31 543
Subsidiariteitstoets van het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Statuut van de Europese Besloten Vennootschap (COM(2008) 396)

F
nr. 6
BRIEF VAN DE VICE-VOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan:

de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Brussel, 4 december 2008

Hartelijk dank voor uw brief van 2 oktober 20081 met betrekking tot het voorstel van de Europese Commissie voor een Statuut voor een Europese besloten vennootschap (SPE)2.

U bracht verschillende vragen naar voren in relatie tot de juridische grondslag van het voorstel voor een SPE, meer in het bijzonder met betrekking tot de afwezigheid van een grensoverschrijdingscriterium voor het opzetten van een SPE. Vooraf wil ik u graag verzekeren dat deze onderwerpen uitvoerig zijn onderzocht tijdens de voorbereiding van het voorstel.

Artikel 308 van het EG Verdrag verschaft de communautaire instellingen de handelingsbevoegdheid om een van de doelstellingen van het verdrag te bereiken, indien geen specifieke bevoegdheden elders zijn neergelegd. Het voorstel voor een Statuut voor een SPE heeft als doelstelling het toegankelijker maken van de gemeenschappelijke markt voor ondernemingen uit het MKB door hen een instrument te verschaffen dat het ontplooien van activiteiten in andere lidstaten vereenvoudigt. Het vervolmaken van de gemeenschappelijke markt (zie de artikelen 2 en 3 van het EG Verdrag) is een doelstelling van de Gemeenschap die de keuze voor artikel 308 als juridische grondslag rechtvaardigt.

In uw brief vraagt u waarom de Commissie niet artikel 43 van het EG Verdrag als juridische grondslag voor het SPE-voorstel heeft gebruikt. Artikel 43 bevat het algemene principe van de vrijheid van vestiging en het verbod op beperkingen hiervan. Het vormt geen voldoende juridische grondslag in die zin dat het geen grondslag kan vormen voor regelgeving. Normaal gesproken zijn richtlijnen op het terrein van het ondernemingsrecht gebaseerd op artikel 44, eerste lid, onder g, dat ziet op het «voor zover nodig coördineren van waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de rechtspersonen in de zin van de tweede alinea van artikel 48, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die rechtspersonen als van derden, teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken in de Gemeenschap». Niettemin, het SPE-voorstel gaat verder dan een enkele coördinatie van enkele aspecten van nationaal ondernemingsrecht voor zover het een geheel nieuwe rechtsvorm voor ondernemingen instelt, en daarbij onder andere ook de interne structuur en de oprichting regelt.

Gezien deze feiten en het feit dat eerder bij andere nieuwe rechtsvormen zoals de SE (Europese vennootschap) ook artikel 308 van het EG Verdrag werd gebruikt, kan worden geconcludeerd dat artikel 308 de enige toepasselijke juridische grondslag is.

Met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel, zoals is uitgelegd in de toelichting bij het voorstel, zijn maatregelen op EU-niveau noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het middenen kleinbedrijf dezelfde rechtsvorm kan gebruiken in de gehele EU. Deze doelstelling zou niet kunnen worden gerealiseerd door de lidstaten zelf. Zelfs al zouden alle lidstaten zich aan elkaar verplichten om hun ondernemingsrecht gebruiksvriendelijker te maken voor ondernemingen, dan nog zouden ondernemingen uit het MKB geconfronteerd worden met een palet van zevenentwintig verschillende nationale regelstelsels. Het voldoen aan deze verschillende regels zou het zoeken van (juridisch) advies noodzakelijk maken, wat, zoals onze effectbeoordeling heeft aangetoond, kostbaar is.

Met betrekking tot het ontbreken van een grensoverschrijdingscriterium kan opgemerkt worden dat een zodanig vereiste de mogelijkheden van het voorstel significant zou hebben verminderd, voornamelijk voor kleinere bedrijven. Meestal zetten ondernemers hun bedrijf eerst in hun eigen lid staat op voordat ze gaan uitbreiden naar andere landen. Ze zouden de mogelijkheid moeten hebben om uit te breiden binnen de gemeenschappelijke markt, waarbij ze vanaf het begin moeten kunnen beschikken over het Europese SPE-Iabel.

Met betrekking tot uw verwijzing naar de jurisprudentie van het EHvJ, zou ik graag willen uitlichten dat het oogmerk van het SPE-voorstel juist is grensoverschrijdende activiteiten van ondernemingen te verzekeren en vergemakkelijken, voornamelijk voor het MKB. Dit kan moeilijk als een pure binnenlandse aangelegenheid worden beschouwd, zeker aangezien dit voorstel als oogmerk heeft de gemeenschappelijke markt te vervolmaken door het bestaan van een palet van 27 verschillende nationale regelstelsels te voorkomen.

Met betrekking tot de samenhang tussen het nationale recht en de SPE-regeling, zou ik u aandacht willen vragen voor de volgende punten. Een SPE is in de eerste plaats en voornamelijk onderworpen aan de toepasselijke verplichte bepalingen van de voorgestelde verordening. Verder bevat de bijlage bij het voorstel een lange lijst van aangelegenheden die aandeelhouders moeten regelen in de statuten (bijvoorbeeld de naam van de vennootschap, voorkeursrechten en stemmen bij volmacht). Deze onderwerpen vormen verplicht onderdeel van de statuten van de SPE. Aandeelhouders moeten ze opnemen in de statuten van hun SPE maar hebben de vrijheid om te beslissen hoe ze deze onderwerpen willen regelen, mits binnen de regels van de verordening. In het geval van aangelegenheden die worden geregeld door het SPE-statuut is het nationale recht alleen van belang daar waar dit wordt aangegeven door de voorgestelde verordening (bijvoorbeeld bij vraagstukken omtrent aansprakelijkheid of verslaggeving). De Commissie is van mening dat een juiste balans moet worden bewaard tussen de contractvrijheid van vennootschappen en de verplichte waarborgen voor derden, in het bijzonder crediteuren. Het SPE-model zou binnen de EU zo uniform mogelijk moeten zijn, maar dit sluit de toepasselijkheid van bepaalde waarborgen in het nationale recht, waar toepasselijk, niet uit.

Het voorstel voor een SPE-statuut is van cruciaal politiek belang op EU-niveau. Zoals u hebt aangegeven vormt het onderdeel van de «Small Business Act for Europe» welke in juni jongstleden is aangenomen en de doelstelling heeft om het groeipotentieel van het MKB te ontsluiten en hun grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken.

Ik hoop dat u, ten tijde van een serieuze crisis, met mij kunt instemmen dat Europese ondernemers, vooral waar het gaat om kleine ondernemingen, aanvullende instrumenten nodig hebben om een vennootschap op te zetten waar dan ook in de EU, gebruikmakend van dezelfde rechtsvorm en onderworpen aan dezelfde regels. Het SPE voorstel, dat een flexibel een gemakkelijk toegankelijke rechtsvorm voor vennootschappen omvat, kan bijdragen om de gemeenschappelijke markt een meer prestatiegerichte en bedrijfsvriendelijkere plaats te maken.

De Vice-voorzitter van de Europese Commissie,

Margot Wallström


XNoot
1

Gedrukt als Kamerstuk 31 543, E/5.

XNoot
2

Gedrukt als Kamerstuk 31 543, A/1.

Naar boven