31 710 Deltaprogramma

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2023

Voor ons land dat voor een groot deel onder de zeespiegel ligt, is het belang van waterveiligheid groot. Het ministerie en de waterschappen werken daarom samen om Nederland te beschermen tegen het water, nu en in de toekomst.

In ons systeem van waterveiligheid spelen primaire keringen een hoofdrol, omdat deze Nederland beschermen tegen buitenwater vanuit de zee en de grote rivieren. Dit zijn duinen, dijken, dammen, sluizen en andere bouwwerken. In 2017 zijn de waterveiligheidsnormen voor deze primaire keringen vernieuwd om te komen tot een nog hoger beschermingsniveau. Deze normen zijn toekomstgericht en gaan uit van de verwachte situatie in 2050, waarbij ontwikkelingen op het gebied van klimaat, groei van aantal inwoners en van de economische activiteiten zijn meegenomen.

In 2050 moeten alle primaire waterkeringen aan deze normen voldoen. Om daartoe te komen worden de keringen in de periode tot 2050 verschillende malen beoordeeld op basis van actuele kennis. In de wet is vastgelegd dat de beheerders van primaire waterkeringen (waterschappen en Rijkswaterstaat) minimaal eens per 12 jaar beoordelen of deze waterkeringen voldoen aan de waterveiligheidsnormen en ze brengen daarover verslag uit aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De eerste landelijke beoordelingsronde (LBO1) heeft plaatsgevonden in de periode 2017–2022 en is eind 2022 afgerond. Alle primaire keringen zijn beoordeeld op basis van het wettelijk voorgeschreven, bijpassende instrumentarium.

U ontvangt hierbij de feitelijke rapportage over de uitkomsten van de beoordelingen van de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT is de toezichthouder voor deze beoordelingen en heeft getoetst of de beoordelingen zijn uitgevoerd in lijn met de wettelijke kaders (bijlage 1).

Daarnaast ontvangt u, zoals voorgeschreven in de wet, de Toets Grote Rivieren 2023. Deze toets is uitgevoerd door Rijkswaterstaat (RWS) als beheerder van het rivierbed (bijlage 2 en 3). ILT heeft ook hierop toezicht gehouden.

Tijdens de afgelopen beoordelingsronde zijn de keringen voor het eerst beoordeeld aan de hand van de nieuwe normen en het nieuwe instrumentarium zoals geïntroduceerd in 2017. De waterkeringbeheerders hebben een grote prestatie geleverd door tijdens de afgelopen korte beoordelingsronde (van zes in plaats van twaalf jaar) alle keringen van een beoordeling te voorzien.

De uitkomsten van de beoordelingen zijn in lijn met de verwachtingen. Mede door de stijgende economische waarde in veel gebieden, nieuwe kennis over sterkte van dijken en de verwachte klimaatverandering voldoet een groot deel van de keringen nog niet aan de nieuwe, deels strengere normen. De normen zijn echter gericht op de situatie in de toekomst en daarmee kijken we ver vooruit. Er is dus nog tijd om te zorgen dat de keringen in 2050 voldoen aan de norm.

De beoordelingsresultaten zijn uitgedrukt op het niveau van (wettelijk) dijktraject in categorieën die de «afstand tot de norm» aangeven: van A+ tot D (voldoet «ruim wel» tot «ruim niet»). Op basis van de beoordeling op dijktrajectniveau wordt later bepaald welke stukken van die kering concreet versterkt moeten worden (op projectniveau). Dat gaat meestal om een gedeelte en niet om het hele traject.

De waterschappen en RWS zijn voortdurend bezig om de keringen waar nodig te versterken via het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De versterkingsprojecten worden op basis van urgentie geprogrammeerd. Als een kering wordt versterkt, dan wordt deze in principe ontworpen met een levensduur van 50 tot 100 jaar. Daarbij houdt men rekening met actuele klimaatscenario's.

Zo zijn we voorbereid op de toekomst. Om ons land veilig te houden is het essentieel om te blijven werken aan waterveiligheid. Dit werk is nooit af.

De beheerders hebben tenslotte ook de zorgplicht om als het nodig is maatregelen te treffen in het beheer en onderhoud van de keringen.

Naast het beoordelen van alle keringen is ook het rivierbed beoordeeld door de beheerder van de grote rivieren, RWS, in de Toets Grote Rivieren 2023. Er is gekeken naar de mate waarin wordt voldaan aan de afspraken over toelaten van begroeiing zoals opgenomen in de zogenoemde Vegetatielegger, omdat dit mede de belasting van het water op de keringen bepaalt. De uitkomst is dat er voor een groot deel wordt voldaan aan de Vegetatielegger. Voor een klein deel (ca. 5%) wordt nog niet voldaan en hier zijn onderhoudsmaatregelen nodig. Deze onderhoudsactiviteiten zijn onderdeel van het beheer- en onderhoudscontract van RWS of zijn belegd in beheerafspraken met terreinbeheerders en/of -eigenaren.

Daarnaast zijn ook veranderingen in de bodemligging door erosie en sedimentatie en waterstandsdaling door rivierverruimende projecten omschreven. Op deze terreinen heeft RWS geen expliciete beheertaak. Uit de toets blijkt dat de afgelopen decennia, met betrekking tot de waterstanden, een zekere mate van opstuwing is opgetreden.

In het najaar van 2023 ontvangt u, zoals eerder toegezegd, de beleidsmatige duiding van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bij het ILT-rapport over de beoordelingen en bij de Toets Grote Rivieren 2023. Dit is het Landelijk Veiligheidsbeeld van de primaire waterkeringen waarin meer context wordt gegeven bij de uitkomsten en de betekenis daarvan voor de komende jaren. Daarin wordt onder meer een gebiedsspecifieke duiding opgenomen van de beoordelingsresultaten. Vanwege de gezamenlijke verantwoordelijkheden voor de waterveiligheid en het HWBP wordt dit beeld de komende maanden eerst zorgvuldig afgestemd met de waterschappen, Rijkswaterstaat en de programmadirectie HWBP.

Daarbij wordt op basis van de beoordelingen een eerste globale kosteninschatting van de verwachte versterkingsopgave tot 2050 opgenomen. Deze kosteninschatting wordt de komende maanden uitgevoerd. Dit kost tijd, omdat er op basis van de LBO1-uitkomsten nog een inschatting moet worden gemaakt welke delen van een dijktraject daadwerkelijk versterkt moeten worden (vaak is dat niet het hele traject). Ook dit vereist zorgvuldige afstemming met de beheerders.

Een afschrift van deze brief en de bijbehorende rapporten wordt naar de besturen van de waterschappen gestuurd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven