nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2009
Graag informeer ik uw Kamer over mijn ontmoeting met de Dalai Lama op
5 juni jl. Ik ontmoette de Dalai Lama namens de regering in zijn hoedanigheid
van religieus leider in de pastorie van de St. Jacobuskerk in Den Haag. Aan
het gesprek namen ook enkele Nederlandse religieuze leiders deel. De protestantse
kerken in Nederland werden vertegenwoordigd door scriba Plaisier, de joods-liberale
gemeenschap door emeritus-rabbijn Soetendorp, en de katholieke kerk door de
bisschoppelijke functionaris voor de interreligieuze dialoog Van Oers. De
deken van Den Haag, Van der Helm, was gastheer. Verder waren enkele medewerkers
van de religieuze leiders en van mijzelf aanwezig.
Nadat ik de Dalai Lama welkom heette, gaf ik aan dat ik drie onderwerpen
aan de orde zou willen stellen, namelijk ten eerste de vrijheid van religie,
een onderwerp dat door Nederland in contacten met de Chinese overheid veelvuldig
wordt opgebracht, ten tweede de dialoog tussen religies en ten derde de situatie
in Tibet. Daaraan voegde ik toe dat ik van mening ben dat een constructieve
dialoog tussen de vertegenwoordigers van de Dalai Lama en de Chinese autoriteiten
zou moeten leiden tot een duurzame oplossing binnen de grenzen van de Chinese
grondwet die voor alle betrokkenen aanvaardbaar is.
De Dalai Lama stelde dat zijn bezoek geen politiek karakter had. Hij was
in Nederland om spirituele harmonie te bevorderen.
Er volgde een levendige discussie, met name over de rol van religie als
inspiratiebron voor menselijk gedrag en de praktische betekenis daarvan voor
vrede. De Dalai Lama benadrukte de individuele waardigheid en individuele
vrijheid in het maken van geloofs- en levenskeuzes. Ieder mens dient bovenal
elk ander mens ten volle te accepteren, ook al deelt men niet de opvattingen
van die ander. De Nederlandse religieuze leiders sloten daarbij aan en benadrukten
dat vrijheid van religie en openstaan voor opvattingen van anderen essentieel
waren. Dialoog kon daartoe een middel zijn. Ik bracht naar voren dat dialoog
tussen religies stereotypering en botsing van culturen kon verminderen en
voorts kon voorkomen dat religie werd gebruikt als een rechtvaardiging van
onderdrukking.
De Dalai Lama merkte op dat, hoewel er verschillen waren tussen de geloofsovertuigingen,
alle religies hetzelfde doel hebben, namelijk medeleven («compassion»).
Vanuit die optiek kwam onder andere het Midden-Oostenvredesproces aan de orde.
Ik vroeg hem of deze opvatting ook kon bijdragen aan de dialoog tussen de
Chinese autoriteiten en zijn gezanten. De Dalai Lama refereerde in zijn antwoord
aan een gesprek dat hij de dag ervoor met een aantal Chinezen had gevoerd.
Na aanvankelijke aarzeling had hij toch een open discussie met hen kunnen
voeren. Zijn ervaring was dat hij met Chinezen over Tibet kon praten, maar
hij verweet de delen van de Chinese regering een gebrek aan «compassion».
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen