nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 25 september 2008
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel,
heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte
opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie
de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de lijn van de voorgestelde
wijziging van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees
Parlement (Wet SEP). Zij hebben nog enkele vragen over de inhoud van het wijzigingsvoorstel.
De leden van de SP hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel.
Zij zien graag dat de volksver-tegenwoordigers in het Europees Parlement gelijke
rechten en plichten hebben als de volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer.
Met deze wet worden een aantal zaken, zoals bijvoorbeeld de verplichting tot
openbaarmaking van neveninkomsten, ook inderdaad gelijkgetrokken. Ook bij
deze leden leeft nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het wetsvoorstel. Graag leggen zij de regering een vraag voor.
2. Vragen
De leden van de CDA-fractie lezen dat «Zittende EP-leden die herkozen
worden en die kiezen voor toepassing van het Statuut (en dus niet voor de
Wet SEP), daarmee ook af zien van opgebouwde uitkeringsafspraken bij aftreden
op grond van die wet» Hoe pakt het vervallen van deze opgebouwde uitkeringsaanspraken
materieel uit voor betrokkenen? Wordt er door het Statuut in dergelijke gevallen
voorzien in een gelijkwaardige uitkering? Deze leden ontvangen hierop graag
een antwoord.
Voorts vragen deze leden of de regering een inschatting kan maken van het (uiterste) moment waarop alleen nog de categorieën voormalig
EP-leden met een slapend pensioenrecht en de pensioengerechtigden of hun nabestaanden
onder de Wet SEP zullen vallen? Wat betekent het overbrengen van deze twee
categorieën onder de Wet APPA voor de financiële positie en rechtspositie
van deze voormalige EP-leden (of hun nabestaanden) ten opzichte van oud-Eerste
en Tweede Kamerleden?
De leden van de SP-fractie merken op dat de regering heeft aangegeven
om via belastingmaatregelen de ruimere bezoldiging van Nederlandse Europarlementariërs
gelijk te trekken met die van Tweede Kamerleden. Deze leden zijn zeer benieuwd
naar dit voorstel. Wanneer kunnen zij dit voorstel verwachten?
Voorts vragen deze leden of er naast de mogelijkheid om het inkomen te
beperken, ook een mogelijkheid is om eventuele pensioenuitkeringen na het
65e levensjaar te beperken? Kunnen deze ook gelijkgetrokken worden met de
hoogte van pensioenuitkeringen van Tweede Kamerleden? Hetzelfde geldt voor
het overlevingspensioen. Is dit gelijk aan het nabestaandenpensioen van Tweede
Kamerleden en wat kan de regering doen om ook dit gelijk te trekken?
Tot slot vragen deze leden of het mogelijk is de wet SEP nu al onder de
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) te laten vallen. Het voordeel
hiervan zou zijn dat niet allerlei overbruggingsconstructies bedacht hoeven
te worden. Zij horen graag de opvatting van de regering op deze punten.
Het Statuut van de leden van het Europees Parlement is, zo lezen de leden
van de VVD-fractie in de memorie van toelichting, van toepassing op alle leden
van het Europees Parlement. Echter voor die leden die reeds zitting hebben
in het Europees Parlement en die in juni 2009 worden herkozen, is een overgangsmaatregel
getroffen. Deze herkozen leden hebben de mogelijkheid om voor wat betreft
de materiële onderdelen gebruik te blijven maken van de bestaande rechtspositieregeling
van de lidstaat zelf. Wat betekent de overgangsregeling voor de hoogte van
de bezoldiging van de betreffende parlementariërs, een en ander in relatie
tot de bezoldiging in het kader van het Statuut? Betekent deze overgangsregeling
dat er tijdelijk een verschil in beloning zal zijn tussen diegenen die kiezen
voor het Statuut en diegenen die kiezen voor de rechtspositie-regeling van
de lidstaat zelf? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een nadere uiteenzetting
van de regering op dit punt.
De voorzitter van de commissie,
Leerdam
Adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx
XNoot
1Samenstelling:
Leden: van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van
der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA),
Leerdam (PvdA), Voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD),
Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der
Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD),
Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).
Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GL), Van der Vlies (SGP), Van de Camp
(CDA), Smilde (CDA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA),
Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz
(CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand
(PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma
Buma (CDA) en Cramer (CU).