31 579
Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet)

nr. 14
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VOS EN JAN JACOB VAN DIJK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 8 HERDRUK

Ontvangen 26 februari 2009

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In hoofdstuk 5 wordt na de aanduiding «§ 5.1 Vergunningen op aanvraag» een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a

In afwijking van artikel 4:20a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is paragraaf 4.1.3.3 van die wet van toepassing op een aanvraag om een vergunning, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

II

In hoofdstuk 8 worden voor artikel 64 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 63a

Artikel 27a is tot 1 januari 2012 niet van toepassing op vergunningen, verleend krachtens de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 63b

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden tot 1 januari 2012 de vergunningen aangewezen waarvan de aanvraag op grond van artikel 27a is uitgezonderd van de toepassing van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op vergunningen, verleend krachtens de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet op de bedrijfsorganisatie.

3. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt voor de eerste maal niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

I

De indieners beogen, evenals het kabinet, een zo breed mogelijke toepassing van de lex silencio positivo op de verlening van dienstenvergunningen. Dit amendement levert hieraan een bijdrage. De benadering voor de toepassing van de lex silencio positivo die is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, wordt aangevuld met een expliciet vastgelegde «ja, tenzij»-benadering voor dienstenvergunningen. Dit betekent dat op de aanvraag voor een dienstenvergunning de lex silencio positivo van toepassing is, tenzij bij wettelijk voorschrift is vastgelegd dat dit niet het geval is. Hiermee wordt expliciet aangesloten bij artikel 13 van de Dienstenrichtlijn. Toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is op grond van de Dienstenrichtlijn alleen mogelijk wanneer dat gerechtvaardigd is om dwingende redenen van algemeen belang, waaronder het rechtmatig belang van een derde partij.

De indieners benadrukken het belang van een vlotte en soepele afhandeling van vergunningaanvragen en het zo veel mogelijk beperken van regeldruk. Onder de beperking van regeldruk, de lasten voor het bedrijfsleven die worden veroorzaakt door regelgeving van de overheid, wordt ook de verbetering van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de dienstverlening begrepen. Voor de lex silencio is in de voortgangsrapportage regeldruk bedrijven (TK 2008–2009, 29 515, nr. 269) aangegeven dat het bijdraagt aan de doelstelling van kwaliteit van dienstverlening en meer concreet het makkelijker maken van vergunningsprocedures voor ondernemers. De indieners menen dat het derdenbelang binnen de gestelde wettelijke termijn dient te worden afgewogen. Indien van rechtswege de vergunning wordt afgegeven, kan een eventueel benadeelde derde de overheid aanspreken.

De beperking van de administratieve lasten is afhankelijk van het aantal dienstenrichtlijnvergunningen waarvoor de lex silencio positivo gaat gelden. Het amendement heeft geen gevolgen voor de nalevingskosten omdat er geen wijziging optreedt in de inhoudelijke verplichtingen voor ondernemers.

II

Dit amendement leidt ertoe dat indien de lex silencio positivo op een bepaalde dienstenvergunning niet van toepassing is, dit in een wettelijk voorschrift moet worden bepaald. Het ligt voor de hand dat dit gebeurt op de plaats waar ook het vereiste van een vergunning wordt gesteld. Omdat de tijd die resteert tot de uiterste implementatiedatum kort is, is voor de invoering van de «ja, tenzij»-benadering bij wijze van overgangsmaatregel voorzien in een bijzondere en tijdelijke rechtsgrondslag in artikel 63b. Deze houdt in dat tot 1 januari 2012 eventuele uitzonderingen op de lex silencio positivo worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur. Voordat deze algemene maatregel van bestuur voor de eerste maal zal worden vastgesteld, zal deze worden voorgelegd aan beide kamers van de Staten-Generaal.

Het voorgaande geldt niet voor vergunningen die door decentrale overheden worden vastgesteld bij de uitoefening van autonome bevoegdheden. Daarvoor geldt dat bij inwerkingtreding van de wet deze vergunningen op grond van artikel 63a tot 1 januari 2012 zijn uitgezonderd van de toepassing van artikel 27a en dat decentrale overheden overeenkomstig artikel 4:20a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, met inachtneming van artikel 13, vierde lid van de Dienstenrichtlijn, per vergunningstelsel dienen te bepalen of de lex silencio positivo van toepassing is. Met ingang van 1 januari 2012 geldt echter ook in die gevallen artikel 27a. Dit betekent dat voor het proces van de invoering van eventuele uitzonderingen op de lex silencio positivo door de decentrale overheden in hun regelgeving, 1 januari 2012 als uiterste datum geldt. Een goede bewaking van de voortgang van dat proces gedurende de overgangsperiode is van belang. Eventuele uitzonderingen met betrekking tot vergunningen die door decentrale overheden worden verleend op grond van Rijksregelgeving (medebewind), vallen wel direct onder artikel 27a en onder de tijdelijke rechtsgrondslag in artikel 63b.

Bij dit gewijzigde amendement is rekening gehouden met de brief van het Adviescollege toetsing administratieve lasten d.d. 16 februari 2009 rondom het eerdere amendement (zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 31 579, nr. 8 (herdruk), bijlage).

Vos

Jan Jacob van Dijk

Naar boven