nr. 103
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 januari 2009
In antwoord op de brief van 25 juni 2008 van de vaste commissie voor
Justitie betreffende de brief van het Nederlands Genootschap van Tolken en
Vertalers (NGTV) over het legaliseren van handtekeningen bij het opmaken van
beëdigde vertalingen bericht ik u als volgt.
Het NGTV is intensief betrokken geweest bij de voorbereiding van het wetsvoorstel
beëdigde tolken en vertalers1. In het wetsvoorstel
beëdigde tolken en vertalers, zoals aangeboden aan de Raad van State,
werd in artikel 35 voorgesteld de griffiers van de rechtbanken te belasten
met legalisatie van de bevoegdheid van de beëdigd vertaler. De Raad van
State was echter van oordeel dat de bevoegdheid uit de inschrijving in het
register blijkt en dat derhalve de noodzaak van aanvullende legalisatie niet
valt in te zien. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is het onderdeel,
waarin werd gesproken over legalisatie van de bevoegdheid van de beëdigd
vertaler, geschrapt.
Bij het ambtelijk overleg over het toen in voorbereiding zijnde concept
voor een Besluit beëdigde tolken en vertalers, stelde het NGTV dat dit
systeem niet werkt voor de internationale praktijk. Immers de ontvangende
buitenlandse instantie wenst zekerheid over de authenticiteit van de vertaling
door middel van legalisatie van een bevoegde instantie. Bij die gelegenheid
is gesproken over het ontbreken van een bepaling betreffende legalisering
van handtekeningen en de mogelijkheid dit in een reparatiewet te herstellen.
Het NGTV heeft de wenselijkheid van een dergelijke reparatie onderschreven.
Eén van de hoofddoelstellingen van de Wet beëdigde tolken
en vertalers is het instellen van een register beëdigde tolken en vertalers.
Het instellen van een register beëdigde tolken en vertalers dient ertoe
om partijen die behoefte hebben aan bijstand van een beëdigd tolk dan
wel een vertaler kennis te laten nemen van het beschikbare aanbod, dat voldoet
aan integriteits- en kwaliteitseisen.
Hieruit volgt dat partijen, indien nodig, aan de hand van een document
opgesteld door een beëdigd vertaler, kunnen controleren of de beëdigd
vertaler staat ingeschreven in het register voor beëdigde tolken en vertalers.
Het is de intentie om het register via internet openbaar toegankelijk
te maken waardoor ook buitenlandse autoriteiten en anderen wel kunnen kijken
of een tolk of vertaler ingeschreven staat.
Buiten de bovengenoemde intentie om het register openbaar toegankelijk
te maken, bestaat reeds de mogelijkheid voor buitenlandse autoriteiten om
zekerheid te kunnen krijgen over de status van een Nederlands document, en
indien noodzakelijk de daarbij behorende beëdigde vertaling.
De standaardprocedure van legalisatie van een handtekening van een beëdigd
vertaler is (in beginsel) als volgt. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse
Zaken is belast met de legalisatie van Nederlandse documenten voor gebruik
in het buitenland. De aanvrager moet zelf alle voorliggende legalisaties geregeld
hebben. De legalisatieketen is bijvoorbeeld als volgt: een vertaling, opgesteld
door een beëdigd vertaler wordt gelegaliseerd door de arrondissementsrechtbank,
vervolgens door het ministerie van Justitie en tenslotte door het ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Om de legalisatieketen te verkorten, zijn diverse verdragen gesloten.
Het meest bekende voorbeeld van een dergelijk verdrag is het Apostilleverdrag
(het Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse
openbare akten, Trb. 1963, 28). In plaats van legalisatie schrijft dit verdrag
ten aanzien van openbare akten een apostille voor, die in Nederland wordt
afgegeven door de griffier van de rechtbank. Dit verdrag heeft rechtstreekse
werking.
Het feit dat buitenlandse overheden verlangen dat vertalingen gelegaliseerd
zijn, dat wil zeggen dat aan de hand van een legalisatiestempel kan worden
vastgesteld dat een beëdigd vertaler heeft getekend voor de vertaling,
is de verantwoordelijkheid van die overheden zelf. Dit behoeft niet in Nederlandse
wetgeving te worden vastgelegd. Dat Nederlandstalige documenten met het oog
op gebruik in het buitenland door de minister van Buitenlandse Zaken aan het
slot van de legalisatieketen gelegaliseerd worden zonder dat dit wettelijk
is vastgelegd, heeft in de praktijk niet tot problemen aanleiding gegeven.
De Wbtv brengt geen verandering in bovenbeschreven procedure van legalisatie
en beoogt dat ook niet. Ik ben dan ook van mening dat de Wbtv op dit punt
geen aanpassing behoeft.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak