Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2018
Hierbij stuur ik u het rapport van het onderzoeksinstituut Erasmus School of Health
Policy and Management (ESHPM) over de pilot van de Inspectie gezondheidszorg en Jeugd
in oprichting (hierna: de inspectie) met ervaringsdeskundigen bij toezicht in de ouderenzorg1. In december 2016 is toegezegd dat uw Kamer geïnformeerd zou worden over de uitkomsten.
In de zomer van 2017 voerde de inspectie een pilot uit met de inzet van ervaringsdeskundigen
bij risicogestuurd toezicht in de ouderenzorg. In deze pilot gingen ervaringsdeskundigen
met de inspecteurs mee op inspectiebezoek bij een verpleeghuis. Zij spraken en observeerden
bewoners.
ESHPM onderzocht of ervaringsdeskundigen een aanvullende blik bieden in het toezicht
door zicht te geven op de ervaren kwaliteit van leven van cliënten en de kwaliteit
van zorg.
De evaluatie van ESHPM laat zien dat de betrokkenheid van ervaringsdeskundigen bij
de toezichtbezoeken in de pilot als positief en waardevol is ervaren door de ervaringsdeskundigen
en de zorgaanbieders. Tegelijkertijd werd door de onderzoekers geconstateerd dat de
ervaringsdeskundigen geen wezenlijk ander oordeel lijken te geven dan de inspecteurs.
Dit komt mede door de wijze waarop hun betrokkenheid bij het toezicht is vormgegeven
en omdat de inspectie ook met haar nieuwe toezichtinstrumentarium zelf meer observerend
toezicht uitoefent. De inspectie neemt in haar nieuwe toezichtinstrumentarium het
cliëntperspectief expliciet mee door ruimte te geven aan gesprekken met bewoners en
het observeren in de huiskamer van instellingen. Daarnaast investeren ook zorgaanbieders
zelf steeds meer in het betrekken van het cliëntenperspectief in het organiseren van
hun zorg.
De evaluatie van de pilot ervaringsdeskundigen roept, alles afwegend, de vraag op
of deze vorm van het betrekken van ervaringsdeskundigen voldoende meerwaarde geeft.
De inspectie heeft de uitkomsten van de pilot onder meer besproken met vertegenwoordigers
van ActiZ, LOC en de Patiëntenfederatie. Hieruit is naar voren gekomen dat ervaringsdeskundigen
wel degelijk een waardevolle, aanvullende blik kunnen hebben op de zorg en dat er
mogelijk meerwaarde is in het betrekken van ervaringsdeskundigen bij het opzetten
of evalueren van toezichttrajecten (bijvoorbeeld meedenken met het maken van toezichtinstrumenten).
Specifiek voor de ouderenzorg wil de inspectie daarom, als vervolg op deze pilot,
verkennen hoe ervaringsdeskundigen betrokken kunnen worden bij het opzetten en evalueren
van toezichtinstrumenten op onderdelen van de zorg waar de ervaring van de cliënt
een belangrijke rol speelt. De inspectie bespreekt haar plannen met de veldpartijen
en maakt in de loop van dit jaar een voorstel voor het vervolg.
Met de onderzoekers en de inspectie onderschrijf ik het belang om cliënten zo goed
mogelijk te betrekken bij het verbeteren van de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
Het is van belang dat de inspectie in haar toezicht voldoende oog blijft houden voor
het perspectief van de cliënt. Ik ben daarom blij dat de inspectie verkent hoe ze
ervaringsdeskundigen kan gebruiken om dit door te ontwikkelen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge