31 756
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

nr. 63
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN J. F. TE A.2 BETREFFENDE AANMERKEN VAN ACTIVITEITEN VOOR PAARDENHOUDERIJ ALS WINST UIT ONDERNEMING

Vastgesteld 10 september 2009

Klacht

Verzoeker klaagt erover dat de activiteiten ten behoeve van zijn paardenhouderij niet als een bron van inkomen, namelijk winst uit onderneming, worden aangemerkt.

Feiten

Verzoeker heeft vanaf 1991 een paardenhouderij waarvan de resultaten van 1991 tot en met 2005 negatief zijn. Over het belastingjaar 2001 heeft de Belastingdienst het standpunt ingenomen dat geen sprake is van inkomen in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 gelet op de voortdurende negatieve resultaten. Het bezwaar hiertegen is afgewezen en het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ongegrond verklaard. Verzoeker is in cassatie gegaan; de Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard. Over het jaar 2002 heeft de Belastingdienst de aangifte geaccepteerd. Verzoeker is over het belastingjaar 2003 in bezwaar en beroep gegaan. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd; het bezwaar is door de rechtbank niet ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De inspecteur van de Belastingdienst heeft toegezegd met ingang van 2008 weer een bron van inkomen aan te nemen als objectief de verwachting bestaat dat over de jaren 2006, 2007 en 2008 voordeel wordt behaald. Verzoeker heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2006; het bezwaar is afgewezen.

Overwegingen

Verzoeker voert aan dat wel voldaan is aan de objectieve eis dat redelijkerwijs voordeel uit de paardenhouderij kan worden verwacht zodat de activiteiten hiervoor moeten worden aangemerkt als bron van inkomen.

Oordeel van de commissie1

De commissie is van oordeel dat niet gebleken is dat de Belastingdienst onzorgvuldig heeft gehandeld; de Belastingdienst heeft gehandeld overeenkomstig de bestaande wet- en regelgeving. Volgens de fiscale begripsvorming over de onderneming is pas sprake van een bron van inkomen als aan drie voorwaarden is voldaan: deelneming aan het economische verkeer, het beogen van het behalen van voordeel en de verwachting dat dit voordeel redelijkerwijze wordt behaald (de objectieve toets).

De aanslagen over de jaren 2001, 2002 en 2003 zijn onherroepelijk vastgesteld.

De commissie is niet bevoegd deze aanslagen ongedaan te maken; verzoeker kan daarom niet in zijn verzoek ontvankelijk worden verklaard. Over het jaar 2006 heeft verzoeker de mogelijkheid gehad om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar. Tegen de aanslagen inkomstenbelasting over de overige jaren staan de rechtsmiddelen van bezwaar bij de inspecteur en beroep bij de rechter open.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie,

Remkes

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

XNoot
1

De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD), voorzitter, Van Gent (GL), Depla (PvdA), Jager (CDA), ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) en Anker (CU) en de plaatsvervangende leden Azough (GL), Blok (VVD), Çörüz (CDA), Van Miltenburg (VVD) en Blanksma-van den Heuvel (CDA).

Naar boven