31 544
Subsidiariteitstoets van het voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008) 426)

B
nr. 2
BRIEF VAN DE TIJDELIJKE GEMENGDE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Aan:

De voorzitter van de vaste commissie voor BZK van de Eerste Kamer

De voorzitter van de vaste commissies voor BZK en SZW van de Tweede Kamer

Den Haag, 23 juli 2008

Zoals u bekend toetst de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets (TGCS) samen met de betrokken vakcommissies in 2008 een aantal regelgevingsvoorstellen van de Europese Commissie aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit (Kamerstukken I/II, 2006–2007, 22 112, AN en nr. 516 en Kamerstukken I/II, 2007–2008, 22 112, BF en nr. 621).

De te volgen procedure is weergegeven in Kamerstukken I, 2005–2006, 30 389 A, pp. 8–10.

Onlangs heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel betreffende gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap leeftijd of seksuele geaardheid (op andere terreinen dan arbeid (COM(2008) 426) gepubliceerd. Het voorstel moet in kader van de parlementaire subsidiariteitstoets binnen acht weken worden getoetst. Bijgaande adviesaanvraag aan uw commissie bevat onder andere een samenvatting van het voorstel, alsmede een opsomming van de argumenten van de Europese Commissie met betrekking tot de rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen. Ook de tekst van het richtlijnvoorstel is bijgevoegd.

In het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets verzoekt de TGCS uw commissie haar uiterlijk 10 september 2008 12.00 uur een gemotiveerd advies te zenden over de vragen of voor onderhavig richtlijnvoorstel voldoende rechtsgrondslag in het EG-Verdrag bestaat en of met het voorstel is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (artikel 5 EG-Verdrag).

De voorzitter van de tijdelijke gemengde commissie subsidiariteitstoets,

J. J. van Dijk

ADVIESAANVRAAG INZAKE HET VOLDOEN AAN DE BEGINSELEN VAN SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID VAN HET VOORSTEL VOOR EEN RICHTLIJN VAN DE RAAD BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING VAN PERSONEN ONGEACHT GODSDIENST OF OVERTUIGING, HANDICAP, LEEFTIJD OF SEKSUELE GEAARDHEID (op andere terreinen dan arbeid) – COM(2008) 426

Adviesaanvraag

De TGCS verzoekt de vakcommissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van beide Kamers en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer een gemotiveerd advies uit brengen over de gekozen rechtsgrondslag en over de vraag of het voorstel voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, zoals vereist door de Europese Verdragen. De commissies worden verzocht hun gemotiveerd advies vóór 10 september 2008 aan de TGCS te doen toekomen.

Tevens adviseert de TGCS genoemde commissies, gelet op het horizontale karakter van het voorstel, de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (van de Eerste Kamer); Volksgezondheid Welzijn en Sport; en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap(sbeleid) te betrekken bij de behandeling van het voorstel.

Behandeltraject op Europees niveau

Het voorstel is in Cosac-verband aangewezen om door de nationale parlementen onderworpen te worden aan de subsidiariteitstoets. De resultaten van de parlementaire toetsen zullen t.z.t. in dat verband worden vergeleken en besproken.

In Raadskader zal het voorstel worden behandeld in de Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Samenvatting voorstel

De Commissie heeft op 2 juli 2008 een voorstel voor een richtlijn aangenomen die bescherming biedt tegen discriminatie op grond van leeftijd, handicap, seksuele geaardheid, godsdienst of overtuiging buiten de werkplek.

Deze nieuwe richtlijn beoogt een gelijke behandeling te waarborgen op het gebied van sociale bescherming, waaronder sociale zekerheid en gezondheidszorg, onderwijs en de toegang tot goederen en diensten die commercieel voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting.

Sommige lidstaten hebben al een uitgebreide nationale bescherming tegen antidiscriminatie. Dit voorstel beoogt gelijke spelregels in de gehele EU te creëren. Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk om een horizontaal voorstel verzocht en de staatshoofden en regeringsleiders hebben de lidstaten in december 2007 gevraagd meer inspanningen te leveren in de strijd tegen discriminatie.

Het voorstel richt zich tegen directe en indirecte discriminatie, intimidatie en represailles. Voor mensen met een handicap betekent non-discriminatie algemene toegankelijkheid en de naleving van het beginsel van «redelijke voorzieningen», dat al wordt toegepast in de bestaande Europese wetgeving. Een onevenredige belasting voor dienstverleners zal worden vermeden door rekening te houden met de grootte en de middelen van de organisatie, de aard ervan, de geraamde kosten, de levenscyclus van goederen en diensten en de mogelijke voordelen van een betere toegankelijkheid voor mensen met een handicap.

Als het voorstel wordt aangenomen, zal de richtlijn uitsluitend van toepassing zijn op particulieren voor zover zij hun commerciële activiteiten uitoefenen. De lidstaten kunnen ook maatregelen handhaven die het seculiere karakter van de staat garanderen of op de status en de activiteiten van religieuze organisaties betrekking hebben. De richtlijn zal geen invloed hebben op algemeen aanvaarde praktijken zoals kortingen voor senioren (bijvoorbeeld bustarieven en toegang tot musea) of leeftijdsbeperkingen bij de toegang tot bepaalde goederen (bijvoorbeeld alcohol voor jongeren) ter wille van de volksgezondheid. Met het oog op de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregelen zullen nationale organisaties voor gelijke kansen advies aan slachtoffers van discriminatie kunnen verstrekken en maatschappelijke organisaties slachtoffers bij gerechtelijke en administratieve procedures kunnen helpen.

Het voorstel voor een richtlijn maakt deel uit van een eveneens op 2 juli 2008 door de Commissie goedgekeurde bredere beleidsaanpak van non-discriminatie in het verlengde van het Europese jaar voor gelijke kansen voor iedereen in 2007. De mededeling over «non-discriminatie en gelijke kansen: een hernieuwd engagement» erkent dat juridische bescherming van individuele rechten moet gepaard gaan met de positieve en actieve bevordering van non-discriminatie en gelijke kansen. De mededeling beschrijft de voornaamste gebieden waarop meer vooruitgang op Europees en nationaal niveau nodig is (bijvoorbeeld de strijd tegen meervoudige discriminatie, verdere bewustmaking, mainstreaming van non-discriminatie, positieve acties en verzamelen van gegevens). Er zal een nieuwe werkgroep van regeringsdeskundigen worden opgericht om de dialoog over het beleid op het gebied van non-discriminatie tussen de lidstaten te versterken. Tenslotte erkent het voorstel dat de Roma het slachtoffer zijn van voortdurende individuele en institutionele discriminatie en verreikende sociale uitsluiting.

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 13, lid 1, van het EG-Verdrag.

Argumenten Europese Commissie ter zake van subsidiariteit en proportionaliteit

De doelstellingen van het voorstel kunnen volgens de Commissie niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt omdat alleen een maatregel voor de hele Gemeenschap kan zorgen voor een gestandaardiseerd minimumniveau van bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid in alle lidstaten. Communautaire wetgeving biedt rechtszekerheid wat de rechten en plichten van marktdeelnemers en burgers betreft, ook voor wie zich van de ene lidstaat naar de andere verplaatst. Uit ervaring met eerdere richtlijnen die artikel 13, lid 1, van het EG-Verdrag als grondslag hebben, is gebleken dat deze een positieve uitwerking hebben en tot een betere bescherming tegen discriminatie leiden.

Met betrekking tot proportionaliteit stelt de Commissie dat de voorgestelde richtlijn niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

Verder stelt de Commissie dat nationale tradities en benaderingen op gebieden zoals gezondheidszorg, sociale bescherming en onderwijs gewoonlijk ook meer uiteenlopen dan die op gebieden die met arbeid verband houden. Deze gebieden worden gekenmerkt door legitieme maatschappelijke keuzen op gebieden die tot de nationale bevoegdheden behoren.

Bij de richtlijn worden de lidstaten er niet toe verplicht hun bestaande wetten en praktijken met betrekking tot deze aangelegenheden te veranderen, aldus de Commissie. Zij laat ook de nationale regels inzake de activiteiten van kerken en andere religieuze organisaties en hun verhouding tot de Staat onverlet. De Commissie meldt dat de verscheidenheid van de Europese samenlevingen een van Europa’s sterke kanten is en dat dit overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet worden gerespecteerd. Aangelegenheden zoals de organisatie en de inhoud van het onderwijs, de erkenning van de burgerlijke staat of de gezinssituatie, adoptie, reproductieve rechten en andere vergelijkbare aangelegenheden worden het best op nationaal niveau geregeld.

De Commissie sluit af met de mededeling dat ook in de toekomst alleen de lidstaten zullen beslissen over het toestaan van een selectieve toelating tot scholen, het verbieden of toestaan van het dragen of tonen van religieuze symbolen in scholen, de erkenning van huwelijken tussen partners van hetzelfde geslacht, en de aard van de verhouding tussen georganiseerde godsdienst en de Staat.

Standpunt van de Nederlandse regering

In de kabinetsreactie op het wetgevings- en werkprogramma 2008 (WWP 2008) van de Europese Commissie1 meldt de regering van mening te zijn dat discriminatie met kracht dient te worden bestreden, maar nog niet goed kan beoordelen of Europees optreden een meerwaarde heeft boven nationaal of decentraal optreden.

De positie die het kabinet zal innemen ten opzichte van een richtlijnvoorstel is mede afhankelijk van de resultaten van de door de Commissie ondernomen consultatieronde en het onderzoek, inclusief een knelpunten- en oorzakenanalyse.

Voorts meldt de regering dat een richtlijnvoorstel naar verwachting beperkte gevolgen zal hebben voor de Algemene Wet Gelijke Behandeling (Awgb), omdat deze reeds van toepassing is op het terrein goederen en diensten. Het richtlijnvoorstel zal wel grote consequenties hebben voor de «Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid» en de «Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte». De eerste strekt zich op dit moment niet uit over goederen en diensten, de tweede slechts over deelaspecten daarvan.

De regering neemt voorlopig een neutrale positie ten opzichte van dit initiatief in. Wel stelt zij dat waarschijnlijk geen overlap met Raad van Europa-initiatieven wordt verwacht.


XNoot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 600, d.d. 19 december 2007.

Naar boven