31 757 Stedenbeleid vanaf 2010

Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2015

Tijdens het Algemeen Overleg van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst over Bevolkingsdaling/krimp, op 16 april jl., heb ik uw Kamer toegezegd schriftelijk te reageren op de door de Provincie Drenthe gehanteerde berekening voor wat betreft huishoudensdaling in Oost-Drenthe.

Berekening Drenthe

De regio Oost-Drenthe kent, wanneer uitgegaan wordt van de cijfers van PRIMOS 2013 en basisjaar 2013, een geprognosticeerde huishoudensdaling (in 2040) van 0,8% en kwalificeert zich hiermee niet als krimpgebied. Hiervoor ga ik uit van het criterium huishoudensdaling van 2,5%. De provincie Drenthe baseert haar berekeningen op de cijfers van PRIMOS 2014 en berekent bovendien de bevolkingsdaling in 2040 t.o.v. 2015, waardoor de huishoudensdaling uitkomt op 2,8%. Zelfs als de provincie Drenthe in haar berekening de daling in 2040 t.o.v. 2013 en de cijfers uit PRIMOS 2014 zou hanteren, zou de huishoudensdaling niet meer dan 2,2% bedragen. Ter illustratie is in tabel 1 en 2 (bijlage 1) de invloed op de berekening weergegeven bij het hanteren van PRIMOS 2013 of PRIMOS 2014 alsmede het variëren in basisjaren.

Toelichting proces herijking

Het proces om te komen tot een nieuwe indeling van krimp- en anticipeergebieden is eind 2013 gestart. Destijds zijn de meest actuele prognoses opgevraagd, die uiteindelijk zijn verwerkt in de herijking zoals beschreven in de brief van 11 juli 2014 (Reactie op Initiatiefnota «Regionale verschillen; omgaan met krimp»)1. Hierbij is gebruik gemaakt van de PRIMOS prognose 2013 (beschikbaar sinds half oktober 2013). Voor huishoudensdaling is basisjaar 2013 genomen omdat op het moment van het versturen van de eerder genoemde brief (dd. 11 juli 2014) het aantal huishoudens per 1 januari 2014 nog niet bekend was. Ik maak alleen gebruik van de PRIMOS-cijfers, om een eenduidig en vergelijkbaar beeld voor alle gebieden te hebben.

In mijn brief van 19 december 20142 heb ik de criteria voor krimp- en anticipeergebieden aangescherpt door een drempelpercentage van 2,5% huishoudensdaling in 2040 (t.o.v. 2013) te hanteren. Ik heb niet gekozen voor een wijziging in de gehanteerde PRIMOS cijfers of het aanpassen van het basisjaar.

Ik ben voorstander van een objectief criterium met een eenduidige berekening. Het is verwarrend in basisjaren en prognoses te variëren. Voorkomen moet worden dat er hierdoor tussentijds discussies ontstaan over de regio-indeling. Krimp- en anticipeerregio’s moeten immers ruimte krijgen voor de ontwikkeling van een lange-termijn-aanpak. Ik kijk daarom over vijf jaar (2019) opnieuw of de huidige indeling van krimp- en anticipeerregio’s nog voldoet.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Bijlage 1

Tabel 1. Prognose toename aantal huishoudens, Oost-Drenthe (PRIMOS 2014)

bron: Primos 2014

 

2013

2014

2015

2040

 

Toename ’15–’39

 

Toename ’14–’39

 

Toename ’13–’39

             

basisjaar 2015

 

basisjaar 2014

 

basisjaar 2013

             

abs.

%

 

abs.

%

 

abs.

%

gemeente Aa en Hunze

 

11.183

11.106

11.171

11.935

                 

gemeente Borger-Odoorn

 

10.989

10.980

10.967

9.786

                 

gemeente Coevorden

 

15.382

15.477

15.443

15.301

                 

gemeente Emmen

 

47.638

47.818

48.143

46.325

                 

Totaal Oost-Drenthe

 

85.192

85.381

85.724

83.347

 

–2.377

–2,8

 

–2.034

–2,4

 

–1.845

–2,2

Tabel 2. Prognose toename aantal huishoudens, Oost-Drenthe (PRIMOS 2013)

bron: Primos 2013

 

2013

2014

2015

2040

 

Toename ’15–’39

 

Toename ’14–’39

 

Toename ’13–’39

             

basisjaar 2015

 

basisjaar 2014

 

basisjaar 2013

             

abs.

%

 

abs.

%

 

abs.

%

COROP Zuidoost-Drenthe

     

74.756

72.501

                 

gemeente Aa en Hunze

     

11.332

11.980

                 

Totaal Oost-Drenthe

 

85.192

85.381

86.088

84.481

 

–1.607

–1,9

 

–900

–1,1

 

–711

–0,8

NB. Als er wordt gesproken over de bevolkings- of huishoudensdaling in 2040 ten opzichte van basisjaar 2013 wordt hiermee de procentuele bevolkingstoename bedoeld in 01-01-2040 ten opzichte van 01-01-2013 (ook wel aangeduid als de toename van het aantal huishoudens in de jaren 2013 t/m 2039).


X Noot
1

Kamerstuk 33 894, nr. 4

X Noot
2

Kabinetsvisie naar aanleiding van de motie Barth c.s., de beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling & het rapport van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling.

Naar boven