31 753 Rechtsbijstand

Nr. 66 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2013

Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 14 november 2013 inzake de stelselvernieuwing rechtsbijstand heb ik toegezegd u te informeren voorafgaand aan de Begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het betreft de beoogde bijstelling van de maatregelen ter zake het strafrecht en de beantwoording van een vraag van het lid Helder (PVV).

In algemene zin merk ik op dat de maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing zullen leiden tot bezuinigingen van 16,2 mln. in 2015, 76,6 mln. in 2016, 80,8 mln. in 2017 en een structurele besparing van € 85,1 miljoen vanaf 2018. Vanaf 2015 zullen de eerste maatregelen van de stelselvernieuwing effect hebben op de begroting van Veiligheid en Justitie.1

Bij de uitwerking van alle maatregelen van de stelselvernieuwing geldt dat ik die ter hand neem in nauw overleg met betrokken partijen op het terrein van de gefinancierde rechtsbijstand. Dat geldt ook voor de pilots ter versterking van de eerste lijn.

Maatregelen ter zake het strafrecht

Tijdens het Algemeen Overleg van 14 november jl. heb ik toegezegd te bezien op welke wijze aan de bezwaren ter zake de maatregelen die primair of alleen het strafrecht raken tegemoet kan worden gekomen. Die maatregelen betreffen de korting op de vergoeding voor bewerkelijke zaken en het verschuiven van de ambtshalve last van de inbewaringstelling naar de gevangenhouding. Voor de maatregelen is opgeteld een besparing van 15,9 miljoen geraamd. Voorwaarde bij een andere invulling van die maatregelen is dat dat bedrag behouden blijft. Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg benadrukte ben ik voornemens bij de precieze uitwerking van deze en eventuele alternatieve maatregelen de dialoog met de advocatuur voort te zetten. De suggesties die mij zijn aangereikt door een aantal strafrecht-advocaten heb ik betrokken bij het onderstaande.

Ik ben voornemens aan de bezwaren tegemoet te komen door het treffen van een drietal maatregelen. De eerste maatregel betreft het bijstellen van een aantal forfaitaire vergoedingen (punten) in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 voor onderdelen van het strafproces. De kritiek op de verlenging van de piketfase was dat de piketvergoeding niet in verhouding zou staan tot de werkzaamheden die de verlengde piketfase zou behelzen. Om daaraan tegemoet te komen zal aan de fase van de bewaring tot de eventuele gevangenhouding een hogere vergoeding worden gekoppeld.

Daarbij zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan een vergoeding van 1 tot anderhalve punt. Daarmee zijn natuurlijk extra middelen gemoeid. Mede daarom zal de vergoeding voor een aantal onderdelen later in de strafprocedure naar beneden worden bijgesteld, conform de suggestie die daartoe door een aantal strafrecht-advocaten is gedaan. Een eerste berekening, op basis van een verhoging met anderhalf punt die mijn departement maakte van de verlaging van een aantal punten leverde een besparing op van 4 tot 5,5 miljoen.

De tweede maatregel betreft een bijstelling van de verlaging van de vergoeding voor bewerkelijke zaken. Nu de beoogde korting op veel bezwaar stuitte, ben ik voornemens die korting te verlagen. Uitgaande van een verlaging van de vergoeding met bijvoorbeeld 15%, zou dat dan leiden tot een besparing van 3,9 miljoen, in plaats van de 8,5 miljoen euro die daarvoor was geraamd.

De derde maatregel, ten slotte, ziet op een verlaging van de generieke vergoeding per punt. Die bedraagt nu € 104,85. Deze maatregel is noodzakelijk om tot de geraamde besparing van 15,9 miljoen euro te komen. Het nieuwe uurtarief kan worden vastgesteld als de eerste twee maatregelen in detail zijn uitgewerkt en doorgerekend. Uitgaande van een verlaging van de vergoeding voor bewerkelijke zaken van 15% en een extra vergoeding van 1,5 punt voor de fase van bewaring zou dat tarief neerkomen op € 102,78.

Vraag van het lid Helder ter zake stapelen van procedures

Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 14 november vroeg het lid Helder (PVV) of het pakket maatregelen dat het procedure stapelen moet tegengaan, zoals aangekondigd in de brief van de toenmalige Minister voor immigratie, integratie en asiel d.d. 22 februari 2011, van de baan is. Ik heb toegezegd daar in een brief op terug te komen.

Bij brief d.d. 12 april jl. heb ik uw Kamer de beleidsvisie op de verdere stroomlijning van de toelatingsprocedures toegezonden2 (het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures), waarvan onderdeel uitmaakt maatregelen die het stapelen van procedures tegengaan. Het wetsvoorstel «herschikken asielgronden» dat ten grondslag ligt aan dit pakket aan maatregelen is dinsdag 12 november jl. plenair behandeld in de Eerste Kamer. Heden is het wetsvoorstel, als bedoeld, aangenomen.

Tenslotte merk ik in reactie op de Kamervragen van de leden Recourt en Maij (PvdA) over de gevolgen van het beperken van de rechtsbijstand voor de rechtsbescherming in vreemdelingenzaken op dat ik tijdens het Algemeen Overleg heb toegezegd om de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de per 1 oktober jl. ingevoerde maatregel met betrekking tot de «kennelijke afdoeningen» in het vreemdelingenrecht nader te zullen bekijken. Dit betreft uitsluitend de afdoeningen «kennelijke gegrondheid» en «kennelijke ongegrondheid». Hierna zal ik de Kamer informeren.

Als gezegd blijf ik in gesprek met de relevante partijen op het terrein van de gefinancierde rechtsbijstand over de uitwerking van maatregelen en eventuele alternatieven. Ik ben verheugd dat de Nederlandse Orde van Advocaten heeft aangegeven daarbij een coördinerende rol te willen vervullen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

In de VenJ-begroting 2014 (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 1) staat op pagina 19 onder het kopje Maatregelen rechtsbijstand een bedrag van € -33 miljoen vermeld voor 2014. Deze heeft geen betrekking op de maatregelen uit de stelselvernieuwing. Het betreft met name een technische aanpassing van de raming naar aanleiding van de gerealiseerde (prijs)cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand over 2012.

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 1654

Naar boven