31 735
Goedkeuring van de op 26 juli 2007 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR-Overeenkomst 2007), met briefwisseling en verklaring (Trb. 2007, 129)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 25 november 2008

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1.Inleiding3
   
2.Doel van de PNR-overeenkomst 20075
   
3.Europese en Nederlandse maatregelen in het kader van terrorismebestrijding5
3.1 De Europese context van de doorgifte van passagiersgegevens5
   
4.Grondslagen en totstandkomingsgeschiedenis van de PNR-overeenkomst 2007 en de goedkeuringswet6
4.1 De PNR-Overeenkomst 20076
4.2 Grondslag van de goedkeuringswet6
4.3Beoordeling van de PNR-Overeenkomst 20076
   
5.Advisering en bedrijfseffecten7
5.1Advisering7
5.2 Effecten voor de luchtvaartindustrie7
   
6.Inhoud van de PNR-Overeenkomst 20078
6.1Doelbinding8
6.2Passagiersgegevens9
6.2.1Omvang gegevensverwerking9
6.2.2Bijzondere persoonsgegevens10
6.2.3Analytische gegevens11
6.3Partijen aan wie passagiersgegevens mogen worden overgedragen11
6.3.1Gegevensoverdracht naar en tussen Amerikaanse overheidsinstanties12
6.3.2Overdracht naar derde landen12
6.4Rechten van de betrokkene, rechtsbescherming en transparantie in de Verenigde Staten12
6.4.1Rechten van de betrokkene12
6.4.2Sanctionering van schendingen van het recht op bescherming van persoonsgegevens in de Verenigde Staten13
6.4.3Transparantie en informatieverplichtingen13
6.5Bewaartermijn14
6.6Wijze van gegevensoverdracht14
6.7Wederkerigheid van de PNR-overeenkomst 200715
6.8Evaluatie15
   
7.De verhouding van de PNR-Overeenkomst 2007 tot het recht op bescherming van persoonsgegevens16
7.1Artikel 8 EVRM17
7.2 Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet17
7.3 De verhouding van de PNR-Overeenkomst 2007 tot de Wet bescherming persoonsgegevens17

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij delen de opvatting van de regering dat vergaring en analyse van passagiersgegevens een belangrijke bijdrage kan leveren aan de strijd tegen het terrorisme en andere criminaliteit alsook aan de vergroting van de veiligheid van het luchtverkeer. Dergelijke gegevens moeten uiteraard niet in verkeerde handen terecht komen. De leden van de CDA-fractie betreuren het dat de PNR-Overeenkomst op dit moment nog een groot aantal onzekerheden kent over de nadere uitwerking van verschillende elementen en de invulling van bepaalde begrippen. Daarnaast bestaat er onzekerheid over de effectiviteit van de voorgestelde PNR-maatregelen en moet (tussentijdse) evaluatie nader uitsluitsel daarover geven.

Voor de leden van de CDA-fractie geldt in zijn algemeenheid dat het belang van de bestrijding van het internationale terrorisme en de internationale criminaliteit en het waarborgen van de veiligheid van de samenleving bij hen voorop staat. In dit verband moet geen kunstmatige tegenstelling worden gecreëerd tussen privacy en veiligheid. Juist omwille van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan het noodzakelijk zijn dat aan het recht op privacy niet onverkort kan worden vastgehouden, zo stellen deze leden. Het recht op leven en het recht op veiligheid moet immers ook worden beschermd. Veiligheidsmaatregelen zijn dan ook juist vaak nodig om de privacy te waarborgen, aldus deze leden. Vanuit dit uitgangspunt beoordelen de leden van de CDA-fractie het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de overeenkomst die is gesloten tussen de Verenigde Staten (VS) en de Europese Unie (EU) om de uitwisseling van persoonsgegevens van vliegtuigpassagiers mogelijk te maken. Deze leden kennen een groot belang toe aan een effectieve bestrijding van terrorisme en staan welwillend tegenover maatregelen die daaraan duidelijk een bijdrage kunnen leveren. Bij het voorliggende verdrag en de daarbij horende brief van het Amerikaanse ministerie voor Binnenlandse Veiligheid (DHS) hebben de leden van de PvdA-fractie echter hun bedenkingen. Zij hebben er begrip voor dat het verdrag onder een zekere politieke druk en tijdsdruk tot stand is gekomen en menen dat bilaterale verdragen van de EU-lidstaten met de VS waarschijnlijk geen grotere rechtsbescherming aan EU-onderdanen hadden kunnen bieden. Toch zijn zij van mening dat het huidige verdrag nog flinke tekortkomingen heeft. Die zorg wordt weliswaar in grote lijnen gedeeld door de regering, maar zij kan naar het oordeel van deze leden onvoldoende zicht bieden op de wijze waarop verbetering en evaluatie van het verdrag ter hand genomen zullen worden en op welke termijn hierin resultaat verwacht wordt. Daarom hebben de leden van de PvdA-fractie enkele kritische vragen die zij graag beantwoord willen zien, alvorens verdere behandeling wat hen betreft aan de orde kan zijn.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat de tot stand gekomen overeenkomst tussen de EU en de VS inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van vliegtuigpassagiers aan het DHS goedkeurt. De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij zich met deze overeenkomst eigenlijk voor een voldongen feit geplaatst ziet. De leden van de SP-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de regering zelf ook kritiek heeft op een fors aantal onderdelen van de overeenkomst. Dat blijkt ondermeer uit allerlei passages waarin de regering belooft dat Nederland in de toekomst zal aandringen op het alsnog beter regelen van bepaalde aspecten van de overeenkomst. Voorbeelden hiervan uit de memorie van toelichting zijn: Nederland bij de Europese Commissie aan zal dringen op verdere, nauwkeuriger invulling van de doelen van de PNR-overeenkomst; Nederland zal zich er sterk voor maken dat het criterium «uitzonderlijk geval» waaronder bijzondere gegevens mogen worden gebruikt nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld; wat«analytische gegevens» zijn; de uitzondering voor noodsituaties waaronder gegevens aan derde landen met een minder gegevensbeschermingsregime; Nederland zal zich er sterk voor gaan maken dat in het kader van de gezamenlijke evaluatie nader wordt geconcretiseerd hoe de rechtsbescherming en informatieverplichting van de VS is geregeld. De leden van de SP-fractie waarderen deze beloften van de regering, daarover geen misverstand. Maar dat dit nodig is zegt wel alles over de inhoud van de tot stand gekomen overeenkomst. Dat de voorliggende overeenkomst «niet perfect» is, zoals de regering op blz. 9 van de memorie van toelichting stelt, lijkt een stevig understatement. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop. Daarnaast vragen zij een toelichting op de redenering (eveneens op blz. 9) «dat het alternatief voor deze overeenkomst zou zijn geweest dat er geen overeenkomst tot stand zou zijn gekomen», en dat «Alles afwegende ondergetekenden van oordeel zijn dat de PNR-overeenkomst 2007 een passend niveau van gegevensbescherming biedt». Is dit geen vreemde redenering, die twee conclusies staan toch geheel los van elkaar?

