nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).
Tot 1994 waren de inkoop en verkoop van bewapening, uitrusting en kleding,
en overige daarmee samenhangende diensten ten behoeve van de Nederlandse politie
centraal ondergebracht bij de Intendance van de Politie, een onderdeel van
het ministerie van Justitie. Met deze centrale faciliteit konden de kwaliteit
en de uniformiteit van de betreffende producten beter gegarandeerd worden.
Ten aanzien van de bewapening leverde dit tevens een bijdrage aan een goede
controle op de uitoefening van het geweldsmonopolie van de overheid.
Met de invoering van de Politiewet 1993 werden de taken van de Intendance
ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten, destijds beheersmatig
ressorterend onder de Minister van Justitie. De inkoop en verkoop van, alsmede
overige facilitaire diensten inzake bewapening, kleding en uitrusting van
de politie werd een wettelijke taak van dit korps. Organisatorisch is deze
taak ondergebracht bij de dienst Logistiek (voorheen: Divisie Logistiek).
In 1998 is het Korps landelijke politiediensten een baten-lastendienst geworden,
eerst van het ministerie van Justitie en sinds 2000 van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hiermee zijn de taken van onder
meer de dienst Logistiek beheersmatig meer op afstand geplaatst. De controle
van rijkswege op de uniformiteit en kwaliteit van de bewapening, kleding en
uitrusting en het toezicht op het geweldsmonopolie konden inmiddels ook op
een andere wijze worden gewaarborgd. De Bewapeningsregeling politie, de Uitrustingsregeling
politie 1994 en de Kledingregeling voor de politie, gebaseerd op artikel 49
van de Politiewet 1993, vormen hierbij belangrijke sturingsmiddelen voor de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming
met de Minister van Justitie waar het de bewapening van de politie in verband
met de taakuitvoering betreft.
De dienst Logistiek heeft zich in de loop der jaren breder ontwikkeld
en voert meer taken uit dan die thans zijn neergelegd in artikel 38, eerste
lid, onderdeel d, van de Politiewet 1993. De dienst heeft bijvoorbeeld ook
een adviesfunctie, bemiddelt bij raamcontracten, ondersteunt inkoopsamenwerking
van de regio’s, inspecteert en repareert wapens, vernietigt in beslag
genomen wapens en munitie en vervoert voor de politiekorpsen stukken van overtuiging
en DNA. De politiekorpsen schaffen ook zelfstandig een groot aantal
zaken aan zonder tussenkomst van de dienst Logistiek.
In het kader van de Samenwerkingsafspraken politie 2008 (Kamerstukken
II, 2006/07, 30 880, nr. 6, bijlage) hebben de Ministers van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie met de korpsbeheerders afgesproken
dat daar waar dat voordeel oplevert, door de politiekorpsen gemeenschappelijk
goederen en diensten worden ingekocht. De regie, inkoop, expertise en het
beheer van collectieve contracten wordt eenduidig geregeld. Dit kan een aanzienlijke
efficiencywinst opleveren. In het licht van deze afspraken is onder meer besloten
de taken van de dienst Logistiek van het Korps landelijke politiediensten
over te brengen naar de publiekrechtelijke rechtspersoon Politie Nederland
die op 1 juli 2006 is opgericht bij de Voorziening tot samenwerking Politie
Nederland, een samenwerkingsverband van alle politiekorpsen (Stcrt. 2006,
129). Dit besluit is vervat in de Samenwerkingsovereenkomst inzake de dienst
Logistiek van 23 januari 2008 tussen de gemandateerd korpsbeheerder van
het Korps landelijke politiediensten, de voorzitter van het dagelijks bestuur
van Politie Nederland, de korpschef van het Korps landelijke politiediensten
en de algemeen directeur van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland.
Deze overgang past voorts goed in de accentverschuiving binnen het Korps landelijke
politiediensten naar meer executieve taken.
De verantwoordelijkheden voor bewapening, kleding en uitrusting van de
politie van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
van Justitie, met name ten aanzien van uniformiteit, kwaliteit en het toezicht
op het geweldsmonopolie, zijn en blijven voldoende gewaarborgd met de eerder
genoemde bevoegdheden op grond van artikel 49 van de Politiewet 1993. Hierdoor
kan de in artikel 38, eerste lid, onder d, van de wet genoemde taak van het
Korps landelijke politiediensten komen te vervallen. Dit wetsvoorstel voorziet
hierin.
Vooruitlopend op de formele overheveling is de operationele aansturing
van de dienst Logistiek, op grond van een mandaat van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, al sinds 1 januari 2008 belegd bij de Voorziening
tot samenwerking Politie Nederland (Besluit ondermandaat en volmacht algemeen
directeur Politie Nederland, Stcrt. 2008, nr. 50). Om bedrijfsvoeringstechnische
redenen, bijvoorbeeld ter voorkoming van een gebroken boekjaar, dient de overgang
van de dienst Logistiek plaats te vinden op de kalenderjaargrens, derhalve
met ingang van 1 januari 2009.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin