nr. 128
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2009
Defensie heeft de herontwikkeling van de Kromhoutkazerne in Utrecht, waar
onder andere het hoofdkwartier van de Koninklijke landmacht wordt gevestigd,
door middel van Publiek-Private Samenwerking (PPS) aanbesteed. De hierbij
gevolgde aanbestedingsprocedure is de zogenaamde «Concurrentiegerichte
Dialoog». Huisvesting van en facilitaire dienstverlening voor 3000 werkplekken
wordt voor de komende 25 jaar door het consortium Komfort verzorgd. Het is
de eerste keer dat Defensie van PPS gebruik heeft gemaakt. De aanbesteding
en de totstandkoming hierbij van de DBFMO-overeenkomst (Design, Build, Finance,
Maintain and Operate) is geëvalueerd. Het belangrijkste doel is gehaald.
De geïntegreerde aanpak van de huisvesting en dienstverlening gaat volgens
de huidige inzichten resulteren in een doelmatigheidswinst van ongeveer 15%.
Defensie heeft geleerd van het proces om tot een DBFMO-overeenkomst te
komen. De concurrentie tussen de consortia die zich hadden ingeschreven en
de intensieve dialoog met Defensie hebben geleid tot verschillende innovatieve
oplossingen, die bij een traditionele aanbesteding vermoedelijk niet zouden
zijn gerealiseerd. Daarbij speelt de levensduurbenadering van de consortia
een grote rol. Dit onderstreept hoe belangrijk een integrale benadering van
investeringen en exploitatie is, ook voor traditionele aanbestedingen.
Het is van belang gebleken om in een zo vroeg mogelijk stadium zo concreet
mogelijk voor ogen te hebben wat van de consortia wordt gevraagd. Daarbij
is betrokkenheid van de toekomstige gebruikers essentieel. Het tijdig duidelijk
maken welke bestaande budgetten moeten worden gebruikt voor de dekking van
de beschikbaarheidsvergoeding en welke functies betrokken zijn bij de ontvlechting
bleek moeizaam. Bij een volgend project moet hier meer en eerder aandacht
voor zijn. Dit vergemakkelijkt de besluitvorming.
Voor het project is binnen Defensie een kleine projectorganisatie opgericht
met een ruim mandaat. Dit heeft bijgedragen aan het succesvol afronden van
het aanbesteden. Gaandeweg bleek wel dat het moeilijk was om naast
deze projectorganisatie de benodigde capaciteiten in de defensieorganisatie
vrij te maken, waardoor voor verschillende specifieke deskundigheid gebruik
gemaakt is van externe inhuur. Daardoor is de doelstelling om PPS-kennis binnen
de defensieorganisatie op te bouwen en te behouden niet voldoende tot zijn
recht gekomen. Er zijn intussen afspraken met de Rijksgebouwendienst over
ondersteuning bij PPS-projecten. Niettemin moet worden bekeken hoe bij een
volgend PPS-project meer defensiecapaciteit kan worden ingezet om zo de interne
deskundigheid te vergroten.
Vanwege de onbekendheid met het voeren van zogenaamde «dialooggesprekken»
bij zowel Defensie als de consortia, is hier relatief veel tijd en geld in
gaan zitten. Dankzij de opgedane ervaringen kan dit een volgende keer sneller
en goedkoper. Niet alleen binnen het project was het wennen aan de eisen die
de «Concurrentiegerichte Dialoog» stelt, maar ook bij velen binnen
en buiten de defensieorganisatie was deze vorm van aanbesteden nog niet bekend.
Voor het draagvlak binnen Defensie en voor de samenwerking met partijen buiten
Defensie is een professionele communicatie over het PPS-project van groot
belang.
Het project Kromhoutkazerne heeft de defensieorganisatie aangezet om verder
na te denken over zaken als levensduurkosten, uitbesteding van facilitaire
diensten en outputsturing. Met de bouw van de Kromhoutkazerne is intussen
voortvarend begonnen zodat de kazerne in 2010 in gebruik kan worden genomen.
Bij dit alles teken ik aan dat bovenstaande bevindingen alleen de totstandkoming
van de DBFMO-overeenkomst betreffen.
De staatssecretaris van Defensie,
J. G. de Vries