31 731
Integraal wetgevingsbeleid

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2008

De opdracht van dit kabinet om de regeldruk te verminderen vertaalt zich niet slechts in een vermindering van het aantal regels, maar ook in een beter functionerende overheid en in een rechtsorde die aansluit bij de in de samenleving levende rechtsovertuigingen. Het streven terughoudend te zijn met regelgeving kent een grote mate van continuïteit: het blijft nodig om kritisch te zijn op nieuwe regelgeving, zorgvuldig na te gaan of nieuwe regels oude niet overbodig maken en of wij het niet op een andere manier beter kunnen doen. Regels moeten ruimte geven, niet verstikken. Aan de andere kant vragen nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld op internationaal vlak, vanwege technische ontwikkelingen of nieuwe risico’s, optreden van de overheid, dat op de wet gebaseerd is en aldus ook democratisch gelegitimeerd is.

In de nota «Vertrouwen in wetgeving, een programma voor een integraal wetgevingsbeleid» (Kamerstukken II 31 731) heb ik aangegeven welke functie de wet vervult bij het scheppen van vertrouwen in de rechtsorde en in het functioneren van de overheid. Een van de thema’s is terughoudend zijn in regelgeving, meer aansluiten bij de interne dynamiek van maatschappelijke organisaties en meer ruimte voor andere vormen van ordening. Ik heb in deze nota ook aangegeven dat niet altijd moet worden gekozen voor algemene regels, die soms verder gaan dan noodzakelijk. Er moet meer ruimte zijn voor het experiment: Werkt deze regel wel? Moeten wij niet onze koers bijstellen gelet op de ervaringen? Lossen wij het probleem wel op of creëren wij nieuwe? En moeten wij de wet dan niet aanpassen? Gefaseerde invoering van wetgeving is een van de mogelijkheden om te leren van ervaringen.

In de nota «Vertrouwen in wetgeving» is ook aandacht besteed aan de verhouding tot de Europese rechtsorde. De wisselwerking tussen Europese rechtsorde en nationale rechtsorde heeft de laatste tijd veel aandacht gekregen, met name op terreinen die onze leefomgeving betreffen. Voorbeelden zijn het rapport van de VROM-Raad «Brussels lof» over de uitvoering van Europese richtlijnen op de terreinen milieu, ruimtelijke ordening en wonen en het rapport van de Algemene Rekenkamer over – eveneens, maar met een andere invalshoek – de implementatie van richtlijnen en de handhaving van Europese verordeningen. Met name het rapport van de VROM-Raad bepleit het verder doordenken van de bestuurlijke en gerechtelijke besluitvorming bij grote infrastructurele werken. In het rapport van de Commissie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten wordt daar ook aandacht aan besteed. De noodzaak tot stroomlijning en versnelling van bestuurlijke procedures heeft reeds vorm gekregen in de wetsvoorstellen wijziging Tracéwet (Kamerstukken II 31 546) en versnelling besluitvorming wegprojecten (Kamerstukken II 31 721). Verkenning van verdergaande stappen is nodig.

In deze brief wordt aangegeven welke de richting daarbij zou kunnen zijn. In deze brief gaat het om maatregelen op Justitieterrein die deze kabinetsperiode moeten worden geëffectueerd. Voor een belangrijk deel zijn de voorstellen daartoe reeds verwezenlijkt of in het stadium van parlementaire behandeling, voor een ander deel zullen voorstellen nog moeten worden gedaan.

1. Een dynamische samenleving

Het kabinet heeft zich ten doel gesteld de lasten voor burgers en bedrijfsleven te verminderen en de dienstverlening door de overheid te verbeteren. Het kabinet hanteert daarbij een streefcijfer van 25% minder lasten. Maar het verminderen van administratieve lasten is niet genoeg om een werkbare vermindering van regeldruk te bewerkstelligen. Dynamiek krijgt kansen als omslachtige of onnodige procedures worden vermeden, maar anderzijds misbruik of onwenselijk gedrag effectief wordt aangepakt. Het gaat om meer ruimte voor organisaties en bedrijven om activiteiten te ontplooien, bijvoorbeeld minder vergunningen of snellere vergunningverlening, minder controle (als het niet nodig is en meer als het wel nodig is) en eenvoudiger manieren om aan informatieverplichtingen te voldoen. Soms kunnen knelpunten eenvoudig worden opgelost door praktische maatregelen of door kleinere aanpassingen van wet- en regelgeving, maar om een werkelijke kwaliteitsslag te maken zijn soms meer fundamentele wijzigingen of een andere manier van denken nodig. In de nota «Vertrouwen in wetgeving» geef ik van het laatste voorbeelden, zoals de introductie van nieuwe rechtsfiguren, programmatisch handhaven, het experiment niet schuwen en meer fundamentele aandacht voor de verhouding tussen Europese en nationale rechtsorde.

Inmiddels is het een en ander bereikt of in voorbereiding genomen.

De verantwoordingslasten voor bedrijven zijn per 2007 aanzienlijk gereduceerd door de verhoging van de grensbedragen in het jaarrekeningrecht, waardoor meer ondernemingen onder het lichte regime voor kleine rechtspersonen vallen, door de mogelijkheid voor kleine vennootschappen om vanaf 2007 hun jaarrekening op fiscale grondslag op te stellen en door toepassing van de Nederlandse XBRL-taxonomie, die het digitaal opmaken en aanleveren van jaarrekening, fiscale aangiftes en statistiekopgaven aan de overheid vergemakkelijkt. Vanaf 2009 wordt deze reductie nog vergroot door de in het kader van het Nederlandse Taxonomie Project (NTP) te realiseren verkorte winstaangifte door de XBRL-taxonomie. Nederland bepleit een aanpassing van de 4e EU-richtlijn voor het jaarrekeningrecht om heel kleine ondernemingen geheel of gedeeltelijk van de jaarrekeningplicht vrij te stellen.

De verklaring van geen bezwaar bij de oprichting of statutenwijziging van nv’s en bv’s en bij statutenwijziging wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt er toezicht op rechtspersonen, primair op basis van risicoprofielen. Een voorbeeld hoe het makkelijker wordt om ondernemingsactiviteiten te ontplooien en moeilijker wordt om misbruik en fraude te plegen. Het wetsvoorstel wordt begin volgend jaar ingediend.

Voor kleine en startende ondernemers wordt het makkelijker te kiezen voor de rechtsvorm met beperkte aansprakelijkheid door het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht (Kamerstukken II 31 058). Met name de afschaffing van het minimumkapitaal zal leiden tot lagere kosten als men een onderneming wil starten. Daar staat dan tegenover dat de ondernemer eerder persoonlijk aansprakelijk is indien hij schuldeisers benadeelt. Het wetsvoorstel ligt thans in de Tweede Kamer. Met de Kamer zal nog overleg plaatsvinden over de vraag hoe zogenoemde aandeelhoudersover-eenkomsten in het wetsvoorstel kunnen worden ingepast.

In het wetsvoorstel bv-recht is de principiële keuze gemaakt voor flexibiliteit en keuzevrijheid van de ondernemer in plaats van dwingend recht zoals nu het geval is. Die keuze biedt ondernemers meer ruimte de vennootschap in te richten naar de activiteiten die ontplooid worden of naar de samenwerkingsvorm als de bv bijvoorbeeld een joint venture is. Deze lijn wordt doorgetrokken in de nieuwe rechtsfiguur van de vennootschap (Kamerstukken I 28 746 en Kamerstukken II 31 065), in welke rechtsvorm professionals (vrije beroepsbeoefenaren) en bedrijven hun samenwerking vorm kunnen geven. De vennootschap is in wezen een (bijzondere) overeenkomst, maar partijen kunnen ervoor kiezen hun samenwerking rechtspersoonlijkheid te geven. Dat vergemakkelijkt de deelname aan het rechtsverkeer. Het wetsvoorstel ligt nu klaar in de Eerste Kamer voor mondelinge behandeling, de noodzakelijke invoeringswet ligt klaar voor mondelinge behandeling in de Tweede Kamer.

De flexibele bv en de vennootschap zijn uitvoering van de nota Modernisering van het ondernemingsrecht (Kamerstukken II 29 752). Het zijn voorbeelden van een andere manier van denken over juridische vormgeving. De derde in de rij van nieuwe rechtsvormen is de maatschappelijke onderneming die geënt is op de stichting en de vereniging. In 2004 heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het advies «Bewijzen van goede dienstverlening» uitgebracht. In het advies wordt een beeld geschetst van publieke dienstverleners die worden afgerekend op meetbare output op een manier die ten koste gaat van professionaliteit en kwaliteit. De Sociaal-Economische Raad heeft in zijn daaropvolgende advies «Ondernemerschap voor publieke zaak « (05/04) aandacht gevraagd voor meer ruimte voor ondernemerschap bij publieke dienstverleners en onder andere een andere verantwoordingsstructuur en (bijvoorbeeld) toepassing van het enquêterecht op de ondernemingen bepleit. Deze benadering, die van verticaal toezicht moet leiden tot horizontale verantwoording, wordt gevolgd in het wetsvoorstel voor de maatschappelijke onderneming. Daarmee wordt een basis gelegd voor nieuwe verhoudingen tussen dergelijke publieke instellingen en de overheid en tussen deze instellingen en de samenleving. Veel van deze instellingen zijn de weg van horizontale verantwoording opgegaan. Het wetsvoorstel wil daarvoor ruimte bieden zonder hen in een keurslijf van nieuwe verplichtingen te persen. De bedoeling is dat het wetsvoorstel begin volgend jaar wordt ingediend.

Een belangrijk principe van de rechtsorde is dat burgers en bedrijven zich moeten kunnen verweren tegen beslissingen van overheidsinstellingen, zoals het verlenen of intrekken van vergunningen. De procedures om dit te doen moeten helder, eenvoudig en snel zijn. Op dat gebied is dit jaar voortgang geboekt. Op 1 juli 2008 is de Wet samenhangende besluiten inwerkinggetreden. Deze wet maakt het mogelijk om voor met elkaar samenhangende vergunningsaanvragen een gecoördineerde procedure te volgen. Dat betekent onder andere dat er één hoorzitting en één bezwaarfase is voor alle besluiten samen. Ook eventuele beroepen worden in één gecombineerde procedure afgehandeld. Er is slechts één coördinerend bestuursorgaan. Het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht vereenvoudigt en verbetert het bestuursprocesrecht op een aantal onderdelen, waardoor de bestuursrechter vaker dan thans tot een definitieve beslechting van het geschil zal kunnen komen. In voorbereiding is voorts de mogelijkheid om beroepschriften digitaal, en dus niet alleen op papier, in te dienen.

Een voorbeeld van wetgeving die mensen in staat stelt zelf hun geschillen op te lossen is het wetsvoorstel deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, dat nu in de Tweede Kamer ligt (Kamerstukken II 31 518). Door tijdig te interveniëren kan de rechter impasses in de afhandeling van letselen overlijdensschade doorbreken en mensen in staat stellen hun schade met een verzekeraar af te wikkelen. Van eenzelfde benadering getuigt de Wet collectieve afwikkeling massaschade, waarmee wij nu drie jaar ervaring hebben opgedaan (o.a. in de DES-zaak en de aandelenlease-zaak). Die ervaring leert dat de wet voorziet in een behoefte aan een effectieve methode om grote (massa)schades collectief af te wikkelen. Er zijn ook verbeteringen mogelijk. Daarover zal ik de Tweede Kamer binnenkort berichten.

Het Nederlandse Taxonomie Project heeft in het domein van de financiële verantwoordingsregelgeving laten zien dat bij zowel ondernemers als uitvoeringsorganisaties flinke efficiencyslagen en kostenbesparingen mogelijk zijn. Onder meer deze ervaring heeft ten grondslag gelegen aan het programma LEGIS, gericht op standaardisatie en ICT-ondersteuning in wetgeving en het wetgevingsproces. Het doel van LEGIS is om wetgeving en wetgevingsproces zo in te richten dat de vertaalslag van wetgeving naar gegevensmodellen (beslisbomen, procesmodellen en taxonomieën) in geautomatiseerde systemen en in digitale loketten voor burger en ondernemer (portalen) wordt ondersteund. Dat draagt ook bij aan de transparantie van de regels: ze kunnen bijvoorbeeld gemakkelijker op basis van object, activiteit, life event worden gepresenteerd aan de gebruikers.

De IND werkt inmiddels in het kader van het project IND bij de Tijd aan een herinrichting van informatievoorziening en ICT-systemen op basis van deze principes om een flexibelere uitvoering van de vreemdelingenwetgeving te ondersteunen. Samen met een aantal Manifestpartijen is het portaal New to Holland gerealiseerd, waar alle informatie over en handelingen voor aanvraag van verblijfsdocumenten overzichtelijk bijeen gebracht zijn. Ervaringen bij de IND worden benut in LEGIS en de resultaten van LEGIS zullen op hun beurt bijdragen aan het borgen van de resultaten van IND bij de Tijd en initiatieven als New to Holland. In LEGIS is gekozen voor een architectuurbenadering, die het stap voor stap uitwerken, beproeven en implementeren van de nodige voorzieningen mogelijk maakt. Het programma zal begin 2009 van start gaan.

2. Versnelling en stroomlijning van geschilbeslechting

Het kabinet heeft ingezet op een substantiële versnelling van bestuurlijke besluitvormingsprocedures, in lijn met de adviezen van de commissies Elverding, Dekker en Noordzij. Inmiddels is in het bestuursprocesrecht een aantal maatregelen genomen of in voorbereiding:

– de al genoemde Wet samenhangende besluiten Awb (inwerkinggetreden per 1 juli 2008) die het mogelijk maakt procedures voor diverse toestemmingen voor één activiteit te bundelen;

– bij de Tweede Kamer is aanhangig het initiatief wetsvoorstel bestuurlijke lus (Kamerstukken II 2007/08, 31 352, nrs. 1–6), dat het mogelijk maakt sommige gebreken in een besluit hangende een beroepsprocedure te herstellen, zodat vernietiging van het besluit, met alle vertraging van dien, kan worden voorkomen;

– de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (voor advies bij de Raad van State) die de bestuursrechter in staat stelt vaker tot definitieve geschilbeslechting te komen en onnodige vernietigingen van overheidsbesluiten te voorkomen; Ook in bijzondere wetgeving is hetnodige gedaan. Eveneens per 1 juli jl is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening inwerkinggetreden. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Waterwet zijn in aantocht.

Met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht is een lijn ingezet dat fouten in het voortraject van bestuurlijke besluitvorming niet noodzakelijk leiden tot vernietiging en het vervolgens opnieuw doorlopen van de besluitvormingsprocedure. In plaats daarvan kunnen fouten worden hersteld en kan de procedure van besluitvorming worden voortgezet. De rechter wordt meer geschilbeslechter en fouten leiden minder vaak tot herhaling van zetten. Zo’n benadering biedt op dit vlak kansen om meer winst te boeken, zonder dat wordt afgedaan aan daadwerkelijke rechtsbescherming. De Wet samenhangende besluiten werkt alleen voor besluiten die min of meer gelijktijdig (kunnen) worden genomen. Maar bij grote projecten in de sfeer van de leefomgeving en infrastructuur is vaak sprake van een reeks besluiten die volgtijdelijk moeten worden genomen. Voor de hand ligt dieper na te denken over manieren om ook dan de rechtsbescherming meer te bundelen. Dat betekent het overdenken van de mogelijkheid van beroep tegen een aanvangsbeslissing die niet het karakter heeft van een besluit of, fundamenteler, het ter discussie stellen van de rigide koppeling tussen beroepsrecht en besluit («het besluitmodel»). Een dergelijke fundamentele discussie zal uiteraard wel de nodige tijd vergen.

Een ander punt is dat een deel van de bestuursrechtelijke procedures in wezen geschillen tussen burgers onderling betreffen. Als een derde opkomt tegen de verlening van een vergunning aan een ander, gaat het in wezen vaak om een geschil tussen deze derde en de vergunninghouder. De rechtsbescherming van de een – de derde – vertaalt zich dan in een administratieve last voor de ander (de vergunninghouder). Een meer weloverwogen gebruik van dergelijke beroepsmogelijkheden zou kunnen worden aangemoedigd door het mogelijk te maken dat in dergelijke gevallen de verliezende partij ook kan worden veroordeeld in (een deel van) de proceskosten van de andere burger.

Ten minste een deel van het probleem ligt niet in het rechtsbeschermingsrecht, maar in de doorwerking van Europese regels in de nationale regelgeving. De VROM-Raad formuleert in zijn advies Brussels lof, handreiking voor ontwikkeling en implementatie van Europees recht en beleid (Advies 066) een aantal aanbevelingen hoe hier mee om te gaan. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft op 14 juli 2008 de kabinetsreactie op het rapport aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2007–2008, 21 109, nr. 186). In de reactie is aangegeven welke acties het kabinet op dit punt zal ondernemen.

3. Gerichte lastenverlichtingsmaatregelen op korte termijn mogelijk

Er zijn ook kleinere maatregelen mogelijk om op korte termijn de lasten van burgers, bedrijven en professionals te verlichten. Ik denk daarbij aan het verruimen van de mogelijkheid digitaal informatie te verschaffen of te verkrijgen en (rechts)handelingen te verrichten. Zo is in voorbereiding een voorstel om beroepschriften elektronisch bij de bestuursrechter te kunnen indienen. In de Eerste Kamer ligt het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt bij grote organisaties elektronisch derdenbeslag te leggen (Kamerstukken II 31 240). In de Tweede Kamer ligt het voorstel om de elektronische verzekeringspolis en andere onderhandse aktes in te voeren en belangrijke mededelingen tussen verzekeraar en verzekerde elektronisch te laten plaatsvinden. Onderzocht wordt wat er nodig is om (afschriften van) notariële aktes digitaal aan te leveren bij het handelsregister. Het zou ook mogelijk moeten worden om elektronisch in te schrijven in het handelsregister en elektronisch wijzigingen aan te brengen in de registratie.

De elektronische authentieke akte speelt eveneens een rol bij de integratie van gegevens van gemeentelijke basisadministratie en burgerlijke stand. Daardoor kunnen aangiften van bijvoorbeeld huwelijk en overlijden aanzienlijk worden vereenvoudigd.

Een veelgehoorde klacht van bedrijven en instellingen (scholen, ziekenhuizen) is dat wetten te snel en te vaak veranderen en dat er te weinig voorbereidingstijd is. Om die klacht tegemoet te komen zullen wetten en algemene maatregelen van bestuur alleen nog in werking treden op twee vaste data in het jaar, met een minimale invoeringstermijn van drie maanden. Er kunnen redenen zijn daarvan af te wijken, bijvoorbeeld als latere inwerkingtreding nadelig uitwerkt voor bedrijven en instellingen.

Binnen het modern migratiebeleid is het verminderen van administratieve lasten voor burgers en bedrijven een belangrijke doelstelling. Zo worden procedures gestroomlijnd of samengevoegd en zullen verblijfsvergunningen minder vaak behoeven te worden gewijzigd of verlengd.

Er is een versnelling behaald in de verlengingsaanvragen voor verblijf van buitenlandse studenten. De onderwijsinstelling levert alle verlengingsaanvragen op één lijst aan bij de IND en voldoet het totale legesbedrag door middel van één incasso. De IND reikt de verblijfsdocumenten op locatie bij de onderwijsinstelling uit.

Een ander voorbeeld is de opening van het Expat Center Amsterdam Area (ECAA). Hier wordt geëxperimenteerd met een versnelde toelatingsprocedure voor kennismigranten waarbij de huidige aanvraagprocedures voor de machtiging tot voorlopig verblijf en de verblijfsvergunning zijn samengevoegd tot één procedure voor toegang en verblijf. Na inreis in Nederland meldt de kennismigrant zich bij het ECAA waar hij in één bezoek het verblijfsdocument van de IND ontvangt alsmede definitief in de gemeentelijke basisadministratie wordt ingeschreven (de zogenaamde one-stop-shop). Daarnaast heeft de IND in samenwerking met het CWI vanaf 1 oktober 2008 één landelijk geldend digitaal loket opgericht waar werkgevers zowel verblijfsaanvragen als tewerkstellingsvergunningen met één aanvraagformulier kunnen indienen. De werkgever hoeft nog maar één keer gegevens en documenten aan te leveren.

Vooruitlopend op een brede herziening van het kansspelbeleid, zoals de intensivering van toezicht en handhaving, is het mogelijk enige kleinere vergunningvoorschriften te vereenvoudigen of geheel af te schaffen. Dat betekent dat geen vergunning meer is vereist voor de aanwezigheid van behendigheidsautomaten. Ook zal geen vergunning meer nodig zijn voor prijsvragen ex artikel 28 Wet op de kansspelen.

Een wetsvoorstel zal worden ingediend om een aantal lasten in de Wet bescherming persoonsgegevens te verlichten, zoals bij de inlichtingenplicht over het doen van verzet bij verwerking van persoonsgegevens en bij de doorgifte van gegevens naar derde landen.

Op korte termijn was de invoering van de lang door het bedrijfsleven bepleite één factuur voor inningsinstanties voor auteurs en naburige rechten mogelijk. Het bedrijfsleven is evenwel van deze wens teruggekomen en heeft gekozen voor transparantie van rekeningen. In het wetsvoorstel toezicht op collectieve beheersorganisaties worden de transparantie-eisen voor rekeningen aangescherpt.

Voor een aantal van deze onderwerpen die zelfstandig te beoordelen zijn, zal op korte termijn een apart wetsvoorstel worden voorbereid. De onderwerpen die samenhangen met bredere herzieningen (herziening preventief toezicht rechtspersonen, aanpassing Wet bescherming persoonsgegevens) zullen in de context van het desbetreffende wetsvoorstel een plaats vinden. In de bijlage bij deze brief is een overzicht opgenomen van lastenverlichtende maatregelen, met vermelding van de stand van zaken en zo mogelijk de financiële vertaling van de lastenverlichting.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

BIJLAGE

Overzicht van de belangrijkste lastenverlichtingsmaatregelen op het terrein van Justitie

MaatregelType lastenverlichting (AL of NL of F1)Invoeringsdatum
Administratieve lasten  
Samenval fiscale en commerciële jaarrekening207 mln. Euro ALGeldt voor boekjaar 2007 e.v.
Verkorte winstaangifte met XBRL voor vennootschapsbelasting67,5 mln. Euro AL1 januari 2009
Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht25,8 mln. Euro AL 1 januari 2009
Afschaffen verklaring van geen bezwaar oprichting NV’s en BV’s (Herziening stelsel preventief toezicht )9,4 mln. Euro AL1 januari 2010
Herziening Wet op de Kansspelen1,45 mln. Euro AL1 januari 2010
Uitbreiding elektronische bevoegdheden derdenbeslag2,1 mln. Euro AL1 januari 2009
Afschaffing verplicht procuraat0,1 mln. Euro AL1 september 2008
Digitaal aanleveren authentieke aktenPM (onderzoek EZ)1 januari 2010
Verbetering regeling voor kennismigranten1 mln. Euro AL1 januari 2011
Implementatie aanpassing 4e en 7e EU-richtlijn (afschaffing jaarrekeningplicht voor micro-ondernemingen)PM (onderzoek Justitie/EZ/Financiën)PM
Schrappen verplichte personeelsinstructie particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus2PM1 januari 2010
Invoering lex silencio positivo voor de ontheffing opleidingseis particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureausPM1 januari 2010
Afschaffen vergunning voor aanwezigheid van behendigheidsautomatenPM1 januari 2010
Afschaffen vergunning voor prijsvragenPM1 januari 2010
Nalevingkosten  
Wijziging Wet bescherming persoonsgegevens2,2 mln. Euro NL + PM1 juli 2009
Wetsvoorstel elektronisch verkeer en AMvB (onderhandse akten en algemene voorwaarden)29 mln. Euro NL1 januari 2009 (AMvB in werking sinds 22 februari 2008)
Afstemming GBA en Burgerlijke Stand770.00 uur AL + PM1 januari 2010
Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht30,4 mln. Euro NL1 januari 2009
Faciliterende regelgeving  
Rechtsvorm vennootschapF1 juli 2009
Wetsvoorstel elektronisch bestuursrechtelijk procederenF1 september 2009
Wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrechtF1 januari 2010
Wetsvoorstel samenhangende besluitenF1 juli 2008
Introductie Lex Silencio Positivo in de Algemene wet bestuursrechtF31 december 2009
Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissenFIs aangenomen, maar treedt in werking op 1 januari 2009
Wetsvoorstel invoering rechtsvorm maatschappelijke ondernemingF1 januari 2010
Onderzoek naar de mogelijkheden om de administratieve lasten van de bezwaarprocedure verdergaand te verminderenF (onderzoek bureau Regioplan)n.t.b.
Wetsvoorstel deelgeschilprocedure voor letselschadezakenF1 juli 2009
Schrappen eis tot vermelden van «beroep of betrekking» in het nachtregister (Wetboek van Strafrecht)F1 januari 2010
Wet toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechtenF1 juli 2009

1 De lastenverlichtingsmaatregelen worden, op basis van de hiervoor vastgestelde definities, verdeeld in drie categorieën: AL= administratieve lasten, NL= nalevingskosten, F = faciliterende regelgeving.

2 Uitvoering motie TK 2007–2008, 31 200 VI, nr. 176.

Naar boven