Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2016
De fractie van het CDA heeft in de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie
voor Infrastructuur en Milieu van 20 januari jl. gevraagd om een brief waarin de verschillen
tussen het definitieve Nationaal Waterplan 2016–2021 (NWP2) en het ontwerpNWP2 worden
toegelicht. In deze brief ga ik daar op in.
Op 12 december 2014 is het ontwerp NWP-2 in de ministerraad vastgesteld. Een jaar
later is de tekst van het definitieve NWP2 op een aantal punten aangepast. Deze wijzigingen
zijn doorgevoerd naar aanleiding van de volgende vier punten:
-
– Zienswijzen die zijn ingediend;
-
– Vragen van de Tweede Kamer (twee schriftelijke verslagen en het AO Water van 24 juni
2015);
-
– Advies van de Commissie MER;
-
– Actualisaties als gevolg van beleidsontwikkeling in de periode tussen het ontwerpplan
en het definitieve plan.
Het ontwerpNWP2 heeft in de periode van 23 december 2014 tot en met 22 juni 2015 ter
inzage gelegen. Hierop zijn ruim 50 zienswijzen ontvangen. In de Nota van Antwoord
heeft het kabinet op alle zienswijzen gereageerd en aangegeven welke passages in het
NWP2 op basis van deze zienswijzen zijn aangepast.1 Lang niet alle zienswijzen hebben tot tekstaanpassingen geleid. In de reacties worden
ook veel vragen beantwoord en nadere toelichtingen gegeven. Uit de zienswijzen bleek
overigens veel betrokkenheid bij de onderwerpen van het NWP2. Veel partijen gaven
ook complimenten over het gevoerde proces.
De grootste wijzigingen in het NWP2 zijn doorgevoerd in hoofdstuk 4 over waterkwaliteit.
Dit naar aanleiding van de zorgen die hierover zijn geuit door uw Kamer en die ook
in de zienswijzen naar voren zijn gebracht. De gevraagde beleidsimpuls staat beschreven
op pagina 26–27 en gaat in op de verbetering van de regie op waterkwaliteit door de
Stuurgroep Water, gezamenlijke actie door overheden en maatschappelijke/belangenorganisaties
via de Verklaring van Amersfoort en de verdere uitwerking van het werkprogramma waterkwaliteit.
Daarnaast is een aantal specifieke acties toegevoegd (de vijf acties op pagina 27).
Verder is in het hoofdstuk over waterkwaliteit bij de aanpak van geneesmiddelen een
stuk toegevoegd over de nationale ketenaanpak (blz. 27–29). Ook is een stuk toegevoegd
over monitoring (blz. 29). Dit op advies van de commissie MER. Hierin wordt aangekondigd
dat het kabinet de monitoringsprogramma’s rond waterkwaliteit samen met andere overheden
gaat evalueren en waar nodig aanpast. Daarnaast is de aanpak van «zeer zorgwekkende
stoffen» opgenomen (blz. 29). Bij het stuk over bodem, grondwater en drinkwater (blz.
30–31) wordt nu ook het Programma Bodem en Ondergrond genoemd en de gebiedsdossiers
die provincies per drinkwaterwingebied hebben opgesteld. Voor de bovengenoemde aanvullingen
geldt overigens dat dit vrij korte tekstpassages betreft.
De Commissie voor de Milieueffectrapportage heeft een advies over de plan-MER en de
Passende Beoordeling uitgebracht. Conclusie was dat in het plan geen essentiële informatie
ontbreekt voor het te nemen besluit. Wel hebben de aanbevelingen die de commissie
heeft gedaan geleid tot een aantal kleine tekstaanpassingen. Naast het hierboven reeds
genoemde punt over monitoring is in de tekst ook op een aantal plekken een verwijzing
naar de Omgevingsvisie toegevoegd. Advies was om in de Nationale Omgevingsvisie aandacht
te geven aan met name de punten: verbetering waterkwaliteit, gebruiksruimte Noordzee
en synergie water en natuur.
Tot slot is een aantal actualisaties doorgevoerd als gevolg van beleidsontwikkeling
in de periode tussen het ontwerpplan en het definitieve plan. Zo zijn bijvoorbeeld
de resultaten van de stresstest zoetwatervoorziening toegevoegd en actualisaties op
het gebied van de internationale waterambitie en innovatie in relatie tot de Topsector
Water. Overigens betreft het niet alleen toevoegingen. Acties die in 2015 zijn afgerond,
zijn verwijderd uit de tekst. Het complete overzicht van de actualisaties is opgenomen
in bijlage 3 van de Nota van Antwoord.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus