Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31700-IIB nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31700-IIB nr. 3 |
Vastgesteld 7 oktober 2008
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Lijst van vragen en antwoorden
Is de doorloopsnelheid bij de bestuursrechtspraak bevredigend? Zijn er doelstellingen? Worden die gehaald?
De doorloopsnelheid is bevredigend. Er is continue aandacht voor het terugdringen van doorlooptijden. Als doelstelling geldt voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad om de zaken binnen (de aangegeven normdoorlooptijden van) 52 weken voor eerste aanleg, 40 weken voor hoger beroep regulier en 23 weken (wettelijke termijn) voor hoger beroep in vreemdelingenzaken af te handelen.
De doorlooptijd is soms langer. Dan gaat het veelal om complexe zaken waarin bijvoorbeeld sprake is van een extern deskundigenonderzoek. Of bijvoorbeeld bij de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (gemiddeld 3 maanden) dat tijd vergt of van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (gemiddelde duur 2 jaar). Desondanks wordt 85% van de zaken binnen de termijn van 52 weken respectievelijk 40 weken afgedaan. Voor het hoger beroep in vreemdelingenzaken geldt dat alle zaken binnen de norm van 23 weken zijn afgehandeld.
Zoals ook blijkt uit de cijfers in de ontwerpbegroting blijven de gemiddelde doorlooptijden in alle gevallen ruim onder de hierboven genoemde normdoorlooptijden.
Verloopt de nieuwbouw en het restaurant van de gebouwen van de Raad van State, na de eerder aangekondigde vertragingen, volgens planning? Ook financieel? Wanneer zal, zoals de zaken er thans voorstaan, de Raad van State weer heelhuids in het complex aan de Kneuterdijk, Parkstraat/Oranjestraat zijn gehuisvest?
Ondermeer als gevolg van vertraging bij de oplevering door de aannemer is de nieuwbouw aan de Oranjestraat later in gebruik genomen dan voorzien (juni 2008 in plaats van najaar 2007). Het bouwproject voor de renovatie van het zogenoemde «Sleeswijkpand» in de Parkstraat en de restauratie van de monumentale panden aan de Kneuterdijk kon daardoor niet eerder dan in september 2008 starten.
Voor dit traject is een planning met de aannemer overeengekomen. De opdrachtgever (Rijksgebouwendienst) volgt nauwgezet of planning en realisatie overeenkomen. Ingevolge de overeengekomen planning zal de Raad in het eerste kwartaal van 2011 in het gerenoveerde en gerestaureerde complex zijn gehuisvest.
De uitkomst van de Europese aanbesteding van de bouwactiviteiten is in overeenstemming met de eerder gemaakte financiële veronderstellingen.
Waarom wordt vermeld dat «de Algemene Rekenkamer (AR) zal zich ook in 2009 inspannen om te voldoen aan de eisen die rijksbreed worden gesteld aan het financieel beheer, het materieel beheer en de administraties»? Is dat niet het geval?
Vraag is voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer.
Is de Nationale ombudsman (No) vrijgesteld van het programma voor de vernieuwing van de Rijksdienst?
De Nationale ombudsman is niet vrijgesteld van het programma voor de vernieuwing van de Rijksdienst. In de ontwerpbegroting IIB van 2008 is een efficiencytaakstelling verwerkt van 5 %.
Hoe stelt de Raad van State zich de terugkoppeling van knelpunten rond bureaucratisering, juridisering en Europese regelgeving voor? Komt er een periodiek verslag? Wordt het een vast onderdeel van het jaarverslag? Hoe wordt het parlement geïnformeerd?
De terugkoppeling van knelpunten inzake bureaucratisering, juridisering en Europese regelgeving zal niet in periodieke verslagen worden neergelegd. De terugkoppeling zal op verschillende manieren plaatsvinden afhankelijk van het onderwerp. Zo vindt terugkoppeling naar het bestuur in eerste instantie plaats in de motivering van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak. Die motivering moet zodanig zijn dat het bestuursorgaan daaruit lering kan trekken. Er wordt nu onderzocht waar die motivering nog beter kan en of uit de verschillende motiveringen ook meer algemene lijnen te trekken zijn. Daarnaast kunnen in voorkomende gevallen in (onverplichte) adviezen van de Raad meer algemene bestuurlijke knelpunten worden gesignaleerd, bijvoorbeeld in verband met bureaucratisering en juridisering. Ook van die mogelijkheid wil de Raad in de komende jaren meer gebruik gaan maken.
De terugkoppeling naar de Europese instellingen vindt plaats door het stellen van (prejudiciële) vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en de Europese Commissie, en via de Europese Vereniging van Raden van State en hoogste administratiefrechtelijke colleges van de Europese Unie.
De Raad zal in zijn jaarverslag aandacht besteden aan de verschillende vormen van terugkoppeling.
Is de AR betrokken bij de reorganisatie van de rijksdienst, met name waar het de bedrijfsvoering raakt? Zijn de eerder gesignaleerde «risico’s» in voldoende mate onderkend?
Vraag is voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer.
Wordt de «financiële functie bij de departementen» noodzakelijk in verband met de herinrichting van de departementale auditdiensten inderdaad versterkt?
Het kabinet is van mening dat de samenwerking tussen de departementale auditdiensten niet per definitie dwingt tot een versterking van de financiële functie. Wel heeft de vorming van de Rijksautditdienst aanleiding gegeven tot een herbevestiging en soms aanvulling van afspraken tussen de financiële functie en de auditfunctie.
Is het niet curieus dat uitgerekend de ingediende conceptbegroting van de AR dit jaar niet correct is onderbouwd met operationele doelstellingen, inclusief prestaties en kosten? Is dat een goed voorbeeld? Hoe zou de Rekenkamer oordelen over zo’n begroting van een willekeurig departement?
Vraag is voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer.
Waar komt de missie van de No (’de burger te beschermen tegen onbehoorlijk overheidsoptreden’) vandaan, waar de Grondwet het heeft over niet meer en niet minder dan «onderzoek naar gedragingen van bestuursorganen» (GW art. 78a)?
De missie is ontleend aan de wettelijke taak van de Nationale ombudsman, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De ombudsman stelt onderzoek in naar aanleiding van verzoeken (klachten) of uit eigen beweging. In het kader van deze onderzoekstaak beoordeelt de ombudsman of een bestuursorgaan zich in de door hem onderzochte aangelegenheden behoorlijk heeft gedragen. Indien naar het oordeel van de ombudsman de gedraging niet behoorlijk is, vermeldt hij in het rapport welk vereiste van behoorlijkheid is geschonden. Door in een openbaar rapport een oordeel over een gedraging van de overheid te geven, eventueel vergezeld van aanbevelingen, biedt de ombudsman de burger bescherming tegen onbehoorlijk overheidshandelen.
Wat schort er aan «besturing en organisatie» van het bureau van de No dat verdere versterking en verbetering noodzakelijk is?
De besturing en organisatie van het bureau van de Nationale ombudsman is op orde. Door onder andere een reorganisatie is veel binnen de organisatie in beweging.
Eind 2007 is de interne organisatie van het Bureau van de Nationale ombudsman ingrijpend veranderd. Nieuwe onderzoeksteams zijn geformeerd en de managementstructuur is aangepast. De besturing van de organisatie is gestroomlijnd door een kleiner managementteam te formeren dat slagvaardiger en sterker gestructureerd dan voorheen leiding geeft aan de organisatie.
In 2008 is een op die wijzigingen aansluitende aanpak tot versterking van de professionaliteit van de organisatie gestart, naast verbeteringen in het primair proces.
Het doel is te komen tot een Bureau dat zich heeft doorontwikkeld tot sterk professionele en transparante organisatie met werkwijzen die worden gekenmerkt door voortvarendheid en een op de burgers gerichte persoonlijke aanpak.
Wat is een «zorgbrief»?
In een zorgenbrief uit de Nationale ombudsman zijn zorgen over ontwikkelingen op een bepaald terrein. Het gaat om ontwikkelingen die worden gesignaleerd aan de hand van door de Nationale ombudsman ontvangen verzoekschriften. Een zorgenbrief kan zijn gericht aan de Tweede Kamer of aan het bestuur van een overheidsinstantie. Een voorbeeld van een zorgenbrief is de brief die vorig jaar aan de Tweede Kamer is gestuurd over de problemen rond de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten (Walvis) en de gevolgen daarvan voor de bevoorschotting en definitieve vaststelling door de Belastingdienst van de terugbetaling Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2006.
Is er een specifieke reden waarom het woord «juiste» in de zin van «juiste» bekendheid tussen haakjes staat?
(Juiste) bekendheid refereert naar de bekendheid met het bestaan van de Nationale ombudsman en naar de bekendheid met zijn werkterrein en werkwijze.
Welke rol gaat de No op de Nederlandse Antillen spelen? Wordt hij bevoegd voor «gedragingen» van bestuursorganen op de zgn. BES-eilanden?
Ten aanzien van Curaçao en Sint Maarten vervult de Nationale ombudsman thans geen enkele rol en daarin zal in de toekomst geen verandering komen.
De Nationale ombudsman is nu al bevoegd ten aanzien van gedragingen van Nederlandse ministers. Zodra op de BES-eilanden taken uitgevoerd gaan worden onder gezag van de Nederlandse ministers of Nederlandse ZBO’s is de Nationale ombudsman daarover bevoegd.
Het is op dit moment nog niet helder welke taken in de eindsituatie onder het gezag van de rijksoverheid uitgevoerd zullen worden en welke onder gezag van de nieuwe lokale overheid. Het is de bedoeling om de eindsituatie geleidelijk te bereiken. Het is verder de bedoeling om al op 15 december 2008 een Nederlands uitvoeringskantoor in te richten op de BES-eilanden. Ingeval en voor zover daarin taken uitgevoerd gaan worden onder gezag van de Nederlandse ministers of ZBO’s is de Nationale ombudsman daarover bevoegd. Het is op dit moment niet duidelijk onder wiens gezag de taken op het uitvoeringskantoor in eerste aanleg zullen worden uitgevoerd.
De Nederlandse ambtenaren die op de BES-eilanden worden gedetacheerd zullen waarschijnlijk in het begin Antilliaanse wetgeving uitvoeren en pas later, geleidelijk steeds meer, Nederlandse wetgeving. Aangenomen mag worden dat de taken die onder gezag van Nederlandse ministers of ZBO’s worden uitgevoerd vanaf 15 december 2008 tot de eindsituatie ook geleidelijk zullen toenemen. Afhankelijk van de situatie zal mogelijk de bevoegdheid van de Nationale ombudsman mee ontwikkelen. De bevoegdheid van de Nationale ombudsman ten aanzien van gedragingen van Nederlandse ministers en ZBO’s betreft zowel onderzoek op verzoek als onderzoek uit eigen beweging.
Ten aanzien van de openbare lichamen Saba, St-Eustatius en Bonaire is het voorstel dat de eilandsraden – net als gemeenteraden – kunnen kiezen of zij de afwikkeling van klachten over gedragingen van de bestuursorganen van de openbare lichamen, opdragen aan een eilandelijke ombudsman of ombudscommissie of een gezamenlijke ombudsman of ombudscommissie dan wel dat zij aansluiten bij de Nationale ombudsman. Het is op dit moment de bedoeling dat het wettelijke systeem zo wordt opgezet, dat uitgangspunt is de aansluiting bij de Nationale ombudsman. De eilandsraden kunnen echter een eigen of gemeenschappelijke ombudsvoorziening in het leven roepen waardoor de Nationale ombudsman niet langer bevoegd is. Dit is conform de regeling in de Gemeentewet en de Wet Nationale ombudsman.
Is de toenemende complexiteit van de verzoekschriften zo’n groot probleem aan het worden dat er reële risico’s voor het uit balans raken van de No bestaan? Kunnen die risico’s worden geëxpliciteerd?
Veel klachten van burgers hebben betrekking op relatief overzichtelijke problemen, zoals non-respons of lange behandelingsduur bij overheidsinstanties.
De laatste jaren is echter een trend waarneembaar waarbij sprake is van een toenemend aantal klachten van (veelal) burgers die temaken hebben met de zgn. ketenproblematiek. Een probleem dat de burger ervaart, ontstaat dan door een aaneenschakeling van gedragingen van meerdere overheidsinstanties (bijvoorbeeld GBA-belastingdienst-UWV).
Ook de wettelijke context waarin gedragingen van overheidsinstanties moeten worden geplaatst verandert snel en is dikwijls van complexe aard. Dergelijke factoren, gecombineerd met een persoonlijker aanpak van zaken die de Nationale ombudsman nastreeft (telefonisch contact in ieder dossier, zo nodig intakegesprekken en bemiddeling) leiden ertoe dat de tijdsinzet per dossier toeneemt. Daarmee neemt de druk op de beschikbare onderzoekscapaciteit van het Bureau sterk toe.
De leiding van het Bureau waakt er voor dat geen situatie van «onbalans» ontstaat. Daartoe is o.m. onderzoek ingesteld naar mogelijkheden tot versterking van de IT-structuur binnen de organisatie en wordt het verloop van het primaire proces nauwkeurig in beeld gebracht om de efficiëntie van de processen te vergroten. En om zo objectief mogelijk en meetbaar vast te stellen wat de reële omvang van de capaciteitsbehoefte van de organisatie is.
Welke problemen voorziet de No als gevolg van de staatkundige vernieuwing van de Nederlandse Antillen?
Een ombudsmaninstituut vervult een belangrijke rol bij de ontwikkeling van goed bestuur, de bescherming en promotie van de mensenrechten in het democratiseringsproces van een land. Door naar de signalen van burgers te luisteren en door objectief en onpartijdig met de overheid te kijken naar diens handel- en werkwijzen helpt een ombudsman de overheid zich verder te ontwikkelen. De ombudsman vervult als het ware de rol van vertrouwenskatalysator tussen burger en overheid. Door snel en effectief op te treden, wordt het vertrouwen in de relatie tussen burger en overheid, versterkt en waar nodig hersteld. De ombudsman biedt daarnaast aan de burger inzicht in de wijze waarop de overheid handelt en zorgt voor een transparante en daardoor aanspreekbare overheid. Hierbij kan goed bestuur maar ook de bescherming van de mensenrechten aan de orde zijn.
Om de rol van toezichthouders op goed bestuur te kunnen vervullen speelt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de ombudsman een bepalende rol. Aangezien de ombudsman geen bindende oordelen kan geven zal, naast een grondig onderzoek, het gezag van de ombudsman zijn oordeel aanvaardbaar moeten maken voor partijen. Enige schijn van partijdigheid verstoort dit proces en kan het instituut schaden. Een startend ombudsmaninstituut heeft dan ook een zware taak om deze gezagspositie te verwerven. Hoe geringer de groep mensen waaruit een ombudsman geworven kan worden, des te meer aandacht zal er voor dit punt moeten zijn.
De No voorziet een (gemiddelde) groei van het aantal klachten met ongeveer 7% per jaar. Toch laat de prognose van 2008 op 2009 een stabiel beeld zien, lager dan de realisatie in 2006. Hoe valt dit te verklaren? Te meer waar het voorziene aantal klachten buiten het werkterrein fiks (ruim 15% stijgt) stijgt?
De Nationale ombudsman zet steeds meer in op het voorkomen van klachten. De Nationale ombudsman doet dit door de specifieke kennis die hij heeft over de relatie overheid – burger over te dragen aan overheidsinstanties. Verder is het aantal klachten dat de Nationale ombudsman ontvangt van veel meer factoren afhankelijk. Zo leert de ervaring inmiddels dat uitvoeringsproblemen bij de invoering van nieuwe wetgeving veelal leiden tot een plotselinge sterke verhoging van de instroom van klachten bij de Nationale ombudsman.
Is de aangekondigde «evaluatie» van de bekostiging van de klachtbehandeling voor decentrale overheden synoniem voor een hogere rekening? Hoeveel bedragen de werkelijke kosten? Wat legt de No gemiddeld toe op een klacht over, zeg, een gemeentelijke dienst?
Een evaluatie leidt niet standaard tot hogere kosten en dus een rekening voor de decentrale overheden. In het vergoedingenbesluit uit 2006 is vastgelegd dat eens in de drie jaar het systeem zou worden herijkt, daaraan wordt inmiddels uitvoering aangegeven.
De werkelijke kosten in 2007 waren in € 1 751 000 voor de totale afhandeling van de klachten aangaande de decentrale overheid. Ultimo 2007 kostte de behandeling van een klacht € 1 050. De totale bijdrage van de decentrale overheden aan de Nationale ombudsman bedroeg € 1 471 000. Het geconstateerde tekort van ongeveer € 280 000 is ook naar voren gekomen in de herijking.
Zijn eerdere communicatiecampagnes over de No geëvalueerd? Wat waren de uitkomsten? Hoe werken die door in de nieuwe campagnes?
Ja, sinds 2001 wordt de publieksvoorlichting jaarlijks geëvalueerd. De Postbus 51 campagnes van de Nationale ombudsman worden geëvalueerd op externe effecten. De resultaten zijn zoveel mogelijk meegenomen in de jaarverslagen van de Nationale ombudsman. Daarnaast zijn ze opgenomen in de rijksbrede evaluaties van de Postbus 51 campagnes. Tevens wordt bij iedere campagne de respons aan telefonische vragen en instroom aan klachten gemeten. Na iedere campagne wordt op basis van het beide effectmeting beoordeeld hoe het jaar daarop de voorlichting aan het publiek over het bestaan en de taken van de Nationale ombudsman wordt ingevuld.
De resultaten van de laatste Postbus 51 campagne:
– 85% meer mensen bellen en 30% meer mensen schrijven tijdens de campagnemaand;
– het bezoek aan de website neemt met een kwart toe en 3 keer zoveel mensen vragen de publieksfolder aan;
– spontane naamsbekendheid van de Nationale ombudsman stijgt naar 26% (was 17%);
– functiebekendheid (klachten – overheid) neemt toe: 34% (was 28%);
– meer mensen zoeken contact met problemen met de overheid.
De conclusie die de Nationale ombudsman heeft getrokken op basis van de evaluaties is dat publieksvoorlichting met de inzet van massamediale aandacht onmisbaar is om vindbaar te zijn voor mensen die een probleem ervaren met de overheid.
Welke kosten worden geraamd op € 0,747 en is hier sprake van een tikfout?
Er is hier geen sprake van een tikfout. De hier geraamde kosten bedragen alle activiteiten rondom communicatie. Deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: drukken van voorlichtingsmateriaal, onderhoud website en intranet, het uitbrengen van het jaarverslag, de publiekscampagne, het uitbrengen van de nieuwsbrieven, onderzoek naar de klanttevredenheid en drukkosten rapporten i.v.m. uitgevoerde onderzoeken.
Krijgt de No een nieuw kantoor? Zo ja, waar? Waarom is herhuisvesting noodzakelijk? Is er al iets te melden over de kosten? Wat is bedoeld met «eerste gevolgen» en «impact»?
De Nationale ombudsman is gevestigd in twee panden, wat niet optimaal is voor het werk. Momenteel wordt samen met Rijksgebouwendienst (RGD) gezocht naar andere huisvesting. Naar verwachting zal in 2009 de keuze worden gemaakt. De vermoedelijke verhuizing wordt vooralsnog voorzien in 2010.
Verloopt het «digitaliseringstraject» bij de Kanselarij der Nederlandse Orden naar wens? Moet uit de toelichting worden opgemaakt dat de voorgenomen aansluiting van de ministeries en «de West» niet gladjes verloopt? Waarom wordt er anders rekening gehouden met «een grote behoefte aan nazorg en bijstelling»?
a. Het digitaliseringstraject verloopt naar wens en volgens planning.
b. Nee. Deze uitbreiding verloopt geheel volgens planning.
c. Nazorg en bijstelling hebben betrekking op helpdeskondersteunende activiteiten in aangepaste vorm in verband met tijdsverschil.
Kan een concrete indicatie worden gegeven van (ongrijpbare) «factoren van mogelijk politieke of burgerlijke aard» waarmee de Kanselarij te kampen kan krijgen? Hoe wordt er op dit soort «risico’s» voorgesorteerd?
Het instellen van nieuwe medailles of andersoortige erkenningen waarvan het beheer bij de Kanselarij komt te liggen. Voorbeeld recent ingevoerde medaille trouwe en langdurige dienst Nederlandse politie. Toename van aanvragen van onderscheidingen vanuit de samenleving.
Is de database van gedecoreerden niet actueel?
De database is zondermeer actueel. In 2009 wordt de gedigitaliseerde geschiedenis eraan toegevoegd.
Hoe «actief» is het beleid voor het terugvorderen van versierselen, behorende bij een Koninklijke onderscheiding? Wat wordt/moet worden gedaan om die versierselen terug te krijgen? Hoeveel blijft achter? Hoe ontwikkelt zich de bruikleen?
In 80% van de gevallen komen de versierselen zonder tussenkomst van de Kanselarij retour. Met betrekking tot de resterende 20% wordt een passend beleid gevoerd en worden de nabestaanden uitgenodigd het versiersel in te leveren. Ook hier komt 80% wederom retour. Het restant wordt op verzoek van nabestaanden in langdurige bruikleen verstrekt of wordt een lange termijn gegund om het versiersel alsnog te achterhalen. Wat nooit terugkomt is het versiersel dat zoekgeraakt is bij verhuizing, diefstal uit de woning, na een verblijf in een bejaardentehuis of verpleeginrichting dan wel het versiersel dat meegegaan is in de kist van de overleden gedecoreerde. Laatstgenoemde uitdrukkelijke wens van de overledene wordt alom gerespecteerd.
Hoe staat het met de afkondiging/bekendmaking van rijkswetten, algemene maatregelen van rijksbestuur en verdragen op de Nederlandse Antillen en Aruba? Geschiedt dat ordentelijk, tijdig en behoorlijk?
Om met name in de uitvoerende zin de afkondiging en bekendmaking van rijksregelgeving sneller en makkelijk te laten verlopen is in 2006 een procedure afgesproken tussen beide kabinetten van de Gouverneur en het ministerie van BZK. Die procedure voorziet er in dat vanuit Nederland de te publiceren regelgeving rechtstreeks per email naar de verantwoordelijke ministeries van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba gezonden worden, zonder tussenkomst vanwege de gouverneur. De beide kabinetten ontvangen deze gegevens en zien periodiek toe op de tijdige afkondiging. Aan de hand van de jaaroverzichten worden de publicaties gecontroleerd.
Wat is de verklaring achter de forse stijging van het aantal overvliegvergunningen en havenbezoeken op de Nederlandse Antillen (meer dan een verdubbeling) in 2007?
Sinds het aftreden van de President van Haïti zijn er veel aanvragen voor overvliegen van de Nederlandse Antillen gedaan in kader van de peace keeping mission. Het betreft vooral aanvragen van Braziliaanse militaire toestellen.
Kan meer inzicht worden verstrekt over de uitgifte van de ongeveer duizend paspoorten op de Nederlandse Antillen en Aruba per jaar? Aan wie worden die verstrekt? Hoe is het toezicht georganiseerd?
Het Kabinet van de Gouverneur der Nederlandse Antillen behandelt aanvragen voor noodpaspoorten volgens de geldende voorschriften. Aan personen die volgens geldende regels in aanmerking komen voor een noodpaspoort. Op de uitgifte van reguliere paspoorten door eilandgebieden wordt actief toezicht gehouden door het Kabinet der Nederlandse Antillen d.m.v. meerdere audits per jaar.
In Aruba worden paspoorten onder de verantwoordelijkheid van de Gouverneur van Aruba verstrekt. Dat gebeurt op twee uitgiftelocaties, het kabinet van de gouverneur van Aruba (KABGA) en het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (BBSB). KABGA verstrekt paspoorten aan Nederlanders die niet zijn ingezeten in Aruba (in de meeste gevallen gestrande toeristen) en BBSB verstrekt paspoorten aan ingezetenen van Aruba. In 2007 heeft KABGA 135 nationale paspoorten uitgegeven en BBSB 13 705.
Het toezicht op de (beveiliging van de) uitgifte van paspoorten in Aruba is primair een verantwoordelijkheid van de gouverneur. Hij heeft daartoe een beveiligingsfunctionaris aangesteld die periodiek toezicht houdt op de naleving van de wettelijke beveiligingseisen op beide uitgiftelocaties.
Komen er geen naturalisatieverzoeken via de Gouverneur van de Nederlandse Antillen binnen, terwijl die van Aruba er in 2007 bijna duizend te verwerken kreeg?
Het Kabinet van de Gouverneur Nederlandse Antillen behandelt geen naturalisatieverzoeken. Dat geschiedt via de afdelingen Burgerzaken van de vijf eilandgebieden. In Aruba is die taak wettelijk belegt bij de Gouverneur.
Verloopt de uitgifte van visa en paspoorten op Aruba op rolletjes? Gaan er achter de cryptische mededelingen over «bedrijfsvoering», «consulaire processen« en «veranderde eisen» problemen schuil? Zo ja, welke?
De implementatie van het nieuwe visumaanvraag systeem NVIS maakte het noodzakelijk dat de werkprocessen van KABGA werden aangepast met het oog op de vereiste functiescheiding. Tevens is de fysieke en technische infrastructuur van KABGA aangepast om de implementatie van NVIS mogelijk te maken conform de eisen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zo is er onder andere een nieuwe, extra beveiligde serverruimte gebouwd en zijn er ten behoeve van o.a. het visumaanvraag en -uitgifteproces twee volledig ingerichte moderne publieksbalies geïnstalleerd.
Daarnaast heeft KABGA, met het oog op de invoering per januari 2009 van het paspoort met een tweede biometrisch kenmerk, in samenwerking met agentschap BPR van het ministerie van BZK een traject gestart om voor die tijd volledig te voldoen aan de wettelijke beveiligingseisen die gelden voor de uitgifte van paspoorten. Zo is er in 2007 een beveiligingsfunctionaris aangesteld, een beveiligingsplan opgesteld, en wordt er periodiek controle op de naleving van de beveiligingseisen uitgevoerd. Dit heeft geleid tot een permanent verscherpt toezicht en een groter veiligheidsbewustzijn bij de medewerkers die betrokken zijn bij het paspoortuitgifteproces. Tevens heeft het ertoe geleid dat de uitgifte van paspoorten door KABGA inmiddels nagenoeg volledig verloopt conform het wettelijk kader
Betekent de toegezegde «aandacht» voor een adequate huisvesting van de gouverneur van Aruba dat hij in 2009 daadwerkelijk zicht krijgt op een ambtswoning? Zo nee, wat betekent het dan?
Sinds het aantreden van de huidige gouverneur is er met het ministerie van BZK en het land Aruba gezocht naar mogelijkheden om de gouverneur een adequate ambtswoning te bieden. De daartoe gedane voorstellen hebben tot op heden geen concreet resultaat opgeleverd.
KABGA blijft zoeken naar een voor alle partners aanvaardbare oplossing, zonder dat daarbij vooruitgelopen kan worden op de resultaten van die inspanningen. Het uitblijven van een oplossing voor het huisvestingsprobleem van de gouverneur betekent dat hij in zijn privé-woning zal blijven wonen en dientengevolge niet kan voorzien in een deel van zijn representatieve taken, of althans niet in de omgeving die daartoe het meest geëigend is.
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).
Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GL), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-IIB-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.