nr. 10
ADVIES RAAD VAN STATE EN REACTIE VAN DE INDIENERS
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 29 juli
2009 en de reactie van de indieners d.d. 2 september 2009, aangeboden
aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het advies van
de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van
24 juni 2009 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State aanhangig gemaakt
de Tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet van de leden Ten Hoopen,
Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet,
en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en
leegstand (Wet kraken en leegstand), met toelichting.
De nota van wijziging heeft tot doel zeker te stellen dat woningen en
gebouwen die zijn gekraakt, op strafvorderlijke titel kunnen worden ontruimd.
Deze bevoegdheid is thans niet uitdrukkelijk in de wet geregeld.
De initiatiefnemers zien als knelpunt dat in de rechtspraak verschillend
wordt geoordeeld over de vraag of de wet thans voldoende basis biedt om het
aan krakers toekomende huisrecht op strafvorderlijke titel te beëindigen
door middel van ontruiming. In dat verband wordt in de toelichting verwezen
naar uitspraken van de gerechtshoven Leeuwarden en Amsterdam.1 Tegen het arrest van het gerechtshof Leeuwarden is cassatie ingesteld.
De Raad van State wijst erop dat er meer uitspraken zijn waarin deze vraag
aan de orde is geweest.2 In die uitspraken werd
de conclusie getrokken dat noch artikel 2 van de Politiewet, noch artikel
429sexies van het Wetboek van Strafrecht, noch artikel 55 van het Wetboek
van Strafvordering en evenmin artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie
(Wet RO) een toereikende grondslag bieden voor de Staat om inbreuk te maken
op het huisrecht van krakers en tot ontruiming van het gekraakte pand over
te gaan. De bevoegdheid tot inbreuk op het huisrecht moet voldoende kenbaar
en voorzienbaar in de wet zijn omschreven en bepalingen als artikel 2 van
de Politiewet 1993 en artikel 124 Wet RO voldoen niet aan die eis, omdat zij
slechts een algemene bevoegdheidsomschrijving bevatten. De Raad deelt dit
oordeel. De Minister van Justitie heeft in antwoord op de kamervragen over
het rechterlijk verbod om krakers te ontruimen aangegeven dat, indien de Hoge
Raad het oordeel dat voor het op strafvorderlijke titel ontruimen van kraakpanden
in het licht van het huisrecht geen toereikende wettelijke grondslag voorhanden
is, zou bevestigen, hij zal bevorderen dat alsnog in een dergelijke grondslag
wordt voorzien.3
De Raad adviseert de toelichting in het licht van het vorenstaande aan
te vullen.
De Raad van State heeft advies uitgebracht over de bij tweede nota van
wijziging in het wetsvoorstel opgenomen strafvorderlijke ontruimingsbepaling.
De Raad wijst er terecht op dat er – naast de in de toelichting
op de tweede nota van wijziging genoemde arresten – nog twee arresten
door gerechtshoven zijn gewezen waarin aan de orde wordt gesteld of algemene
bepalingen zoals die van de artikelen 2 Politiewet 1993, 124 Wet op de rechterlijke
organisatie en 55 Wetboek van Strafvordering een toereikende wettelijke grondslag
bevatten om het aan krakers toekomende huisrecht te beperken. De Raad onderschrijft
het oordeel van enkele gerechtshoven dat de bevoegdheid om het huisrecht te
beperken voldoende kenbaar en voorzienbaar in de wet moet zijn omschreven,
en dat de genoemde algemene bepalingen niet aan die eis voldoen. Ook wijst
hij op de beantwoording door de Minister van Justitie van Kamervragen over
dit onderwerp. De Raad adviseert de toelichting in het licht van het vorenstaande
aan te vullen. Aan dit onderdeel van het advies van de Raad is voldaan doordat
de door hem aangedragen aanvullingen door middel van zijn advies en de daarop
door ons gegeven reactie, deel uitmaken van de toelichtende stukken.
In het voorgestelde artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering wordt
een wettelijke grondslag getroffen voor de strafvorderlijke ontruiming. Geregeld
wordt dat in geval van verdenking van – kort gezegd – kraken iedere
opsporingsambtenaar het desbetreffende pand kan betreden teneinde alle personen
die daar wederrechtelijk vertoeven, te verwijderen of te doen verwijderen.
Deze voorgestelde bepaling ziet op de verwijdering van personen doch niet
op de verwijdering van goederen uit de gekraakte panden. Het verdient aanbeveling
om, indien een wettelijke grondslag voor de strafvorderlijke ontruiming wenselijk
wordt geacht, tevens een grondslag te creëren voor de ontruiming van
goederen. De bestaande bepalingen1 bieden daarvoor
geen toereikende grondslag.
De Raad adviseert in aansluiting op de voorgestelde grondslag voor de
verwijdering van personen die wederechtelijk in de gekraakte panden verblijven,
te voorzien in een wettelijke grondslag voor de verwijdering van goederen.
De Raad merkt op dat de in het wetsvoorstel opgenomen bepaling ziet op
de verwijdering van personen die wederrechtelijk in het pand vertoeven, maar
niet op de verwijdering van voorwerpen uit gekraakte panden. Hij beveelt aan
om, indien in een expliciete ontruimingsbevoegdheid wordt voorzien, tevens
een grondslag te scheppen voor de uitruiming van voorwerpen. Aan dit onderdeel
van het advies van de Raad is gevolg gegeven door de in het wetsvoorstel voorziene
bepaling bij derde nota van wijziging in de door de Raad aangegeven zin bij
te stellen.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
P. van Dijk
De indieners,
Ten Hoopen
Slob
Van der Burg
XNoot
1Gerechtshof Leeuwarden 25 november 2008, LJN BG5205; Gerechtshof
Amsterdam 31 maart 2009, LJN BH9173.
XNoot
2Gerechtshof Amsterdam 13 januari 2009, LJN BH4117; Gerechtshof Arnhem
26 februari 2008, LJN BG1456.
XNoot
3Aanhangsel Handelingen II 2008/09, nr. 2309.
XNoot
1In behoeve van strafvordering kunnen op de voet van artikel 95 in samenhang
met artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering dan wel in het belang van
de openbare orde (HR 22 februari 1977, 1977, 288) door opsporingsambtenaren
bepaalde goederen inbeslag worden genomen. Deze bepalingen bieden echter geen
grondslag voor de algehele verwijdering van goederen uit de gekraakte panden.