31 700 A
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2009

nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2008

Hierbij bieden we u, zoals in de brief van 30 juni 20081 toegezegd, het MIRT Spelregelkader aan.2 Het spelregelkader is een belangrijke stap in het proces om te komen tot beter afgestemde en inhoudelijk samenhangende investeringen in het ruimtelijk fysieke domein. Het gaat dan om integrale investeringen op het gebied van wonen, werken, bereikbaarheid, water en natuur. Dit spelregelkader is tot stand gekomen mede namens EZ, Financiën en LNV.

Het spelregelkader is een beschrijving van de belangrijkste processtappen die projecten en programma’s in het ruimtelijk fysieke domein moeten doorlopen om in aanmerking te kunnen komen voor een rijksbijdrage. Hiermee is de procesgang van de programmering bij het rijk voor een ieder navolgbaar.

Het MIRT Spelregelkader, gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving, is vanaf 2009 van toepassing op alle nieuwe projecten/programma’s in het ruimtelijke fysieke domein; te weten de projecten en programma’s van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM en tijdens de gebiedsgerichte verkenning ook voor de domeinen van de ministeries van LNV en EZ.

Toelichting

In het Coalitieakkoord 2007 is het volgende opgenomen: «Ruimtelijke projecten, (zoals de ontwikkeling van de Nationale Landschappen, de mainport Schiphol, de Noord- en Zuidvleugel en de verdere ontwikkeling van Almere, Zuid-oost Brabant en Noord Limburg) worden in samenhang bezien met infrastructuur en (openbaar) vervoer. In plaats van het MIT komt er een Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)».

Met deze passage heeft het kabinet de veranderde maatschappelijke opgave in beeld gebracht op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en verkeer en vervoer. Om hier invulling aan te geven wordt tegelijkertijd gewerkt aan diverse onderdelen binnen het ruimtelijk fysieke domein. Het gaat onder meer om samenhangende besluitvorming in de Bestuurlijke Overleggen MIRT1, een MIRT Projectenboek dat een weergave biedt van samenhangend en gebiedsgericht beleid in het gehele ruimtelijk fysieke domein, gebiedsagenda’s, afstemmen van de relevante rijksinvesteringsagenda’s2 en het opzetten van een MIRT Spelregelkader.

Deze brief zal met name ingaan op een aantal aspecten van het MIRT Spelregelkader:

1. Waarom een MIRT Spelregelkader

2. Hoe ziet het spelregelkader eruit

3. Inzet spelregelkader

4. Samenhang van het spelregelkader met de bestuurlijke overleggen en MIRT Projectenboek

5. Samenhang van het spelregelkader met gebiedsagenda’s

6. Relatie van het spelregelkader tot de kabinetsreacties op de commissies Elverding en Ruding

7. Vervolg MIRT Spelregelkader

1. Waarom een MIRT Spelregelkader

Om invulling te geven aan de doelstelling uit het coalitieakkoord voor meer samenhang in het ruimtelijk fysieke domein, is het van belang dat de werkwijzen van de ruimtelijke departementen beter op elkaar wordt afgestemd. Het MIRT Spelregelkader doet dit. Door het MIRT Spelregelkader is er een vergelijkbare aanpak voor projecten en opgaven van de ruimtelijke departementen. Er wordt immers volgens dezelfde spelregels gewerkt. Om deze kans ten volle te benutten is gekozen voor een integrale gebiedsgerichte benadering waarbij de ruimtelijke departementen (VenW/VROM/LNV/EZ), regionale partners en andere partijen worden betrokken.

2. Hoe ziet het spelregelkader eruit

In het MIRT Spelregelkader zijn drie fasen te onderscheiden, te weten: de verkenningsfase, planuitwerkingsfase en realisatiefase. Bij het doorlopen van deze drie fasen zijn er per project vijf beslismomenten te onderscheiden. Het spelregelkader werkt daarbij als een zeef en niet als een trechter.

kst-31700-A-41-1.gif

Er is geen automatische doorstroming van een project van de ene naar de volgende fase. Per fase wordt een expliciete beslissing genomen over het wel of niet (blijven) opnemen van het project in het MIRT Projectenboek; cq. financiering door het rijk. Hoe verder het project in de procedure komt, hoe concreter het project is.

Vanaf de planuitwerkingsfase valt het project/de verkenning eventueel uitéén in verschillende (deel) projecten. Een gezamenlijke uitvoeringsstrategie moet er dan voor zorg dragen dat de samenhang op gebiedsniveau bewaakt wordt.

De belangrijkste verschillen van het MIRT Spelregelkader ten opzichte van de vigerende spelregels zijn:

• Vanaf 2009 geldt er voor nieuwe projecten/programma’s van VROM of VenW één spelregelkader;

• Naast spelregels voor sectorale verkenningen bevat het MIRT Spelregelkader ook spelregels voor gebiedsgerichte verkenningen. Dat wil zeggen knelpunten/problemen maar ook gebiedsopgaven/kansen/ambities kunnen de basis vormen voor een verkenning;

• Een energieverschuiving van de planuitwerkingsfase naar de verkenningsfase. De verkenningsfase wordt zwaarder en eindigt na maximaal twee jaar met een voorkeursbeslissing. Met de voorkeursbeslissing vindt één voorkeursalternatief doorgang naar de planuitwerkingsfase. De planuitwerkingsfase wordt daarmee korter en stabieler.

• Een versterkte betrokkenheid van de decentrale overheden in het proces;

• Wijziging van benaming beslismomenten conform het kabinetsstandpunt Elverding;

• Toename en vervroeging marktbenadering/-betrokkenheid bijvoorbeeld in de verkenningsfase.

Vanaf hoofdstuk 3 van het bijgevoegde MIRT Spelregelkader zijn de processtappen in detail beschreven.

3. Inzet spelregelkader

Het spelregelkader is bedoeld voor gebruik binnen het rijk en biedt inzicht aan andere belanghebbenden en belangstellenden. De MIRT Spelregels zijn van toepassing op verschillende categorieën van (rijks)projecten in het fysieke domein voor zowel sectorale als voor gebiedsgerichte projecten/opgaven. Dit betreft infrastructuurprojecten op het hoofdwegennet, (hoofd)vaarwegennet en landelijke spoorwegennet, grote regionaal/lokale projecten op het gebied van verkeer en vervoer, waterkeren- en waterbeheerprojecten en woningbouwprojecten.

Dit spelregelkader is bedoeld voor nieuw op te starten MIRT projecten met ingang van 2009 in het ruimtelijk fysieke domein. Dit geldt voor projecten en programma’s van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM voor het gehele proces, van verkenning, planuitwerking tot realisatie. Tijdens de gebiedsgerichte verkenning worden de domeinen van LNV en EZ meegenomen. Tevens vervangt het MIRT Spelregelkader hiermee de huidige spelregelkaders van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT), Spelregelkader Natte Infrastructuur Projecten (SNIP) van het Ministerie Verkeer en Waterstaat. De reeds lopende projecten vallen allen onder de vigerende spelregelkaders. Immers, deze projecten bevinden zich nu in verschillende stadia van het MIT/SNIP/Nota Ruimtebudget spelregelkader.

Voor de ruimtelijke departementen EZ en LNV geldt dat deze na januari 2009 de eigen spelregelkaders blijven hanteren. Voor LNV is dat het Investeringsbudget Landelijk Gebied; voor EZ is dit de regeling Topper (Uitvoeringsregeling Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen) die in 2009 afloopt en de nieuwe aanpak bedrijventerreinen conform de kabinetsreactie op het advies van de Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen. Wel zullen EZ en LNV ten behoeve van de samenhang betrokken worden in alle nieuw te starten gebiedsgerichte verkenningen. In een volgende stap, rekening houdend met de einddata van ILG (investeringsbudget Landelijke Gebied) en Topper (Uitvoeringsregeling Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen), zal worden bezien in welke mate (delen van) kaders/richtlijnen op terrein van natuur en recreatie respectievelijk bedrijventerreinen kunnen worden geïntegreerd in het MIRT Spelregelkader met in achtneming van de afspraken uit het bestuursakkoord rijk–provincie.

Voor de afstemming van middelen uit het ILG zijn bijvoorbeeld duidelijke afspraken met de provincie nodig. Ook moet bezien worden in welke mate en op welke manier vervolg wordt gegeven de regeling Topper. Afhankelijk van deze factoren zal het spelregelkader ook gaan gelden voor LNV en EZ. De nadere uitwerking van het advies van de commissie Elverding zal ook van invloed zijn op de verdere uitbouw van dit spelregelkader. De ontwikkeling van het MIRT spelregelkader is derhalve een proces waardoor het in de loop van de tijd voor steeds meer onderdelen binnen het fysiek ruimtelijk domein zal gelden. We spreken daarom van een ontwikkelingsproces.

Bij de verdere ontwikkeling van het spelregelkader moet rekening gehouden worden met het feit dat de rol van de (rijks)overheid bij fysieke investeringen nogal verschillend is per sector. Het rijk bouwt bijvoorbeeld wel wegen, maar geen huizen en bedrijventerreinen. Bij het ILG is de rijksfinanciering gericht op het realiseren van doelen en berust de regie niet bij het rijk, maar beslissen de provincies over waar, wanneer en hoeveel geld wordt ingezet, zolang dit blijft binnen de afspraken vastgelegd in de bestuursovereenkomsten.

In het nieuwe bedrijventerreinenbeleid heeft het rijk een kaderstellende rol. De rol van het rijk bij herstructurering zal gericht zijn op het eenmalig faciliteren van de inhaalslag en het stimuleren van een verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt. Ook met deze verschillende rollen van het rijk zal in het vervolgproces rekening worden gehouden.

