknemer op wie het zesde lid, onderdeel b, van toepassing is, inkomsten geniet, die per week meer bedragen dan 87,5% van vijf maal 100/70 van de uitkering.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing:

a. gedurende de eerste dertien weken van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte indien hij hierdoor minder of niet beschikbaar is voor arbeid dan het aantal arbeidsuren dat hij heeft verloren; en

b. op de werknemer, die ten minste 52 weken onafgebroken recht op uitkering heeft gehad, mits de werknemer werkzaamheden als werknemer gaat verrichten op een moment waarop sprake is van volledig verlies van zijn arbeidsuren terwijl geen recht bestaat op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren.

3. In het zevende lid wordt «voor de toepassing van het zesde lid» vervangen door: voor de toepassing van het zesde lid, onderdeel a.

4. Onder vernummering van het achtste lid tot twaalfde lid worden vier leden ingevoegd, luidende:

8. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, worden perioden meegeteld waarin ten hoogste gedurende vier weken geen recht op uitkering bestaat.

9. Het zesde lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die, uit hoofde van de in dat onderdeel bedoelde werkzaamheden, in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt als bedoeld in artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet.

10. Indien tijdens een recht op uitkering na toepassing van het zesde lid, onderdeel b, een nieuw recht op uitkering ontstaat, geldt voor toepassing van het zesde lid, onderdeel b, ten aanzien van dat nieuwe recht niet langer de voorwaarde dat de werknemer ten minste 52 weken onafgebroken recht op uitkering heeft gehad.

11. Onder de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt verstaan de gezamenlijke uitkeringen indien sprake is van meerdere rechten op uitkering of indien sprake is van samenloop van het recht op uitkering met een recht op uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Ziektewet.

B

Onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de tekst van artikel 26a wordt aan dat artikel een lid toegevoegd, luidende:

2. De artikelen 19, eerste lid, onderdeel j, 26, eerste lid, onderdelen d tot en met g en i tot en met m, zijn niet van toepassing, en artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, is van toepassing alsof het recht op uitkering is geëindigd, op de werknemer:

a. op wie artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b, van toepassing is; en

b. van wie de werkzaamheden als werknemer een zodanige omvang hebben dat een verlies van minder dan vijf of minder dan de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek zou resteren indien artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van toepassing zou zijn geweest.

C

Artikel 27, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, opgelegd, niet is nagekomen, weigert het UWV de uitkering blijvend over het aantal uren waarover het recht op uitkering zou zijn geëindigd of niet zou zijn ontstaan:

a. indien de werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of verkregen; of

b. indien, in plaats van artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b, artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van toepassing zou zijn geweest en de werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of verkregen.

D

Artikel 35aa wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De uitkering wordt verminderd met 70% van de inkomsten uit arbeid indien:

a. de werknemer toestemming heeft verkregen van het UWV om werkzaamheden als bedoeld in artikel 77a, eerste lid, te verrichten en het recht op uitkering op grond van het tweede lid van dat artikel blijft bestaan; of

b. artikel 20, zesde lid, onderdeel b, of negende lid, van toepassing is.

ARTIKEL II WIJZIGING WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juni 2008 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering (Kamerstukken II 2007/08, 31 514, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt aan artikel 30a, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, een zin toegevoegd, luidende:

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering maakt in dit kader afspraken met werkgevers op basis waarvan concrete, passende arbeid kan worden aangeboden aan personen, die ten minste 52 weken onafgebroken recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet hebben gehad. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken is artikel 20, achtste lid, van de Werkloosheidswet van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven