nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID VAN HEUGTEN C.S.
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel XIII wordt na onderdeel K een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
Artikel 3.36b wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de komma in het eerste lid, onder b, na de
zinsnede «dan wel een projectbesluit gelijktijdig met een exploitatieplan
is vastgesteld» door een punt, vervalt in dat lid de laatste zinsnede.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor zover nodig in afwijking van artikel 37, tweede lid, of 54i,
eerste lid, van de onteigeningswet, doet de rechtbank niet eerder uitspraak
dan nadat het onderdeel van het bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit,
ter uitvoering waarvan wordt onteigend, onherroepelijk is geworden blijkens
een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dan
wel een verklaring van de secretaris van de Raad van State of van de griffier
van de betrokken rechtbank.
3. Het derde lid vervalt.
Toelichting
Het amendement voorziet in een verruiming van de mogelijkheden voor een
versnelde dagvaarding in de geest van het amendement Verdaas c.s (Kamerstukken
II 2005/06, 30 218, nr. 14), dat uitging van een versnelde dagvaarding.
Omwille van de door de Raad van State bepleite rechtszekerheid is er voor
gekozen om de waarborg in het tweede lid, dat de onteigening niet kan plaatsvinden
voordat het ruimtelijk besluit onherroepelijk is, op een iets eerder moment
te leggen, namelijk bij het uitspreken van het vonnis in plaats van bij de
inschrijving daarvan. Op deze manier wordt voorkomen dat het vonnis in de
lucht blijft hangen. Het moment van inschrijving zal in de praktijk niet meer
dan een week later hoeven te liggen dan het moment van de uitspraak.
De rechtbank spreekt de onteigening niet uit zolang tegen het onderdeel
van het bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit waarop de dagvaarding
betrekking heeft, een beroep mogelijk of aanhangig is. Pas als het bestemmingsplan
of projectbesluit onherroepelijk is kan de onteigening worden uitgesproken.
Hiermee wordt aangesloten bij de constructie die ook in artikel 5.14 van de
Waterwet is opgenomen.
Het derde lid van artikel 3.36b is in verkorte vorm aan het tweede lid
toegevoegd. Als bewijs van de onherroepelijkheid van het plan ogf het projectbesluit
strekt een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
of een verklaring van de secretaris van de Raad van State of de griffier van
de betrokken rechtbank.
Dit betekent dat de uitspraak tot onteigening ingevolge artikel 37, tweede
lid, of 54i, eerste lid, van de onteigeningswet, waarbij de normale onderscheidenlijk
de vervroegde uitspraak over de onteigening is geregeld, in voorkomend geval
zal worden opgeschort totdat zekerheid is verkregen omtrent het planologisch
besluit en de reikwijdte hiervan. Omdat niet op voorhand duidelijk is dat
de tijdspanne tussen de dagvaarding en de uitspraak conform artikel 37, tweede
lid, of 54i, eerste lid, van de onteigeningswet altijd korter is dan
de tijd, gemoeid met het onherroepelijk worden van het planologisch besluit,
is hierbij de term «voor zover nodig» opgenomen.
Van Heugten
Linhard
Neppérus