Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2014
In uw brief van 17 januari j.l. verzoekt u mij om een spoedige reactie op de rapportages
van kwaliteitsvisitaties door wetenschappelijke beroepsverenigingen. Aanleiding voor
uw verzoek is de toezending op 19 december jl. van de Thematische wetsevaluatie: Bestuursrechtelijk
toezicht op de kwaliteit van de zorg.
In de Thematische wetsevaluatie komen de visitaties van de wetenschappelijke verenigingen
aan de orde in het kader van de aanbeveling: «Expliciteer over welke kwaliteitsinformatie
een Raad van Bestuur behoort te beschikken en draag er zorg voor dat de Raad van Bestuur
over die informatie beschikt.»
De evaluatiecommissie benadrukt dat het belangrijk is dat de visitatierapporten van
de wetenschappelijke verenigingen niet uitsluitend worden toegestuurd aan de gevisiteerde
maatschap of vakgroep maar dat de Raad van Bestuur standaard met een afschrift wordt
geïnformeerd. In de toelichting bij de hierboven geciteerde aanbeveling schrijft de
commissie dat «zonder deze gegevens een Raad van Bestuur zijn verantwoordelijkheden
krachtens de Kwaliteitswet zorginstel-lingen niet kan waarmaken en het functioneren
van de Raad van Toezicht wordt bemoeilijkt».
De vraag die zich aandient naar aanleiding van uw brief is of het wenselijk is dat
de afschriften van de visitatierapporten ook naar mijn ministerie worden gestuurd
en dat ik daarover vervolgens een mening geef aan uw Kamer. Wat mij betreft is het
antwoord op die vraag ontkennend. De evaluatiecommissie beveelt het openbaar maken
van de visitatierapportages overigens ook niet aan.
Ik ben van mening dat het van belang is dat medisch specialisten binnen hun instelling
in een veilige («blame-free») cultuur moeten kunnen werken. Alleen dan zullen zij
elkaar aanspreken op hun functioneren en het niet nakomen van afspraken, en zullen
complicaties, calamiteiten, near-misses etc. als leer-momenten worden gebruikt.
Naast het argument dat een veilige omgeving belangrijk is voor een lerende cultuur,
kleeft er aan het openbaar maken van de visitatierapporten ook het bezwaar van de
mogelijke schending van de privacy van patiënten en beroepsbeoefenaren.
De visie van de evaluatiecommissie dat de Raad van Bestuur standaard over de visitatierapporten
beschikt, onderschrijf ik volledig. Zonder die rapporten als sturingsinformatie kan
de Raad van Bestuur zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid en kwaliteit in het
ziekenhuis niet waarmaken. In de praktijk is het overigens al meer regel dan uitzondering
dat de Raad van Bestuur deze rapporten krijgt.
Zoals ook uit de u op 13 dec jl. toegezonden Staat van de Gezondheidszorg 2013 IGZ
«Op weg naar aantoonbaar verantwoord functionerende beroepsbeoefenaren in de zorg»
(Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 79) blijkt, zijn de visitaties een belangrijk instrument voor de vergroting van kwaliteit
en veiligheid van zorg. Ik zal de sector daarom blijven aanspreken op het belang van
dit instrument en het vergroten van het effect ervan op de kwaliteit van zorg en de
professionaliteit van medewerkers. Ik doel dan met name op de vergroting van de diepgang
van de visitaties (beoordeling op relevante competenties, onderlinge samenwerking,
lerend vermogen, etc.), verhoging van de frequentie en het aanbrengen van een koppeling
met de herregistraties.
Tot slot herhaal ik de toezegging in mijn brief van 19 december jl. (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 81) dat ik voor de zomer, in de voortgangsrapportage over het verbetertraject van de
IGZ, uw Kamer zal infomeren over de follow-up die ik geef aan de 48 aanbevelingen
van de thematische wetsevaluatie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers