nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2009
Hierbij doe ik u toekomen een wijziging van het Ontslagbesluit.1 Met deze wijziging wordt invulling gegeven aan «de
andere maatregelen in het belang van het behoud van vakmanschap» zoals
aangekondigd in de brief van 25 maart 2009 aan de voorzitter van de Tweede
Kamer betreffende de resultaten van het sociaal overleg d.d. 24 maart
2009 (Kamerstukken II 2008/09 31 700 XV, nr. 56). De maatregel geeft
tegelijkertijd uitvoering aan bij de in de Tweede Kamer aangenomen motie van
het lid Van Hijum c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XV, nr. 60)
waarin de regering wordt verzocht het mogelijk te maken om bij ontslag rekening
te houden met de kennis en competenties van werknemers door het«onmisbaarheidscriterium»
en/of de toepassing daarvan te verruimen.
De maatregel wordt getroffen in het kader van de huidige economische crisis
en stelt werkgevers in staat werknemers te behouden waarvan zij menen dat
zij voor het functioneren van de onderneming zowel tijdens als na de crisis,
als de bedrijvigheid weer toeneemt, van zodanig belang zijn dat ontslag van
deze werknemers moet worden voorkomen. De maatregel sluit aan bij het eerder
getroffen Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten om ontslag te voorkomen
van werknemers die naar het oordeel van de werkgever essentieel zijn om te
behouden voor de periode na de economische crisis.
In het Ontslagbesluit is geregeld, dat voor het bepalen van de ontslagkeuze
bij het vervallen van arbeidsplaatsen binnen een categorie uitwisselbare functies
het afspiegelingsbeginsel van toepassing is. Afspiegeling houdt in dat aan
de hand van een indeling in leeftijdsgroepen (15–25, 25–35, 35–45,
45–55 en 55 jaar en ouder) bepaald wordt in welke (getalsmatige) volgorde
werknemers voor ontslag in aanmerking komen. De maatregel stelt de werkgever
in staat af te wijken van het afspiegelingsbeginsel en werknemers te behouden
die over zodanige kennis en bekwaamheden beschikken, dat hun ontslag voor
het functioneren van de onderneming bezwaarlijk zou zijn. Deze
mogelijkheid komt in plaats van het zogenoemde onmisbaarheidscriterium waaraan
hiervoor is gerefereerd.
Vanwege hun in de regel zwakkere arbeidsmarktpositie moet worden voorkomen
dat toepassing van de mogelijkheid tot afwijking er toe leidt dat een werkgever
bovenmatig meer jongere of oudere werknemers voor ontslag voordraagt. Er is
dan ook voorzien in een regeling op grond waarvan toepassing van de afwijkingsmogelijkheid
er niet toe mag leiden dat door de werkgever meer werknemers in de leeftijdsgroepen
van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar en ouder voor ontslag worden voorgedragen
dan zonder toepassing van de afwijkingsmogelijkheid het geval zou zijn, waarbij
een afwijking is toegestaan van maximaal 10%.
Gelet op het karakter van de regeling waarbij een werkgever aannemelijk
moet maken dat het ontslag van een bepaalde werknemer voor het functioneren
van de onderneming bezwaarlijk zal zijn, zal toepassing hiervan zich in hoofdzaak
beperken tot de zogenoemde MKB bedrijven. Voor een verdere toelichting op
de maatregel verwijs ik u naar de bijgevoegde wijziging van het Ontslagbesluit.
Net als het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten heeft ook deze
maatregel een tijdelijk karakter. Het Ontslagbesluit zal in beginsel met ingang
van 1 september 2011 weer zodanig worden gewijzigd, dat het voorheen
bestaande onmisbaarheidscriterium weer zal gaan gelden. Hiermee wordt (met
inbegrip van de periode gedurende welke een werkgever een vergoeding verschuldigd
is aan het UWV vanwege voortijdig ontslag van een werknemer) aangesloten bij
de periode gedurende welke het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten
geldt.
De maatregel zal voor die tijd worden geëvalueerd aan de hand waarvan
zal worden bezien hoe met deze mogelijkheid tot afwijking is omgegaan, wat
de effecten daarvan zijn en in welke mate hieraan nog behoefte bestaat. Voor
een dergelijke evaluatie is het uiteraard nodig dat de toepassing van de maatregel
wordt gemonitord. Hiervan zal voor de zomer van 2010 verslag worden gedaan
aan de Tweede Kamer. Mocht daar op dat moment aanleiding toe bestaan dan zal
de maatregel worden aangepast.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner