31 710 Deltaprogramma

Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2011

Nederland is de best beveiligde delta van de wereld en ik vind het belangrijk om dit zo te houden. Om dat te realiseren, moet veel werk worden verzet en voorbereid. In deze brief beschrijf ik de stand van zaken rond het waterveiligheidsbeleid. Hierbij zal ik specifiek ingaan op de resultaten van de Derde Toetsing. Deze resultaten vormen de basis voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma. Conform mijn toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg waterkwantiteit op 20 juni 2011 (Kamerstuk 27 625, nr. 231), informeer ik u in deze brief ook over de nieuwe waterschapsbelastingssystematiek. Ten slotte geef ik mede invulling aan mijn toezegging, van eveneens 20 juni jongstleden, om de financiële waterveiligheidsopgave nader uit te werken.

Ik streef ernaar om in 2014 met een samenhangend pakket te komen met de belangrijke en noodzakelijke beslissingen op het gebied van waterveiligheid voor de toekomst: een Deltaplan Waterveiligheid. Rekening houdend met de recente ontwikkelingen, zoals de ondertekening van het Bestuursakkoord Water en het advies van de deltacommissaris inzake de borging van het Deltaprogramma1, geef ik met deze brief een vervolg aan mijn brief van 22 april 2011 (TK 27 625, nr. 190) over de waterveiligheidsopgave.

Resultaten landelijke toetsing waterveiligheid en het vervolg

In de Waterwet is voor de beheerder van de primaire waterkering de verplichting opgenomen om periodiek de waterstaatkundige toestand van de primaire waterkeringen te toetsen. Deze reguliere toets op veiligheid zorgt ervoor dat waterkeringbeheerders de staat van de primaire waterkeringen scherp in de gaten houden en dat tijdig nieuwe inzichten worden toegepast. In de Derde Toetsing is 3767 kilometer dijken, duinen en dammen die direct of indirect beschermen tegen de kracht van het buitenwater getoetst.

Door aanpassingen van de voorloper van de Waterwet is bij de Derde Toetsing ongeveer 170 kilometer meer getoetst dan in de Tweede Toetsing. Het toetsresultaat kan per waterkering of kunstwerk luiden «voldoet aan de norm», «voldoet niet aan de norm» of «nader onderzoek». Indien de waterkering niet voldoet aan de norm, schrijft de Waterwet voor dat er verbeteringsmaatregelen moeten worden uitgevoerd. Als het oordeel luidt «nader onderzoek», betekent dit dat de waterkeringbeheerder extra onderzoek zal moeten uitvoeren om tot een oordeel te komen.

Door de periodieke landelijke toetsing waterveiligheid wordt een steeds beter inzicht verkregen in de toestand van de primaire waterkeringen. Uit de rapportages van de waterschappen en de provinciale veiligheidsoordelen zijn geen acute veiligheidsproblemen naar voren gekomen. Een nadere inhoudelijke duiding van de resultaten van de Derde Toetsing waarover ik partijen heb geconsulteerd, is bijgevoegd als bijlage 12.

Uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing, opgesteld door de Inspectie Verkeer en Waterstaat op basis van de provinciale oordelen, blijkt dat het deel van de keringen dat voldoet aan de veiligheidsnorm is toegenomen (van 1590 naar 2308 kilometer).

De categorie «nader onderzoek» is sterk gedaald (van 1329 naar 234 kilometer). Ik hecht er sterk aan een goed overzicht te hebben van de feitelijke toestand van de waterkeringen en ben dan ook blij dat het percentage «nader onderzoek» sterk is gedaald van 37% naar zo’n 6%. Om een zo volledig mogelijk dekkend beeld te hebben, ben ik van plan op korte termijn te starten met een Verlengde Derde Toetsing.

Mede door het toegenomen inzicht in de toestand van de waterkeringen is het percentage van de waterkeringen dat niet voldoet aan de norm in de Derde Toetsing gestegen (van 680 naar 1225 kilometer). Ongeveer de helft van de dijken en duinen die niet voldoen aan de norm staat al op de rol om aangepakt te worden binnen de lopende programma’s, zoals het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. De overige keringen zullen binnen het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma worden aangepakt.

Verlengde Derde Toetsing

In het Bestuursakkoord Water zijn afspraken gemaakt over het op korte termijn starten van een verlengde derde toetsing voor de keringen waarvoor nog nader onderzoek nodig is. Met name voor de kunstwerken is een extra slag nodig om tot een aanvullend toetsoordeel te komen. Het toetsinstrumentarium uit de derde ronde toetsing zal ook worden gehanteerd voor deze verlenging. Eind 2013 moeten de resultaten worden opgeleverd, zodat deze kunnen worden benut bij het opstellen van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Voor deze verlengde toetsronde wordt, in overleg met de verschillende partijen in het huidige toetsproces, een draaiboek opgesteld. In dit draaiboek worden de planning en de verantwoordelijkheden van de partijen tijdens de verlengde toetsronde vastgelegd.

Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma

Voor een nieuw op te stellen Hoogwaterbeschermingsprogramma zijn in het Bestuursakkoord Water afspraken gemaakt om te komen tot een doelmatig en beheersbaar programma. Waterschappen en Rijk hebben gezamenlijk een aantal van deze afspraken over de financiering, beheersing, programmering en toetsing verder uitgewerkt. Hierover voer ik nog nader overleg met de waterschappen. De volgende stap is een noodzakelijke wijziging van de Waterwet op een aantal onderdelen. Het streven is om dit wetsvoorstel uiterlijk in het najaar van 2012 aan u toe te zenden.

Programmering en raming

Ervaringen met het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma leren dat het essentieel is om voldoende tijd te nemen voor de voorbereiding van een nieuw programma. Tijd is nodig om te komen tot een gedegen ontwerp, kostenraming, prioritering en planning. Dit is ook een belangrijke conclusie in het advies van de taskforce Ten Heuvelhof over het Hoogwaterbeschermingsprogramma (TK 27 625, nr. 177). Op basis van de resultaten van de Derde Toetsing wordt gezamenlijk met de waterschappen een programma opgesteld, inclusief een prioriteitenstelling. In dit programma worden ook de keringen in beheer bij Rijkswaterstaat betrokken. Rijk en waterschappen zullen een gezamenlijk programmabureau oprichten dat tot taak heeft het (jaarlijkse) programma voor te bereiden, de besluitvorming over de programmering en prioritering te faciliteren, het vastgestelde programma uit te laten voeren door het beschikbaar stellen van de financiële middelen en de consequenties van kennis en nieuwe inzichten voor de sterkte en belasting van de primaire waterkeringen inzichtelijk te maken. De komende periode zal ik dit samen met de waterschappen nader uitwerken in bestuurlijke afspraken. Conform de afspraak in het Bestuursakkoord Water geven de provincies daarbij aan bij welke verbetermaatregelen nauwe betrokkenheid van de provincie aan de orde is vanwege de ruimtelijke relevantie en haar rol als gebiedsregisseur.

Het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma zal in 2014 gereed zijn. Dit programma zal deel uitmaken van het samenhangend pakket van maatregelen dat ik in mijn brief van 22 april jongstleden het integraal waterveiligheidsprogramma (Deltaplan Waterveiligheid) heb genoemd. Dit programma zal ik in 2014 aan uw Kamer aanbieden.

Bekostiging

De versterking van keringen in beheer bij het Rijk blijft voor 100% door het Rijk bekostigd. Gelet op het nationale belang van de hoogwaterbescherming is en blijft solidariteit in de financiering het kernpunt. In het Bestuursakkoord Water is opgenomen dat er afgestapt wordt van de 100% rijksfinanciering van de versterkingswerken in beheer van de waterschappen. De waterschappen gaan in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma 50% bijdragen aan de kosten voor de versterking van primaire waterkeringen die bij henzelf in beheer zijn.

De waterschapsfinanciering bestaat uit het (centrale) solidariteitsdeel dat verevend wordt over alle waterschappen en een projectgebonden aandeel van het waterschap aan de eigen projecten, een zogenaamde doelmatigheidsprikkel. Het is daarbij van belang om te komen tot een goede balans tussen doelmatigheid en solidariteit voor een evenwichtige lokale lastenontwikkeling bij de individuele waterschappen. Ik zal deze lastenontwikkeling nauwgezet volgen conform het verzoek in de motie Jacobi en Koppejan (TK 2010–2011, 27 625, nr. 206). Daarnaast zal ik u informeren indien deze lastenontwikkeling meer dan 5% jaarlijks gaat bedragen, zoals door uw Kamer verzocht in de motie Van Veldhoven c.s. (TK 2011–12, 27 625, nr. 215).

Uit een eerste analyse blijkt dat een projectgebonden aandeel van 10% voor de waterschappen haalbaar is, maar dit voorstel wil ik de komende periode door een onafhankelijke externe partij laten verifiëren. Naast een projectgebonden aandeel van 10% zal de bekostiging van een versterkingsmaatregel bestaan uit een (centrale) bijdrage van 90%, die is opgebouwd uit 50% rijksbijdrage en 40% vanuit de vereveningsbijdragen van de waterschappen. Voor het bepalen van de vereveningsbijdrage per waterschap worden de verdeelsleutels gehanteerd zoals vastgelegd in de wijziging van de Waterwet en de Waterschapswet houdende financiële bijdragen aan verbetering van primaire waterkeringen van de waterschappen, de zogenoemde «Spoedwet 100 miljoen».

De gezamenlijke bijdrage van de waterschappen loopt op van € 81 miljoen in 2011 tot € 131 miljoen in 2014 en € 181 miljoen euro per jaar vanaf 2015. Deze bijdragen worden gestort op een hiervoor te openen «Dijkrekening» en verantwoord als ontvangst in de begroting van het Deltafonds. Door de bestemming van de bijdrage van de waterschappen en de verhouding tussen de waterschaps- en de rijksbijdrage aan de bekostiging van de waterschapskeringen in de Waterwet vast te leggen, wordt gegarandeerd dat de gezamenlijk ter beschikking gestelde middelen alleen ten goede komen aan de versterking van de primaire keringen die in het beheer zijn van de waterschappen.

De aanwending van het programmabudget zal, met als formele eindverantwoordelijke het Rijk, in de praktijk gezamenlijk met de waterschappen vorm worden gegeven. Naast de reguliere verantwoording aan uw Kamer over de uitgaven die ten laste van het programmabudget zijn gedaan, krijgen de waterschappen een gedetailleerd verslag van de middelen die zijn binnengekomen op de Dijkrekening, de uitgaven die zijn gedaan en de wijze waarop eventuele overschotten zijn doorgeschoven. Met de beschikbaar komende middelen zal het lopende Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma worden afgerond en wordt een start gemaakt met het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Beheersing en doelmatigheid

Om tot een beheerst en doelmatig programma te komen, worden naast het projectgebonden aandeel ook andere financiële prikkels gehanteerd, zoals het maken van afspraken met de waterschappen over de verantwoordelijkheid voor de uitvoeringsrisico’s.

Voor de kosten van voorbereiding, administratie en toezicht zal gewerkt worden met een opslagpercentage dat gerelateerd is aan de omvang van het project. Deze doelmatigheidsprikkels zullen in een spelregelkader worden opgenomen. Dit spelregelkader bij de subsidieregeling regelt de bijdrage uit de centrale financiële middelen en zal in 2014 gereed zijn.Andere maatregelen ter bevordering van de doelmatigheid zijn het uniformeren van projectaanpak, ontwerp en inkoop, een gezamenlijke marktbenadering en het bundelen van projecten over de grenzen van waterschappen heen. Het programmabureau van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma zal deze aanpak samen met de keringbeheerders uitwerken. Daarbij kan worden voortgebouwd op wat in de lopende programma's zoals Ruimte voor de Rivier en het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma al is bereikt.

Waterschapsbelastingen

In het Bestuursakkoord Water is een herziening van het belastingstelsel van de waterschappen aangekondigd, met het oog op een evenwichtige verdeling over de belastingplichtigen van de lastenstijging die voortkomt uit de waterschapsbijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma, zoals hiervoor beschreven onder bekostiging van het nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma. De voorstellen van de waterschappen zijn hiervoor het vertrekpunt. Deze voorstellen beogen ook de problematiek rond de kostentoedeling voor de «categorie ongebouwd3» op te lossen en een verdere vereenvoudiging en transparantie door te voeren. Het wetsvoorstel dat nu in voorbereiding is, voorziet hierin.

Deltabeslissing Waterveiligheid: wettelijk beschermingsniveau en ontwikkeling gebiedsgerichte strategieën

In het Nationaal Waterplan en in het Deltaprogramma is aangegeven dat bezien zal worden of tot 2050 beschermingsniveaus nodig zijn die nog beter dan de huidige strenge beschermingsniveaus passen bij de toename van het aantal mensen en de toename van de economische waarde achter de dijken. Naar aanleiding van het advies van de commissie Veerman zijn door Deltares twee studies uitgevoerd, een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) en een slachtofferrisicoanalyse. Beide technische studies stuur ik u bijgaand toe (bijlagen 2 en 3)2. Bij deze studies is rekening gehouden met de toekomstige demografische en economische ontwikkelingen en de verwachte klimaatverandering en bodemdaling voor de periode tot 2050.

Het CPB en het Expertisenetwerk Waterveiligheid hebben in het kader van kwaliteitsborging een second opinion uitgevoerd. Bedacht moet worden dat beide studies modelmatig van karakter zijn en daarmee slechts een benadering van de feitelijke omstandigheden kunnen weergeven. De keuze van uitgangspunten en scenario's zijn sterk bepalend voor de uiteindelijke uitkomsten. Dit betekent dat de uitkomsten niet anders dan indicatief moeten worden beschouwd.

Vervolgproces om te komen tot de deltabeslissing waterveiligheid

Uit de technische analyses blijkt dat voor het grootste deel van Nederland de huidige wettelijke beschermingsniveaus ook voor de komende decennia nog steeds passend te zijn en nog een tijd meekunnen. De aanbeveling van de Commissie Veerman om het beschermingsniveau voor alle gebieden in Nederland met een factor 10 te verhogen, wordt door de uitkomsten van de MKBA en de slachtofferrisicoanalyses niet ondersteund. Wel duiden de analyses op drie aandachtsgebieden: het rivierengebied, delen van de regio Rijnmond-Drechtsteden en Almere.

Beslissingen over beschermingsniveaus kunnen mijns inziens niet alleen gebaseerd worden op rekenkundige exercities en aannames, maar moeten óók en juist genomen worden op basis van een bestuurlijke en politieke dialoog. Dit is dus te meer noodzakelijk omdat de uitgevoerde analyses (onder andere wat betreft ingeschatte kosten) met stevige onzekerheden zijn omgeven. Voorts moet veelal terug gevallen worden op aannames met forse bandbreedtes. De analyses zijn derhalve bouwstenen op basis waarvan met alle partijen per gebied bekeken moet worden welke maatregelen voor de waterveiligheid nodig en mogelijk zijn. Maatwerk is nodig, waarbij niet alleen wordt gekeken naar extra preventieve maatregelen (zoals dijkversterkingen), maar ook naar ruimtelijke oplossingen en een verdere verbetering van de rampenbeheersing.

Deze meerlaagsveiligheidsbenadering is voor het kabinet de centrale benadering conform het Nationaal Waterplan. Een aantal gebiedspilots meerlaagsveiligheid ondersteunt deze benadering op dijkringniveau. In de praktijk blijkt het, dankzij een goede samenwerking, mogelijk om de waterveiligheid in een bepaald gebied te verbeteren door middel van een samenhangende aanpak van preventie, ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing. Een syntheserapport met de belangrijkste resultaten van de gebiedspilots meerlaagsveiligheid is opgesteld en treft u bij deze brief (bijlage 4)2. Ook de Raden voor de Leefomgeving en Infrastructuur pleiten in hun recente advies «Tijd voor Waterveiligheid» voor een nadere invulling van meerlaagsveiligheid. Teneinde een goede invulling te geven aan de ruimtelijke aspecten van dit concept, wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een aanpak om met ruimtelijke maatregelen de gevolgen van een eventuele overstroming te verminderen met speciale aandacht voor vitale functies en kwetsbare objecten.

In het kader van het Deltaprogramma -ter voorbereiding van de deltabeslissingen- zullen de samenwerkende partners in de gebiedsgerichte deelprogramma’s gezamenlijk de komende twee jaar in kaart brengen welke slimme combinaties van maatregelen mogelijk zijn om de veiligheid in de toekomst te waarborgen en waar nodig het beschermingsniveau te verhogen. Op deze manier wordt de komende jaren duidelijk wat de veiligheidsopgave concreet betekent in termen van kosten, ruimte, draagvlak, haalbaarheid en betaalbaarheid. Uitgangspunten hierbij zijn het voorkomen van afwenteling (zowel naar andere partijen, volgende generaties als andere schaalniveaus) en het bereiken van een maximale kosteneffectiviteit van de maatregelen.

Terwijl gezamenlijk toegewerkt wordt naar een breed gedragen beslissing over de beschermingsniveaus en een nationaal beleidskader voor de ontwikkeling van bebouwd gebied, wordt ook toegewerkt naar verschillende oplossingen om aan de beschermingsniveaus te (blijven) voldoen. De uiteindelijke beslissingen worden in samenhang genomen.

Zoals ook in het Nationaal Waterplan en het Deltaprogramma is opgenomen, is het van belang bij het nemen van de deltabeslissingen te kunnen vaststellen of, in hoeverre en op welke plaatsen in Nederland een hoger beschermingsniveau aan de orde is. Daartoe heb ik de deltacommissaris, conform zijn taakomschrijving in de Deltawet, gevraagd de komende jaren de regie te voeren in samenwerking met de betrokken bestuurders in het Deltaprogramma. In dat kader zullen gebiedsgerichte strategieën worden ontwikkeld waarmee de veiligheidsopgaven in samenhang kunnen worden gerealiseerd.

In 2014 komt de deltacommissaris in overleg met de partners in het Deltaprogramma met een voorstel voor mogelijke normactualisatie en andere maatregelen. Op basis daarvan neem ik een beslissing. Net als het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma zullen deze beslissingen en maatregelen ook onderdeel uitmaken van het Deltaplan Waterveiligheid.

Omvang Deltafonds

Tijdens het Algemeen Overleg waterkwantiteit op 20 juni jongstleden is gesproken over de financiële opgave. Inmiddels is er een dummy Deltafonds, dat bedoeld is om een beeld te geven van de opzet van het Deltafonds. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2012, heeft besluitvorming plaatsgevonden over de omvang van het Deltafonds. Deze is in de periode 2021–2028 circa € 1,35 miljard per jaar (inclusief de bijdrage van de waterschappen). Na aftrek van de kosten van het beheer en onderhoud, de reservering voor renovatie en vervanging, de apparaatskosten Rijkswaterstaat, de kasschuif ten behoeve van het Bestuursakkoord Water en de reservering voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma, de Afsluitdijk en enkele andere aanlegprojecten resteert voor de periode 2021–2028 een investeringsruimte van circa € 2,3 miljard.

In de brief van 14 juni jongstleden over de investeringsagenda mobiliteit en water (TK 32 500 A, nr. 83) aan uw Kamer is aangegeven dat deze investeringsruimte bestemd is voor de komende twee à drie kabinetten. Het kabinet wil daarom deze kabinetsperiode hiervan maximaal 3/8 concreet verplichten. Het is aan de volgende kabinetten om een besluit te nemen over de aanwending van de resterende 5/8 deel. Dit kabinet kan daarmee nog € 0,7 miljard inzetten voor waterprojecten in voorbereiding.

Financiering Deltaprogramma

Na het Algemeen Overleg waterkwantiteit op 20 juni 2011 heb ik de deltacommissaris gevraagd om nader in te gaan op de borging van de financiering van het Deltaprogramma. Dit heeft geleid tot het advies «Analyse en advies borging financiering Deltaprogramma», opgenomen in het Deltaprogramma 2012. Ik denk dat dit advies in belangrijke mate tegemoet komt aan de wens van uw Kamer om een beter overzicht te krijgen van de financiën van het waterbeleid.

Op het gebied van waterveiligheid worden momenteel veel programma’s en projecten uitgevoerd of voor de uiteindelijke uitvoering voorbereid. Het gaat daarbij om programma’s zoals:

  • Hoogwaterbeschermingsprogramma-2 (inclusief de Zwakke Schakels Kust)

  • Ruimte voor de Rivier

  • De Maaswerken (Grensmaas en Zandmaas)

  • Nadere uitwerking rivierengebied (NURG)

  • Herstel steenbekledingen Oosterschelde en Westerschelde

  • Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma (rijkswaterkeringen)

  • Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma (waterschapskeringen)

  • Toekomst Afsluitdijk

  • Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum

  • Legger Vlieland-Terschelling

  • Toename zandsuppletievolume kust

Het complete overzicht van programma’s en projecten is opgenomen in het MIRT-projectenboek. Daarin staat ook een overzicht van de MIRT-onderzoeken die in het kader van het Deltaprogramma worden uitgewerkt.

Mede dankzij het Bestuursakkoord Water, kunnen de lopende uitvoeringsprogramma’s, waarvan een aantal hierboven zijn genoemd, onverminderd worden uitgevoerd. Door besluitvorming over de omvang van het Deltafonds is er nu voor de periode tot 2028 circa € 12 miljard gereserveerd voor waterveiligheidsprogramma’s. Hiervan is voor de lopende uitvoeringsprogramma’s een budget beschikbaar van ongeveer € 5,3 miljard vanaf 2011. Voor een groot aantal programma’s in voorbereiding, zoals het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma, Afsluitdijk en Ooijen-Wanssum is circa € 4,5 miljard gereserveerd. Er resteert dan ongeveer € 2,3 miljard aan investeringsruimte tot 2028. Omdat ik prioriteit geef aan waterveiligheid ben ik voornemens om het nog resterende deel van de 3/8 investeringsruimte (€ 0,7 miljard) in te zetten voor verbetering van de afgekeurde rijkswaterkeringen van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ooijen-Wanssum, de legger Vlieland-Terschelling en toename zandsuppletievolume kust.

De komende jaren is er nog veel werk aan de winkel om, als onderdeel van het Deltaprogramma, projecten en kostenramingen van de verschillende programma’s in voorbereiding en in onderzoek verder te concretiseren. Bij de uitwerking van de programma’s in voorbereiding en onderzoek zal scherp gestuurd worden op de financiële inpassing, door maatregelen en voorzieningen zo doelmatig en sober mogelijk in te richten en goed te kijken naar de gewenste prioritering en planning in de tijd.

Samenvattend is er dus tot 2028 in totaal een bedrag van circa € 12 miljard beschikbaar voor waterveiligheidsprojecten. Desondanks ben ik net als de deltacommissaris van mening dat op de wat langere termijn een extra financiële opgave voor de rijksbegroting niet valt uit te sluiten, zeker wanneer de mogelijkheden om de druk op de rijksbegroting te verminderen (onder andere financiering door derden) ontoereikend mochten blijken. Uiterlijk in 2014 zal ik hierover duidelijkheid kunnen verschaffen.

Ten slotte

Met deze brief heb ik u een beeld geschetst van belangrijke werkzaamheden op het terrein van waterveiligheid:

  • de resultaten van de Derde Toetsing geven een veel beter beeld van de toestand van de waterkeringen.

  • Verder wordt er hard gewerkt aan de voorbereiding en uitwerking van programma’s en projecten op het gebied van waterveiligheid, waarmee een volgend kabinet aan de slag zal moeten gaan.

  • Tegelijkertijd kan ik, mede dankzij ondertekening van het Bestuursakkoord Water, alle waterveiligheidsprogramma’s en projecten die uitvoeringsgereed zijn uitvoeren. Daarvoor zijn de noodzakelijke middelen beschikbaar.

Al deze activiteiten zijn van groot belang om Nederland ook in de toekomst te beschermen tegen overstromingen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

«Analyse en advies borging financiering Deltaprogramma» – Deltaprogramma 2012, pagina 60–69; september 2011.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Categorie onbebouwd zijn de onbebouwde percelen, zoals weilanden, erven en wegen bij agrarische bedrijven.

Naar boven