4. Samenhang met Bestuurlijke overleggen en MIRT Projectenboek

Het MIRT Spelregelkader stimuleert een intensievere samenwerking tussen rijk en regio en zorgt voor beter afstemmen van rijksinvesteringen en regionale investeringen. Investeringen worden afgestemd door middel van de periodieke Bestuurlijke Overleggen MIRT. De nog op te stellen gebiedsagenda’s per gebied/landsdeel zullen een belangrijke rol spelen bij het Bestuurlijk Overleg. Tijdens deze overleggen worden algemene onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein geagendeerd, besluiten genomen over nieuw te starten verkenningen en de voortgang van eerder gemaakte afspraken besproken. Toepassing van de MIRT Spelregels leidt tot beslissingen over nieuwe initiatieven die in hoofdstuk 5 en 6 van het MIRT Projectenboek worden opgenomen dan wel tot beslissingen over (deel-)projecten die naar een volgende fase van besluitvorming doorstromen.

In het MIRT Projectenboek, een bijstuk bij de begroting van het Infrastructuurfonds, worden (in de hoofdstukken 5 en 6) dus uitsluitend investeringsprojecten- en programma’s opgenomen waar sprake is van een ruimtelijk fysieke ingreep waarbij het rijk direct financieel betrokken is.

5. Samenhang met Gebiedsagenda’s

Volgend jaar wordt samen met de verschillende regio’s overgegaan tot het opzetten van gebiedsagenda’s. Een gebiedsagenda geeft een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van een landsdeel/gebied waarbij de huidige agenda’s voor verkeer en vervoer en voor ruimtelijke ordening en economie geïntegreerd worden tot een agenda die gericht is op een samenhangende uitvoering van projecten per regio; een gebiedsagenda.

De gebiedsagenda’s bevatten zowel afspraken over ruimtelijke ambities, verstedelijking, werken, natuur en verkeer- en vervoerprogramma’s. Hierin is niet alleen de inhoudelijke samenhang tussen doelen, opgaven en projecten opgenomen, maar is tevens invulling gegeven aan de wijze waarop de ’R’ van relatie tussen rijk en regio wordt ingevuld (verbinden van belangen en actoren, wijze van samenwerking). De gebiedsagenda’s worden opgezet in 2009 en zullen mede een rol spelen bij nieuw te starten verkenningen.

6. Relatie Elverding/Ruding

Er is bij de opzet van het MIRT Spelregelkader zoveel mogelijk rekening gehouden met de kabinetsreacties op de adviezen van de commissies Elverding en Ruding:

• Elverding: bijvoorbeeld – verkenningfase1 van maximaal 2 jaar, benaming beslismomenten;

• Ruding: bijvoorbeeld – meer en vroegere marktbenadering/-betrokkenheid bijvoorbeeld in de verkenningenfase

De twee bovenstaande kabinetsstandpunten worden op dit moment in aparte interdepartementale projectgroepen nader uitgewerkt. De uiteindelijke uitkomsten zullen in het spelregelkader worden verwerkt.

7. Vervolguitwerking MIRT Spelregelkader

Het spelregelkader heeft het karakter van een ontwikkelingsproces. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat vooralsnog alleen VROM en V&W het gehele spelregelkader zullen hanteren. De twee overige ruimtelijke departementen, LNV en EZ, zullen op een nog nader te bepalen moment bezien (in het licht van hun rol, institutionele kaders en sturingsbenadering richting de regio) in welke mate zij kunnen aanhaken bij het MIRT spelregelkader.

In het vervolgproces is een versterkte regionale inzet (onder andere via de Bestuurlijke Overleggen MIRT) alsmede de participatie van EZ en LNV voorzien.

Dit komt naar voren in de gemaakte afspraken en leidt tot de volgende stappen:

• Eerste stap: Bestuurlijke Overleggen voorjaar 2008 – afspraak integratie samenwerkingsagenda’s VenW en ontwikkelagenda’s VROM in een gebied.

• Tweede stap: Bestuurlijke Overleggen MIRT najaar 2008 – aankondiging gebiedsagenda 2009.

• Derde stap: Bestuurlijke Overleggen 2009 – uitwerking gebiedsagenda’s (voorjaar 2009: bespreken eerste contouren/concept gebiedsagenda’s; en najaar 2009: vaststellen inhoud gebiedsagenda’s plus tekst en kaarten opstellen).

• Vierde stap: 2009 – bestuderen van mogelijkheden om regionale spelregels op MIRT Spelregelkader af te stemmen.

• Vijfde stap: eind 2009 evaluatie MIRT Spelregelkader.

• Zesde stap 2010: actualisatie spelregelkader in verband met Elverding/Ruding.

• Zevende stap 2010 en verder: versterking samenhang met LNV en EZ. (Voor zover integratie mogelijk blijkt, zal het gehele MIRT Spelregelkader door alle fysieke departementen worden gehanteerd.)

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieube heer,

J. M. Cramer


XNoot
1

TK 31 200 A, nr. 86.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zie ook TK 31 200 A, nr, 85.

XNoot
2

Denk hierbij aan de beantwoording van de motie Van Heugten, 31 200 XI, nr. 28, dit jaar.

XNoot
1

Is nu maximaal 5 jaar.

Naar boven