De leden van de VVD-fractie hebben met kritische belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij willen voorop stellen dat zij met de regering van mening zijn dat terrorismebestrijding één van de belangrijkste thema’s is in het internationale en nationale veiligheidsbeleid. Terrorismebestrijding kan niet uitsluitend op nationaal niveau plaatsvinden, ook internationale samenwerking is daarvoor dringend vereist.

Voorliggend voorstel ter goedkeuring van de overeenkomst kent een lange voorgeschiedenis en volgt op eerdere (interim)overeenkomsten met de VS inzake de uitwisseling van PNR-gegevens. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal kritische vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met kritische belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel hetgeen beoogt goedkeuring te verlenen aan de Overeenkomst tussen de EU en de VS inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers door luchtvaartmaatschappijen aan de VS. Deze leden constateren dat dit wetsvoorstel een ruime inperking betekent van de bescherming van de persoonsgegevens, die in belangrijke mate tot stand komt onder druk van de VS. Deze leden delen de bedenkingen die de regering zelf al aanvoert en hebben over het voorstel een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van Overeenkomst van 26 juli 2007 – meer dan een jaar geleden – tussen de EU en de VS om persoonsgegevens van passagiers uit te wisselen. Deze leden merken op dat deze Overeenkomst feitelijk al 16 maanden wordt toegepast zonder geratificeerd te zijn. Zij constateren dat de noodzaak van het grootschalig en systematisch verzamelen en verwerken van passagiersgegevens nimmer op enigerlei wijze is aangetoond. Zij zijn des te kritischer over voornemens van de Europese Commissie, daarbij van harte gesteund door de regering, om zelf een dergelijk systeem op te tuigen. Daarnaast hebben deze leden kritiek op de ondemocratische wijze waarop deze Overeenkomst tot stand gekomen is. Met name de gebrekkige betrokkenheid van het parlement bij het vaststellen van het onderhandelingsmandaat en de onderhandelingen betreuren zij. Voorts moeten deze leden constateren dat de bescherming van persoonsgegevens en de juridische bescherming van Europese burgers onvoldoende geregeld zijn. Graag stellen zij enkele vragen ter verduidelijking van het onderhavige wetsvoorstel.

2. Doel van de PNR-overeenkomst 2007

De leden van de SP-fractie constateren dat de belangrijke aanleiding voor de PNR-overeenkomst de aanslagen in de VS van 11 september 2001 zijn geweest. Over welke gegevens van vliegtuigpassagiers beschikte de VS eigenlijk ten tijde van de vreselijke gebeurtenissen van 11 september 2001? Zou met het beschikken over de PNR-gegevens, zoals dat nu wordt voorgesteld (en al wordt toegepast), de situatie heel anders zijn geweest? Welke gegevens maken dan precies het verschil?

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten wat het begrip «geanalyseerd» op blz. 2 van de toelichting, waarin staat dat passagiersgegevens worden opgeslagen en geanalyseerd, precies inhoudt.

De leden van de SP-fractie constateren dat wordt gesteld dat de Europese Commissie «in het verleden» heeft geoordeeld dat een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens in de VS ontbreekt. Wanneer was dit voor het laatst? Is dit nu anders? Wat is er veranderd sinds dit oordeel? Is momenteel een beschermingsniveau voor de gegevens verzekerd?

De leden van de D66-fractie vragen de regering exact aan te geven wat haar oordeel is over de effectiviteit van datamining in de strijd tegen terrorisme. Deze leden vragen in deze context ook om een reactie van de regering op de Clingendael-publicatie «No Dream Ticket to Security, PNR Data and Terrorism» en het door het DHS gefinancierde rapport «Protecting Individual Privacy in the Struggle Against Terrorists«.

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de Nederlandse regering ervan overtuigd is dat vergaring en analyse van passagiersgegevens een belangrijke bijdrage leveren aan de strijd tegen het terrorisme en andere criminaliteit. Graag ontvangen deze leden een nadere specificatie van de informatie waarop de regering deze overtuiging baseert. Voorts vragen deze leden hoe deze overtuiging zich verhoudt tot de uitspraken in paragraaf 6.2.1 van de memorie van toelichting waarin de regering stelt dat het nog enkele jaren zal duren voordat definitieve conclusies kunnen worden getrokken over de effectiviteit van deze methode.

3. Europese en Nederlandse maatregelen in het kader van terrorismebestrijding

De leden van de SP-fractie zijn blij met de opsomming van maatregelen ter voorkoming van terrorisme, waaronder het verminderen van de voedingsbodem. Deze maatregelen vormen immers de enige structurele aanpak, die bestaat niet uit het doorgeven van persoonsgegevens van vliegtuigpassagiers. Dat laatste kan hooguit noodzakelijk zijn, in aanvulling op een krachtig preventiebeleid. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

3.1 De Europese context van de doorgifte van passagiersgegevens

De leden van de VVD-fractie vragen of de Europese Commissie al onderhandelingen is gestart met andere derde landen. Is de regering met deze leden van mening dat het erg lastig zal zijn in de toekomst overeenkomsten te sluiten die de andere derde landen minder ruimte bieden dan de Europese Commissie aan de VS heeft toegekend (bijvoorbeeld onder verwijzing naar of in vergelijking met de overeenkomst met de VS)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe dient hiermee te worden omgegaan door de Europese Commissie en de Nederlandse regering? Op welke wijze zal de regering, indien dergelijke onderhandelingen zijn gestart, zich sterk maken voor een meer concrete invulling van de regelingen inzake wederkerigheid en dergelijke? Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen tussen Nederland en Australië?

De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven hoe onderhavig voorstel zich verhoudt tot de Europese plannen om een eigen PNR-systeem in te voeren. Bovendien vragen zij de regering nader te specificeren op basis waarvan zij concludeert dat de «push-pull»-problematiek adequaat zou zijn geregeld.

4. Grondslagen en totstandkomingsgeschiedenis van de PNR-overeenkomst 2007 en de goedkeuringswet

4.1 De PNR-Overeenkomst 2007

De leden van de D66-fractie willen graag weten of de briefwisseling («sideletter») integraal onderdeel uitmaakt van de PNR-overeenkomst 2007. Zo nee, wat is precies de juridische status van dit document? Is deze brief gepubliceerd in het Federaal Register?

4.2 Grondslag van de goedkeuringswet

De leden van de CDA-fractie constateren dat de PNR-overeenkomst dateert van 26 juli 2007. De (Nederlandse) goedkeuring is nog niet officieel. Hoe is de stand van zaken in andere EU-lidstaten?

