31 753 Rechtsbijstand

Nr. 110 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2015

Hierbij bied ik u het rapport «Herijking rechtsbijstand – Naar een duurzaam stelsel voor de gesubsidieerde rechtsbijstand» aan dat vandaag is uitgebracht door de Commissie «Onderzoek oorzaken kostenstijgingen stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand en vernieuwing van het stelsel», onder voorzitterschap van de heer A. Wolfsen (verder: de Commissie-Wolfsen)1.

Dit onderzoeksrapport is in de brief van 30 januari 20152 aan de Eerste Kamer toegezegd in reactie op de op 20 januari 2015 aangenomen moties Scholten c.s. (Kamerstuk 34 000 VI, O) en Franken c.s. (Kamerstuk 34 000 VI, M). Deze moties riepen op tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van de kostenstijgingen in de gesubsidieerde rechtsbijstand, respectievelijk tot het afzien van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand en op zoek te gaan naar alternatieve financiering.

De Commissie voornoemd heeft, in de afgelopen maanden uitvoering gegeven aan de opdracht de oorzaken van de kostenstijging van gesubsidieerde rechtsbijstand te onderzoeken en om aanbevelingen te doen voor vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand met het oog op een betere budgettaire beheersbaarheid van het stelsel waarbij de toegang tot het recht voor min- en onvermogenden gegarandeerd blijft. Hierbij is, zoals in de brief van 30 januari 2015 gemeld, de monitoring van de consequenties van de per 1 februari 2015 in werking getreden algemene maatregel van bestuur, die ziet op de verlaging van de puntenvergoeding advocatuur3, ook betrokken.

Ik spreek mijn waardering uit voor de inzet van de Commissie-Wolfsen in de afgelopen maanden op dit maatschappelijk zo belangrijke onderwerp. De toegang tot het recht en de rechter is een fundamenteel recht in de Nederlandse rechtsstaat. De toegang tot de rechtsbijstand voor min- en onvermogende rechtzoekenden maakt daar onderdeel van uit. Het is van groot belang dat iedereen in dit land, ongeacht de hoogte van het inkomen, toegang tot het recht en de rechter heeft. Met de tijd verandert de context waarin het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand functioneert en daarmee ook de uitdagingen waarvoor het wordt gesteld. Dit alles vraagt dat periodiek een extra inspanning nodig is om het stelsel duurzaam en bij de tijd te houden. Mijn verwachting is dat het rapport een waardevolle bijdrage zal leveren aan een toekomstbestendig en duurzaam stelsel waarin de toegang tot het recht voor min- en onvermogende rechtzoekenden gegarandeerd blijft en dat budgettair beheersbaar is.

U zult begrijpen dat ik het rapport van de Commissie-Wolfsen zorgvuldig wil bestuderen. In dat kader acht ik het ook van belang om de visies van de betrokken partijen uit het veld te vernemen op de uitkomst van het onderzoek. Ik zal daarom de komende periode in gesprek gaan met onder andere de raad voor rechtsbijstand, het juridisch loket, de sociaal raadslieden en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). Mede op basis van die gesprekken zal ik de aanbevelingen van de Commissie-Wolfsen nader uitwerken in concrete beleidsvoornemens. Hierbij zullen de budgettaire gevolgen vanzelfsprekend meegenomen worden. De uitkomsten van onder andere het onderzoek «Tariefregulering in de advocatuur. Onderzoek naar de voor- en nadelen.»4 van onderzoeksbureau Pro Facto en het WODC-onderzoek «Rechtshulp gemist?»5 zal ik, zoals ik eerder heb toegezegd, eveneens betrekken bij de verdere uitwerking. Dit geldt ook voor het op korte termijn verwachte rapport van de door de NOvA ingestelde onderzoekscommissie «Duurzaam stelsel gefinancierde rechtsbijstand». Zoals door de Staatssecretaris toegezegd tijdens het debat over de uitvoering van de motie Franken c.s. op 19 mei 20156, zal ik de relevante elementen uit dit rapport betrekken bij mijn bevindingen naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Wolfsen.

Dit alles houdt in dat ik enige tijd nodig heb om een uitgebreide kabinetsreactie op het rapport, inclusief mijn beleidsvoornemens, te formuleren. Ik streef ernaar om uw Kamer uiterlijk in het voorjaar 2016 hierover te informeren en daarmee te voorzien in een goede basis voor een debat daarover, in eerste instantie met de Tweede Kamer. Tot deze tijd zal ik geen maatregelen doorvoeren of eventuele wetgeving in procedure brengen ten aanzien van stelselvernieuwingen in de rechtsbijstand waarmee op de uitkomst van dit debat vooruit wordt gelopen.

Een afschrift van deze brief heb ik heden aan de voorzitter van de Eerste Kamer gezonden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 34 000 VI, S.

X Noot
4

Kamerstuk 31 753, nr. 104.

X Noot
5

Kamerstuk 31 753, nr. 107.

X Noot
6

Kamerstuk 31 753, nr. 84.

Naar boven