De leden van de SP-fractie vragen wat de consequenties zijn wanneer dit wetsvoorstel niet door de Tweede Kamer wordt aangenomen en de PNR-overeenkomst aldus niet zou worden goedgekeurd. Kan de regering de gevolgen van deze (weliswaar hypothetische) situatie schetsen? Voorts vragen zij hoe het momenteel staat met de goedkeuring in de andere EU-lidstaten die een verklaring hebben afgelegd dat de grondwettelijke procedures moeten worden doorlopen. Welke landen moeten de interne procedure nog doorlopen? Zijn er ook lidstaten die de overeenkomst niet goedkeuren, of waarbij deze mogelijkheid bestaat? Wat zou daarvan het gevolg zijn?

De leden van de VVD-fractie hebben nog een vraag met betrekking tot de inwerkingtreding. Kan de regering aangeven wat de gevolgen zijn van het niet instemmen door het parlement met de goedkeuring voor de uitvoering en inwerkingtreding van de overeenkomst? Is dit hetzelfde indien één van de andere lidstaten die het parlement raadpleegt niet instemt? Graag ontvangen deze leden een toelichting op de gevolgen daarvan.

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten wat de consequenties van het verwerpen van het onderhavige wetsvoorstel door de Tweede Kamer dan wel Eerste Kamer zullen zijn voor het uitwisselen van (vliegtuig-)passagiersgegevens en de rechtsbescherming van Nederlandse burgers.

4.3 Beoordeling van de PNR-Overeenkomst 2007

De leden van de VVD-fractie merken op dat voorliggende overeenkomst in een aantal opzichten zwakker en minder duidelijk is dan de interim-overeenkomst. Er liggen nog heel veel punten voor waarvan de uitwerking in en voor de praktijk niet volledig te overzien zijn. Dit komt met name door zeer ruime en weinig geëxpliciteerde termen en doelstellingen. De regering geeft aan ook kanttekeningen te hebben. De leden van de VVD-fractie vragen de regering de ernst van deze kanttekeningen nader toe te lichten. Waar zien deze kanttekeningen op en hoe denkt de regering deze problemen op te lossen?

5. Advisering en bedrijfseffecten

De leden van de SP-fractie constateren dat de belangrijkste adviesorganen, het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) en de artikel 29 Werkgroep, behoorlijk kritisch zijn over het eindresultaat. De positieve intenties bij de Nederlandse implementatiewetgeving kunnen naar het oordeel van het Cbp de nadelen niet ondervangen. Het Cbp betoogt dat de verantwoordelijken in de VS veel rechten krijgen, maar hen te weinig plichten oplegt. De noodzaak van inbreukmakende wetgeving is niet aangetoond. De artikel 29 Werkgroep heeft dezelfde zorgen. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat over deze kritiek en bezwaren niet lichtvaardig mag worden heengestapt. Wat is er ten tijde van de onderhandelingen gedaan met deze kritiek? Welke rol hebben de bezwaren van deze adviesorganen gespeeld, en is op enig moment besloten dat deze kritiek zwaarder moet wegen dan het koste wat het kost een overeenkomst tot stand te brengen?

5.1 Advisering

De leden van de PvdA-fractie merken op dat er door de Raad van State, het College Bescherming Persoonsgegevens en de regering wordt geconstateerd dat enkele criteria uit de PNR-Overeenkomst nadere invulling behoeven. Het gaat daarbij onder andere om de gebruiksdoeleinden van de gegevens die op dit moment dermate ruim geformuleerd zijn dat er weinig rechtsbescherming vanuit gaat. Ook moet de term «noodsituaties» uitgewerkt worden waaronder gegevens verstrekt kunnen worden aan derde landen, waarmee de EU geen verdrag heeft gesloten. Deze leden stellen het zeer op prijs dat de regering de noodzaak onderschrijft om tot verdere invulling van deze criteria te komen. Volgens de regering kunnen deze zaken nader ingevuld worden bij de uitwerking van het verdrag. De leden van de PvdA-fractie vragen of een nadere invulling van het verdrag al voorzien was en op wat voor termijn hier aan gewerkt kan gaan worden. Als hier al stappen in gezet zijn, worden deze leden graag van de uitkomst daarvan op de hoogte gesteld. Zij zijn benieuwd naar de bereidheid die de regering verwacht van de kant van de VS om het verdrag nader in te vullen. Deze leden willen graag op de hoogte gehouden worden van de vorderingen die gemaakt worden bij de uitwerking van het verdrag. Kan de regering hiervoor zorgen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat er veel kritiek is vanuit verschillende instanties. Kan de regering aangeven wat haar mening is over de totstandkoming van de overeenkomst en de procedure die hierop voor Nederland volgt tot goedkeuring? Is de regering met deze leden van mening dat dergelijke besluitvorming en de nu voorliggende wet tot goedkeuring de nationale parlementen erg weinig ruimte laat tot constructieve inbreng? Ziet de regering in dit kader mogelijkheden tot verbetering om tot meer betrokkenheid en draagkracht te komen voor dergelijke overeenkomsten binnen zowel het parlement als bij de verschillende belanghebbenden (luchtvaartmaatschappijen, opsporingsinstanties, instanties ten behoeve van bijvoorbeeld toezicht op de bescherming van persoonsgegevens, de Nederlanders die naar de VS zullen reizen, etc.)? Zo ja welke?

5.2 Effecten voor de luchtvaartindustrie

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de kosten niet op zichzelf staan, maar deel uit maken van reguliere, toch al geplande kosten van ICT-aanpassingen en ICT-gebruik. De regering geeft aan dat het niet zinvol is gebleken dit afzonderlijk te kwantificeren. Toch willen deze leden graag nader inzicht in het kostenaspect.

6. Inhoud van de PNR-Overeenkomst 2007

6.1 Doelbinding

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat voor de verkrijging en het gebruik van bijzondere gegevens, enkele beperkende voorwaarden zijn gesteld aan de ontvangende natie. Zij concluderen dat het echter nog bepaald niet duidelijk is hoe restrictief deze criteria toegepast zullen worden. Heeft de regering de indruk dat de Amerikaanse overheid op dit moment nog openstaat voor onderhandeling over het gebruik van de bijzondere gegevens? Voorts vragen deze leden of de regering bij onderhandelingen met andere landen over verdragen extra aandacht wil besteden aan de bescherming van de bijzondere gegevens, bij voorkeur door ze niet meer mee te sturen tenzij onder glasheldere voorwaarden.

De leden van de SP-fractie zijn met het Cbp, de artikel 29 Werkgroep en met de regering van mening dat het omschreven doel veel te ruim is. Onder de genoemde belangen, waaronder «in andere wettelijke voorgeschreven gevallen» hetgeen naar Amerikaans recht zal zijn, kan vrijwel alles worden verstaan. Feitelijk is er nauwelijks een beperking waarvoor de passagiersgegevens mogen worden gebruikt. Kan de regering hier op reageren? Hoe is het toezicht op het gebruik van de gegevens door de VS georganiseerd?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de doelstellingen van gegevensverstrekking, met name de vijfde en zesde doelstelling, nog erg ruim geformuleerd zijn. De regering plaatst zelf ook kanttekeningen en acht nadere concretisering wenselijk. Deze leden vragen op welke wijze, op welke termijn en met welke eventuele consequenties dergelijke nadere concretisering gerealiseerd zal worden. Kan de regering aangeven wat volgens haar de consequenties dienen te zijn indien de doelstellingen niet nader worden geconcretiseerd?

Er zijn meerdere punten die de regering onder de aandacht van de Europese Commissie zou brengen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke wijze zij voornemens is dit te doen.

Heeft de Europese Commissie inmiddels al een opsomming gegeven van de VS-wetgeving die van invloed is op deze «strafrechtelijke procedures» en «andere wettelijk voorgeschreven gevallen»? Zo ja, kan de Kamer hier inzicht in krijgen?

Heeft de Europese Commissie inmiddels al een meer materiële invulling kunnen geven van de gevallen waarin bijzondere persoonsgegevens zullen worden verwerkt?

Heeft de Europese Commissie inmiddels al een meer samenhangende en concrete omschrijving van de rechten van passagiers gegeven?

Is de verruiming van mogelijkheden tot doorgifte van PNR-gegevens door het DHS aan derde landen en het onderzoeken van de toename van instanties in het kader van de evaluatie al onder de aandacht gebracht bij de Europese Commissie? Zo ja, op welke wijze is hier op gereageerd?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nog eens toe te lichten wat de mogelijkheden zijn op Europees niveau om er voor te zorgen dat het vijfde en zesde doel nauwkeuriger worden omschreven.

De leden van de D66-fractie hebben vraagtekens bij de doelbinding van onderhavig voorstel. De overeenkomst spreekt van het gebruiken van passagiersgegevens voor «overige risico’s». Deze open formulering staat naar de mening van de aan het woord zijnde leden op gespannen voet met het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten voor de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM). Kan de regering deze open formulering verder concretiseren? Het is tegen deze achtergrond ook onmogelijk om de proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen te beoordelen terwijl proportionaliteit voor deze leden een cruciaal criterium is. Deelt de regering de mening van deze leden dat deze fundamentele vragen eigenlijk aan de orde horen te komen bij het vaststellen van het onderhandelingsmandaat, maar in ieder geval tijdens de ratificatieprocedure en niet pas bij de evaluatie? Kan de regering nader toelichten waarom zij de adviezen van het Cbp, de Artikel 29 Werkgroep, de Europese Toezichthouder Bescherming Persoonsgegevens, het Europees Parlement en haar juridische dienst alsmede de Raad van State in dezen niet volgt?

6.2 Passagiersgegevens

6.2.1 Omvang gegevensverwerking

De leden van de CDA-fractie hebben geconstateerd dat het Cbp en de zogeheten artikel 29 Werkgroep dezelfde zorgen hebben geuit inzake onderdelen van de overeenkomst en dat zij de gevraagde hoeveelheid gegevens disproportioneel achten. De regering deelt die zorgen (vooralsnog) niet en acht het, in afwachting van de evaluaties, niet verantwoord om het risico te nemen om te volstaan met minder gegevens dan de gegevens die beschikbaar zijn. Kan de regering aangeven op welke risico’s zij in dit verband doelt?

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering erop wijst dat het nog enige jaren zal duren voordat definitieve conclusies kunnen worden getrokken over de effectiviteit van de onderzoeksinspanningen die worden verricht met behulp van de gegevens die worden verworven op grond van de PNR-Overeenkomst. Zij vragen waarom hierover niet eerder duidelijkheid zou kunnen komen in het kader van de voorgenomen tussentijdse evaluatie van de overeenkomst.

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ter wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) dat de regering stelt dat mensen zelf sturing hebben over de gegevens die ze invullen en die dus bekend worden. De gegevens in het PNR zijn echter bedoeld voor service. Het bevreemdt deze leden dat daar strategisch mee omgegaan zou moeten worden. Graag vernemen zij de visie van de regering hierop. Is het niet juist zo dat mensen die kwaad in de zin hebben, zo min mogelijk bijzondere gegevens in de PNR op zullen laten nemen, waardoor de waarde van deze gegevens zeer beperkt is?

De leden van de SP-fractie constateren dat het in totaal gaat om 19 categorieën van gegevens, maar dat daaronder ook categorieën vallen die zelf weer allerlei gegevens bevatten, zoals OSI, SSI, SSR en APIS-informatie. Eigenlijk gaat het om alle beschikbare gegevens die bij de luchtvaartmaatschappijen voorhanden zijn, en dit verschilt per luchtvaartmaatschappij. Zit er enige beperking in welke gegevens luchtvaartmaatschappijen aan gegevens kunnen doorgeven? Zo nee, kan deze beperking alsnog worden aangebracht? Kan er een limitatieve opsomming komen van alle mogelijke gegevens die verstrekt kunnen gaan worden? De leden van de SP-fractie zien bijvoorbeeld niet het nut in van het doorgeven van de bijzondere wensen van de passagier, zoals maaltijdwensen aan boord. Kan dit worden toegelicht?

De leden van de SP-fractie zijn het eens met het Cbp en de artikel 29-werkgroep dat de gevraagde hoeveelheid gegevens disproportioneel is en dat er met minder kan worden volstaan. De regering acht het echter niet verantwoord «om het risico te nemen te volstaan met minder gegevens dan de gegevens die beschikbaar zijn». Het lijkt er op dat men er voor de zekerheid voor kiest alle mogelijke beschikbare gegevens te verstrekken. Kan deze redenering worden toegelicht, er zijn toch op zijn minst bij bepaalde gegevens vraagtekens te plaatsen wat het nut is van doorgifte?

De leden van de VVD-fractie maken uit het advies van de Raad van State en de memorie van toelichting op dat de creditcardnummers niet meer door de grote Europese luchtvaartmaatschappijen in het PNR worden opgenomen. Kan de regering aangeven of de kleine luchtvaartmaatschappijen deze gegevens nog wel opnemen? Is de regering met de deze leden van mening dat de overeenkomst juist eenduidige afspraken beoogde en het onwenselijk zou zijn als grote en kleine maatschappijen verschillende gegevens onder PNR-gegevens rekenen en daartoe opnemen? Zal op deze wijze wel door de grote maatschappijen worden voldaan aan een verzoek om PNR-gegevens vanuit de VS? Of worden creditcardgegevens op verzoek alsnog aan de VS beschikbaar gesteld als zijnde PNR-gegevens? Graag ontvangen deze leden een toelichting op bovenstaande punten van de regering.

6.2.2 Bijzondere persoonsgegevens

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat het DHS bij de verwerking van PNR-gegevens een systeem toepast voor het filteren van bijzondere persoonsgegevens (betreffende godsdienst, levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele geaardheid, lidmaatschap vakvereniging), dat het DHS deze gegevens niet gebruikt en deze vervolgens onmiddellijk vernietigt en dat het DHS deze gegevens slechts in een uitzonderlijk geval zal gebruiken (bijvoorbeeld als het leven van de betrokkene of een derde in gevaar zou kunnen zijn of ernstig wordt beperkt). Indien het gebruik van deze gegevens plaatsvindt, moet het DHS daarvan een apart register bijhouden en de gegevens binnen 30 dagen wissen indien het gebruiksdoel is bereikt, tenzij er een wettelijke verplichting bestaat de gegevens langer te bewaren. Indien dit gebeurt, behoort het DHS de Europese Commissie daarvan binnen 48 uur op de hoogte te stellen. In algemene zin acht de regering het niveau van de bescherming van bijzondere persoonsgegevens voldoende, maar stelt tegelijkertijd dat wat een «uitzonderlijk geval» is, nog niet voldoende is omschreven. Evenmin is omschreven wat moet worden verstaan onder «analytische gegevens» die moeten worden gedeeld tussen de autoriteiten van de VS en van de EU. Daarnaast is onduidelijk – voor de Nederlandse regering is dit reden tot «enige zorg» – hoe bij doorgifte door de VS van passagiersgegevens aan derde landen het criterium «slechts bij uitzondering in noodsituaties» zal worden ingevuld. Voorts stelt de regering zelf dat de huidige uitwerking van de rechten van passagiers uit Europa nog onvoldoende is, onder andere omdat passagiers niet rechtsreeks rechten kunnen ontlenen aan de PNR-overeenkomst 2007. Ook is onduidelijk wat uiteindelijk de maximale bewaartermijn van passagiersgegevens kan zijn. De regering is zich ervan bewust dat de voorliggende overeenkomst niet perfect is en dat op een niet onbelangrijk aantal onderdelen de tekst van de overeenkomst nog een aantal vragen open laat.

Gezien al deze onduidelijkheden en onzekerheden, alsook de andere in de memorie van toelichting vermelde nog uit te werken elementen – zie het samenvattende overzicht in de memorie van toelichting – dringen zich bij de leden van de CDA-fractie een aantal vragen op. Waarom zijn de door de regering gememoreerde openstaande vragen in het onderhandelingsproces over de overeenkomst niet beantwoord? Waarom is de EU, gegeven de in de memorie van toelichting genoemde onzekerheden en geuite zorgpunten, akkoord gegaan met de PNR-overeenkomst? Hoe kan de regering er, gezien de vele onzekerheden, zo zeker van zijn dat wordt voldaan aan de richtlijneis dat er een passend niveau van bescherming van passagiersgegevens is gewaarborgd? In hoeverre kan ervan worden uitgegaan dat de verantwoordelijkheid die volgens de regering op de Europese Commissie rust om bij de praktische uitwerking van de PNR-Overeenkomst 2007 verdere verduidelijking van de overeenkomst te bewerkstelligen, op zo kort mogelijke termijn wordt waargemaakt? Deze leden vragen dit onder andere gezien de kanttekening die de regering plaatst bij de omschrijving van het vijfde en zesde doel van de overeenkomst (te weten het gebruik van passagiersgegevens bij respectievelijk strafrechtelijke procedures of in andere wettelijk voorgeschreven gevallen). De regering zou bij de Europese Commissie aandringen op een verdere, nauwkeurigere invulling van die doelen. Wat is hier de stand van zaken?

De leden van de CDA-fractie constateren dat onder verwijzing naar de verantwoordelijkheid van de Europese commissie, de regering stelt dat Nederland zich sterk zal maken dat vorengenoemde vraagpunten bij de evaluatie nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld. Deze leden vragen of en hoe in de tussentijd wordt gecontroleerd hoe het DHS omgaat met bijvoorbeeld de afspraken over de persoonlijke en de analytische gegevens, onder andere wat betreft het filteren, het gebruiken en vernietigen van de bijzondere passagiersgegevens en het informeren van de Europese Commissie bij gegevensgebruik langer dan 30 dagen.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen om het verstrekken van bijzondere persoonsgegevens. Het is bekend dat er weliswaar niet rechtstreeks naar deze bijzondere persoonsgegevens wordt gevraagd, maar dat deze soms kunnen worden afgeleid uit de verstrekte gegevens. Het DHS past een systeem toe dat deze gegevens filtert, niet gebruikt en vernietigt. Kan toegelicht worden hoe dit systeem werkt? Worden gevoelige gegevens op geautomatiseerde wijze uit het systeem gehaald, of worden deze handmatig beoordeeld? Hoe is de controle en het toezicht hierop georganiseerd? Hoe zou de regering het «uitzonderlijk geval» waarin deze gegevens toch mogen worden gebruikt geformuleerd willen zien?

De leden van de VVD-fractie zijn wat het verwerken van bijzondere persoonsgegevens betreft, zoals de seksuele geaardheid, niet gerustgesteld. Het blijkt mogelijk te zijn dat deze gegevens worden gebruikt en bewaard voor in ieder geval dertig dagen. Kan de regering een aantal concrete voorbeelden geven waarin het vooraf verzamelen van gegevens over de geaardheid van een persoon noodzakelijk moet worden geacht en hoe dit zich verhoudt tot de eis dat «het leven van de betrokkene of een derde in gevaar zou kunnen zijn of ernstig wordt beperkt»? Het komt deze leden voor dat door het opnemen van dergelijke uitzonderingsmogelijkheden in de overeenkomst álle persoonsgegevens in zeer uitzonderlijke (maar niet geëxpliciteerde of concrete) gevallen kunnen worden gebruikt en bewaard. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op bovenstaande punten.

De leden van de VVD-fractie merken verder op dat de Europese Commissie door het DHS op de hoogte gesteld zal worden indien bijzondere persoonsgegevens langer bewaard zullen worden dan dertig dagen. Kan de regering aangeven op welke wijze en in welke gevallen de betrokkene zelf geïnformeerd zal worden over het opvragen en/of bewaren van bepaalde persoonsgegevens?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering zich er sterk voor wil maken dat het criterium dat het DHS slechts in een uitzonderlijk geval de bijzondere persoonsgegevens zal gebruiken, bij de eerste evaluatie wordt betrokken. Op welke wijze gaat de Nederlandse regering dit doen, vragen deze leden.

6.2.3 Analytische gegevens

De leden van de SP-fractie vragen hoe het kan dat nog niet precies duidelijk is wat onder analytische gegevens moet worden volstaan.

6.3 Partijen aan wie passagiersgegevens mogen worden overgedragen

De leden van de SP-fractie constateren dat het DHS naar goeddunken de gegevens ter beschikking kan stellen aan andere nationale overheden. Is dat niet te ruim geformuleerd? Er is immers een groot aantal rechtshandhavingsinstanties in de VS. Ook volgens de regering is de ruimere gegevensdoorgifte ten opzichte van de overeenkomst van 2004 niet in alle opzichten een winstpunt te noemen. Is dit niet eufemistisch uitgedrukt? Wat gaat de regering doen om enig overzicht te houden waar alle gegevens blijven?

De leden van de SP-fractie constateren dat ook doorgifte van gegevens aan derde landen mogelijk is. Wie beoordeelt of er sprake is van een vergelijkbaar gegevensbeschermingsregime met de VS? Is dat de VS zelf? Wanneer is er sprake van een noodsituatie waarin van dit vereiste kan worden afgeweken? Hoe zou Nederland dit criterium nader ingevuld willen zien?

6.3.1 Gegevensoverdracht naar en tussen Amerikaanse overheidsinstanties

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering stelt dat het DHS zich ertoe verbindt PNR-gegevens als gevoelig en vertrouwelijk te behandelen in overeenstemming met de Amerikaanse wetgeving en de toegang tot de gegevens strikt en zorgvuldig te beperken tot genoemde gevallen. Deze leden vragen, daar waar het hier ten opzichte van de overeenkomst van 2004 gaat om een verruimde gegevensdoorgifte (hetgeen de regering niet in alle opzichten een winstpunt acht), om hier nadrukkelijk de vinger aan de pols te (laten) houden (door de Europese Commissie) en vragen de regering daar bij de Europese Commissie op aan te dringen.

6.3.2 Overdracht naar derde landen

De leden van de CDA-fractie lezen dat in de PNR-overeenkomst is vastgelegd dat doorgifte van passagiersgegevens aan derde landen uitsluitend kan gebeuren aan landen waarmee de VS een (met de PNR-overeenkomst met de EU vergelijkbare) gegevensbeschermingsregime zijn overeengekomen en dan nog slechts onder bepaalde voorwaarden. Hoe beoordeelt de EU of aan die doorgiftevoorwaarden wordt voldaan? Kan worden aangegeven om welke landen het gaat? Zij dit altijd per definitie niet-EU-lidstaten? Hoe wordt beoordeeld of en in hoeverre er sprake is van een noodsituatie in verband waarmee de VS bij wijze van uitzondering gegevens ook aan derde landen kan doorgeven waarmee niet uitdrukkelijk een vergelijkbaar gegevensbeschermingsniveau is overeengekomen? Hoe controleert de EU of de VS conform deze voorwaarde heeft gehandeld?

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de mogelijkheden die de PNR-Overeenkomst aan de VS biedt om informatie te delen binnen de Amerikaanse overheid, maar met name ook met derde landen waar de EU geen verdrag mee hoeft te hebben. Deze leden vinden het onbevredigend dat de verantwoordelijkheid voor de data niet helder gedefinieerd is en wensen een lijst van instanties in de Verenigde Staten die gebruik mogen maken van de PNR-gegevens en de eindverantwoordelijkheid van het ontvangende ministerie van Binnenlandse Veiligheid voor het juist behandelen van deze gegevens. Graag horen deze leden de visie van de regering op het opnemen van deze wijzigingen bij de nadere invulling van het verdrag. Ziet de regering daar mogelijkheden toe en is zij bereid zich daarvoor in te zetten?

6.4 Rechten van de betrokkene, rechtsbescherming en transparantie in de Verenigde Staten

6.4.1 Rechten van de betrokkene

De leden van de SP-fractie lezen dat in overeenstemming met de Amerikaanse wetgeving het DHS beschikt over een systeem beschikt dat personen een verhaalsmogelijkheid biedt voor het zoeken van informatie over of de rectificatie van passagiersgegevens. Hoe functioneert dit systeem?Is dit een voldoende waarborg? Kunnen burgers op betrekkelijk eenvoudige wijze de over hen opgeslagen gegevens inzien? Hoe staat het inmiddels met de casus van Europarlementariër In ’t Veld, die met geen mogelijkheid inzage kreeg in haar gegevens? Wat zegt dit over deze waarborg?

De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de toelichting niet duidelijk blijkt wat precies de uitwerking van de «Privacy Act» en de «Freedom of Information Act» is. Graag ontvangen zij een toelichting op deze punten.

De aan het woord zijnde leden merken met het oog op de rechten van de betrokkene op, dat laatstgenoemde geen rechten aan de overeenkomst kan ontlenen. De Europese Commissie heeft in het geval van inbreuk door de VS het recht tot opzegging van de overeenkomst. De leden van de VVD-fractie vragen hoe een individu kan achterhalen of en vooral welke (bijzondere) persoonsgegevens in het actieve of «slapende» bestand zijn opgenomen. De memorie van toelichting stelt dat een besluit van het DHS tot het achterhouden van informatie administratief en gerechtelijk kan worden aangevochten. Deze leden vrezen echter dat dit achterhouden het standaard besluit zal zijn. Kan de regering aangeven wat redelijkerwijs van een individu in dergelijke situatie mag worden verwacht met het oog op het opkomen voor zijn recht? Zal de regering Nederlanders hier actief bij ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat burgers weten wat hun rechten zijn wanneer voorliggend wetsvoorstel wordt ingevoerd. Zij constateren dat de regering in de toelichting slechts summier in gaat op de wijze waarop EU-burgers hun recht kunnen halen. Zij vragen de regering dan ook te concretiseren wat het van toepassing verklaring van de Amerikaanse wetgeving op de gegevensbescherming van betrokkene, betekent voor de rechten van betrokkene ten opzichte van het Europese systeem en in het bijzonder het Nederlandse systeem.

6.4.2 Sanctionering van schendingen van het recht op bescherming van persoonsgegevens in de Verenigde Staten

De leden van de SP-fractie vragen hoe het kan dat nu nog niet met zekerheid valt te zeggen of EU-onderdanen zich voor de Amerikaanse rechter rechtstreeks op schendingen van de privacyvoorschriften kunnen beroepen. Wat vindt de regering daarvan? Op welke manier kan men bezwaar maken tegen of klagen over de manier waarop omgegaan wordt met persoonsgegevens? Hoe is het toezicht hierop georganiseerd? Speelt de EU hierin een rol?

6.4.3 Transparantie en informatieverplichtingen

De leden van de SP-fractie vragen naar de mogelijkheid een verplichting in te voeren voor luchtvaartmaatschappijen hun passagiers actief en nauwkeurig te informeren over de hoeveelheid en categorieën van gegevens die worden verstrekt aan de VS. Is hier nu reeds volstrekt helderheid over bij iedere luchtvaartmaatschappij?

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering, met het Cbp en de artikel 29-Werkgroep, concludeert dat de huidige uitwerking van rechten van passagiers nog onvoldoende is. Dat baart ook de SP grote zorgen. Waarom ligt dit eigenlijk zo moeilijk? Wat is het nadeel voor de VS en de luchtvaartmaatschappijen om de rechten van passagiers te versterken? Wat is de inzet van Nederland op dit punt precies? Welk minimaal doel stelt men dat in ieder geval bereikt moet gaan worden?

6.5 Bewaartermijn

De leden van de CDA-fractie constateren dat de gegevensbewaartermijn is verhoogd van 3,5 naar 7 jaar. Waarop is die verdubbeling gebaseerd? De mogelijkheid bestaat om gegevens gedurende een additionele periode van 8 jaar als niet-operationele («slapende») gegevens te bewaren. Die zijn vervolgens uitsluitend toegankelijk met toestemming van een door de Amerikaanse minister van Binnenlandse Veiligheid aangewezen hoge ambtenaar van het DHS en dit alleen naar aanleiding van een concrete zaak, dreiging of risico. Hoe en door wie wordt de noodzaak daartoe in de praktijk beoordeeld? De regering stelt vervolgens dat naar verwachting de gegevens aan het eind van deze periode worden gewist. Als dat niet zo is, is de bewaartermijn de facto langer dan 15 jaar. Het bevreemdt deze leden dat hierover nog nader overleg moet plaatshebben. Kan de regering dit verklaren? Wat is de inzet van Nederland en van de EU hierin? Kan de regering dit nader toelichten? Waarom beoordelen de geconsulteerde veiligheidsexperts een bewaartermijn van 15 jaar als niet onredelijk lang?

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de bewaartermijn die zeven jaar is geworden, waarna de gegevens beperkt toegankelijk nog eens acht jaar worden bewaard. Naar verwachting zullen de gegevens aan het eind van deze periode worden gewist, zo is te lezen in de memorie van toelichting. Wat wordt bedoeld met «naar verwachting»? Waarom is vernietiging van de gegevens na deze termijn van 15 jaar nog niet zeker? Wat is de precieze reden van het verdubbelen (inclusief de slapende bewaartermijn kan gesproken worden van verviervoudiging) van de bewaartermijn? Wat is hiervan de noodzaak? Kan toegelicht worden op grond waarvan de nationale veiligheidsexperts de bewaartermijn van vijftien jaar als niet onredelijk lang beoordelen? Zijn er al voorbeelden uit de praktijk dat een dergelijk lange bewaartermijn goed van pas kwam?

De leden van de VVD-fractie lezen in memorie van toelichting ten aanzien van de bewaartermijn van 15 jaar dat op basis van Amerikaanse praktijkervaringen gegevens na langere tijd van groot nut kunnen blijken, met name als bepaalde patronen moeten worden herkend. Nationale veiligheidsexperts die de Commissie heeft geconsulteerd, (h)erkennen de Amerikaanse praktijkervaringen en beoordelen een bewaartermijn van vijftien jaar als niet onredelijk lang. Deze leden vragen de regering een aantal concrete voorbeelden te geven van deze Amerikaanse praktijkervaring. Kan de regering vervolgens aangeven hoe dergelijke ervaringen en bewaartermijnen zich verhouden tot het op nationaal niveau bewaren van gegevens van telefoonverkeer?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden de bewaartermijn erg lang en hebben aarzelingen over de noodzaak daarvan. Zij constateren bovendien dat er nog geen duidelijkheid bestaat over wat er met de gegevens gebeurt na afloop van de 15 jaar. De regering stelt dat deze gegevens aan het eind van deze periode naar verwachting zullen gewist. Hierover zal nog nader overleg plaatsvinden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering naar de stand van zaken van dit overleg en haar standpunt in dezen.

6.6 Wijze van gegevensoverdracht

De leden van de SP-fractie vragen of het zogeheten push-systeem inmiddels volledig en bij alle luchtvaartmaatschappijen is ingevoerd. Komt het pull-systeem nog voor? Zo ja, vanaf welke datum is dit niet meer het geval en zal alleen het push-systeem gebruikt worden?

6.7 Wederkerigheid van de PNR-overeenkomst 2007

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Raad van State het onderwerp van de wederkerigheid aansnijdt. Deze leden zijn op voorhand niet overtuigd van de noodzaak om ook bij vluchten die het Nederlands luchtruim binnenkomen van tevoren PNR-gegevens te eisen. Wel willen zij, mede in het kader van de onderhandelingen over een EU-PNR-systeem, de regering vragen haar visie op de wenselijkheid van wederkerigheid uiteen te zetten. Deze leden willen graag weten of de regering een noodzaak ziet in de ontvangst van deze gegevens in de Nederlandse situatie en zou de mening hierover graag onderbouwd zien. Verder willen de aan het woord zijnde leden weten of de regering hierbij behoefte verwacht aan bijzondere gegevens of dat zij meent dat er een beter evenwicht tussen privacy en effectiviteit ontstaat als deze gegevens niet opgevraagd worden. Ten slotte willen deze leden graag weten hoe deze zienswijzen hun weerslag krijgen in de Nederlands bijdrage aan de onderhandelingen over de uitwisseling van PNR-gegevens binnen de EU.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op het ontbreken van een wederkerige relatie met betrekking tot de uitwisseling van de PNR-gegevens tussen de EU en de VS. Deze leden zijn met de Raad van State van mening dat de inspanningsverplichting een wel erg vrijblijvend karakter heeft. Kan de regering aangeven waarom op dit punt niet alsnog aanvullende afspraken worden gemaakt? Eén van de argumenten betreft het feit dat destijds de concrete regeling uit het Kaderbesluit nog niet tot stand was gekomen. De onderhandelingen over de PNR-overeenkomst 2007 vonden echter plaats in juni van dat jaar. Het lijkt deze leden dat toen ook het tot stand komen van de regeling inzake de wederkerigheid ten behoeve van het Kaderbesluit in een vergevorderd stadium was. Kan de regering hier nader op in gaan? Kan de overeenkomst eenzijdig worden aangepast? Hoe verloopt eventuele aanpassing?

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering principieel voorstander is van wederkerigheid en reciprociteit en van het door de EU gaan opleggen (te zijner tijd) van dezelfde verplichtingen aan luchtvaartmaatschappijen die vluchten naar de EU uitvoeren. Kan de regering aangeven aan welke termijn de Europese Commissie denkt en welke termijn de regering zelf wenselijk acht?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren voor wat betreft het bezwaar van wederkerigheid dat daar in zekere mate aan tegemoet gekomen wordt door de ontwerp kaderbesluit PNR. Kan de regering aangeven op welke onderdelen voorliggend wetsvoorstel verder gaat in de inperking van de privacybescherming ten opzichte van het Ontwerpkaderbesluit PNR?

6.8 Evaluatie

De leden van de CDA-fractie constateren dat het DHS en de EU zijn overeengekomen de toepassing van de overeenkomst regelmatig te evalueren. Wanneer is de eerste evaluatie te verwachten, zo vragen deze leden. Hoe staat het met de bereidheid van de VS om zonodig te komen tot aanpassing van de PNR-overeenkomst?

De leden van de PvdA-fractie hechten, naast nadere invulling van het verdrag, ook zeer aan een spoedige en grondige evaluatie van de uitwisseling van PNR-gegevens tot nu toe. Dit middel wordt immers ingezet vanwege de vermeende effectiviteit in de bestrijding van terrorisme. Daarom is het inmiddels tijd voor een grondige evaluatie, waarbij wat deze leden betreft ook de vraag beantwoord zou moeten worden of vergelijkbare resultaten behaald hadden kunnen worden met minder ingrijpende maatregelen. Graag horen de aan het woord zijnde leden of er al gewerkt wordt aan een evaluatie en wanneer die beschikbaar zou kunnen zijn.

De leden van de SP-fractie vragen of de PNR-overeenkomst van 2004 destijds grondig geëvalueerd is. Zo ja, wat is daar toen uitgekomen en welke conclusies heeft men getrokken? Zo nee, waarom niet? Waarom stelt men nu deze regeling voor die op een aantal punten verder gaat dan een overeenkomst die niet eens is geëvalueerd?

De leden van de VVD-fractie vinden evaluatie zeer belangrijk voor het beoordelen van de gevolgen en effecten van de PNR-overeenkomst. Uit de toelichting kunnen deze leden echter niet opmaken voor wanneer deze is voorzien. Is de regering met deze leden van mening dat deze op korte termijn dient plaats te vinden nu niet eerder het gebruik (en de effectiviteit) van PNR-gegevens ten behoeve van terrorismebestrijding heeft plaatsgevonden? Op welke termijn voorziet de Europese Commissie evaluatie en op welke punten?

De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de inzet van de regering ten aanzien van de evaluatie en hetgeen daarbij aan de orde moet komen. Deze leden vragen de regering welke mogelijkheden er zijn om de wetgeving in die zin aan te passen, mocht blijken dat de op dit moment geuite bezwaren in de praktijk bewaarheid worden. In het bijzonder vragen zij de regering de verwachting ten aanzien van de Europese Commissie met betrekking tot meerdere toetsmomenten nader te concretiseren. Wanneer en op welke wijze heeft de regering dit aan de orde gesteld, zo vragen deze leden.

7. De verhouding van de PNR-Overeenkomst 2007 tot het recht op bescherming van persoonsgegevens

De leden van de CDA-fractie constateren dat naar het oordeel van de EU de bescherming van de persoonlijke levenssfeer afdoende is gewaarborgd in de PNR-Overeenkomst. Daar waar het gaat om de rechten van betrokkenen om verhaal te halen indien zij van mening zijn dat hun recht op privacybescherming is aangetast, wijst de regering erop dat ook burgers van de EU in de VS een beroep kunnen doen op een aantal van de daar geldende wettelijke bepalingen met betrekking tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer enerzijds, en openbaarheid van bestuur anderzijds. Personen hebben, ongeacht hun nationaliteit of land van vestiging, een verhaalsmogelijkheid voor het zoeken van informatie over of de rectificatie van passagiersgegevens. Echter, zo stellen deze leden, is in de memorie van toelichting aangegeven dat de verbetering van de informatievoorziening aan het publiek over passagiersgegevens nog nader moet worden uitgewerkt, alsook een duidelijke opsomming van de bepalingen van de precisering van de Amerikaanse privacywetgeving waarop EU-burgers een beroep kunnen doen. De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.

Is er informatie over hoe de verhaalsmogelijkheid tot dusver in de praktijk (van de voorgaande PNR-overeenkomsten) heeft uitgewerkt? In hoeverre zijn de gememoreerde administratieve, civielrechtelijke en strafrechtelijke sanctiemogelijkheden voor schending van privacyvoorschriften en de ongeoorloofde openbaarmaking van documenten toegepast in gevallen waarin EU-onderdanen zich op deze regels hebben beroepen, zo vragen deze leden. Is er in dit verband wellicht sprake van een rechtsvacuüm, aangezien de PNR-Overeenkomst, die dateert van 26 juli 2007, nog niet door het Nederlandse parlement is goedgekeurd? Zijn er gevallen bekend van Nederlanders die zich eerder tot de genoemde beroepsinstanties hebben gewend? Is bekend of zij bij hun zoektocht naar recht bepaalde barrières zijn tegengekomen? Zo ja, welke barrières? Welke mogelijkheden op (Nederlandse) rechtsbijstand hebben Nederlanders die in de VS hun recht willen halen in verband met door hen ondervonden PNR-problemen? Kan de regering concreet aangeven welke stappen een Nederlander moet zetten die van mening is dat er verkeerd gebruik is gemaakt van zijn gegevens en tot wie hij zich moet wenden om verhaal te halen? Is aan te geven of en in welke mate de PNR-overeenkomsten die tot nu toe van kracht zijn geweest, hebben geleid tot (ernstige) nadelige gevolgen voor bepaalde («onschuldige») passagiers?

Het is de leden van de CDA-fractie opgevallen dat in de memorie van toelichting niets wordt gezegd over de rol van de European Data Protection Supervisor (EDPS) in verband met de PNR-overeenkomst. Kan de regering alsnog aangeven welke rol de EDPS speelt in het kader van het toezicht op de juiste naleving van de PNR-Overeenkomst en de bescherming van de rechten van passagiers?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de rechten van de passagiers nader in kaart gebracht moeten worden. Het is voor deze leden onaanvaardbaar dat er op dit moment niet duidelijk is waar iemand terecht kan op het moment dat diens privacy geschonden wordt. Daarom vragen zij de regering om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de rechtsbescherming van het huidige verdrag, dan wel zorg te dragen voor aanvullende afspraken die de benodigde duidelijkheid alsnog kunnen verschaffen. Graag horen deze leden welke mogelijkheden de regering ziet om aan dit verzoek tegemoet te komen.

Ten slotte hechten de leden van de PvdA-fractie eraan dat passagiers die reizen naar landen waarmee passagiersgegevens uitgewisseld, op de hoogte zijn van deze uitwisseling en weten welke middelen openstaan bij vermeende schending van de regels voor verwerking van hun gegevens. Graag horen deze leden hoe de regering aankijkt tegen de invulling van een dergelijke informatieverschaffing.

7.1 Artikel 8 EVRM

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering aangeeft dat de PNR-Overeenkomst 2007 noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid. Kan de regering aangeven of zij hiermee doelt op de nationale veiligheid in de VS, in Nederland, of beide? Op welke wijze wordt de nationale veiligheid in Nederland beschermd door het verstrekken van persoonsgegevens over personen die vanuit de EU naar de VS vliegen? Graag ontvangen deze leden enige toelichting op dit punt.

7.2 Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de VS in de afgelopen jaren sanctiemogelijkheden hebben toegepast op luchtvaartmaatschappijen die niet hebben voldaan aan de door de VS gestelde plicht tot het aanleveren van passagiersgegevens. Zo ja, welke sanctiemogelijkheden?

7.3 De verhouding van de PNR-Overeenkomst 2007 tot de Wet bescherming persoonsgegevens

De leden van de D66-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom onderhavige overeenkomst haar grondslag heeft in de zoge-naamde derde pijler, terwijl het hier om een transatlantische overeenkomst gaat.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Doorn


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Vacature (SP), De Vries (CDA), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).

Naar boven