31 543
Subsidiariteitstoets van het voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende het statuut van de Europese besloten vennootschap (COM(2008) 396)

B
nr. 2
BRIEF VAN DE TIJDELIJKE GEMENGDE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Aan:

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer

De voorzitter van de vaste commissies voor Justitie en Economische Zaken van de Tweede Kamer

Den Haag, 23 juli 2008

Zoals u bekend toetst de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets (TGCS) samen met de betrokken vakcommissies in 2008 een aantal regelgevingsvoorstellen van de Europese Commissie aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit (Kamerstukken I/II, 2006–2007, 22 112, AN en nr. 516 en Kamerstukken I/II, 2007–2008, 22 112, BF en nr. 621).

De te volgen procedure is weergegeven in Kamerstukken I, 2005–2006, 30 389 A, pp. 8–10.

Onlangs heeft de Europese Commissie voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Statuut van de Europese Besloten Vennootschap (COM(2008) 396) gepubliceerd. Het voorstel moet in het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets binnen acht weken worden getoetst. Bijgaande adviesaanvraag aan uw commissie bevat onder andere een samenvatting van het voorstel, alsmede een opsomming van de argumenten van de Europese Commissie met betrekking tot de rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen. Ook de tekst van het voorstel is bijgevoegd.

In het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets verzoekt de TGCS uw commissie haar uiterlijk 10 september 2008 12.00 uur een gemotiveerd advies te zenden over de vragen of voor onderhavig richtlijnvoorstel voldoende rechtsgrondslag in het EG-Verdrag bestaat en of met het voorstel is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (artikel 5 EG-Verdrag).

De voorzitter van de tijdelijke gemengde commissie subsidiariteitstoets,

J. J. van Dijk

ADVIESAANVRAAG INZAKE HET VOLDOEN AAN DE BEGINSELEN VAN SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID VAN HET VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING VAN DE RAAD BETREFFENDE HET STATUUT VAN DE EUROPESE BESLOTEN VENNOOTSCHAP – COM(2008) 396

Adviesaanvraag

De TGCS verzoekt de vakcommissie voor Justitie van de Eerste Kamer en de commissies voor Justitie en Economische Zaken van de Tweede Kamer een gemotiveerd advies uit brengen over de gekozen rechtsgrondslag en over de vraag of het voorstel voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, zoals vereist door de Europese Verdragen.

De commissies worden verzocht hun gemotiveerd advies vóór 10 september 2008 aan de TGCS te doen toekomen.

Behandeltraject op Europees niveau

In Raadskader zal het voorstel worden behandeld in de Raad voor concurrentievermogen tijdens het deel over concurrentievermogen op 17 en 18 juli is voorzien in een eerste politieke bespreking.

Samenvatting voorstel

Het statuut van de Europese besloten vennootschap (Societas Privata Europaea, hierna: SPE) maakt deel uit van een maatregelenpakket ter ondersteuning van het MKB, dat bekend staat als de Europese «Small Business Act» (SBA)1. Doel van de SBA is het makkelijker te maken voor het MKB om bedrijfsactiviteiten in de interne markt te ontplooien en aldus de marktprestatie van kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren. De SPE is een van de prioritaire initiatieven van het werkprogramma van de Commissie voor 2008.

Een SPE is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en een maatschappelijk kapitaal. Voorts is het een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, wat betekent dat de aandeelhouders ervan slechts verbonden zijn tot het bedrag van hun inbreng. Aangezien de SPE een besloten vennootschap is, mogen de aandelen ervan noch aan het publiek worden aangeboden, noch openbaar worden verhandeld. De ontwerp-verordening legt geen beperkingen op ten aanzien van de wijze waarop een SPE mag worden opgericht. Een SPE mag zelfstandig worden opgericht in overeenstemming met het bepaalde in de verordening. Een SPE mag ook worden opgericht door een bestaande vennootschap om te zetten of te splitsen, dan wel door een fusie van bestaande vennootschappen. Elke bestaande vennootschapsvorm naar nationaal recht (besloten of openbaar, met of zonder rechtspersoonlijkheid) kan een SPE worden conform de relevante bepalingen van het nationale recht. Ook een Europese Vennootschap (SE) of een andere SPE kunnen aan de oprichting van een SPE deelnemen.

De SPE wordt geplaatst naast de nationale BV’s en ook naast de reeds bestaande Europese rechtspersonen [de al genoemde Europese Vennootschap (SE), de Europese Coöperatieve Vennootschap en het Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV, een soort Europese maatschap)].

Met dit initiatief wordt beoogd een nieuwe Europese rechtsvorm te scheppen die erop is gericht kleine en middelgrote ondernemingen concurrerender te maken door het hen makkelijker te maken zich in de interne markt te vestigen en op deze markt hun bedrijf uit te oefenen.

Tegelijkertijd kan het statuut ook van nut zijn voor grotere ondernemingen en concerns.

Het voorstel heeft ook ten doel de nalevingskosten bij de oprichting en werking van ondernemingen te verminderen welke voortvloeien uit de verschillen tussen de nationale voorschriften voor de oprichting en werking van vennootschappen.

Het voorstel heeft geen betrekking op aangelegenheden op het gebied van arbeidsrecht, belastingrecht, verslaggeving of insolventie van de SPE. Het heeft evenmin betrekking op de andere contractuele rechten en verplichtingen van de SPE of van haar aandeelhouders dan die welke uit de statuten van de SPE voortvloeien. Deze aangelegenheden blijven onder het nationale recht en de bestaande communautaire rechtsinstrumenten vallen, naar gelang van het geval.

De Commissie meldt dat de keuze van de SPE als rechtsvorm voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de EU fiscaal neutraal dient te zijn. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de SPE dezelfde fiscale behandeling geniet als soortgelijke nationale rechtsvormen. Om dit doel te verwezenlijken, is de Commissie voornemens in het najaar van 2008 besprekingen met de lidstaten aan te vatten met het oog op de indiening van een voorstel om de werkingssfeer van de Moeder/dochter-richtlijn (Richtlijn 90/435/EEG)1, de Fusierichtlijn (Richtlijn 90/434/EEG)2 en de Interest/royalty’s-richtlijn (Richtlijn 2003/49/EG) tot de SPE uit te breiden. De Commissie wil daarmee bereiken dat deze maatregelen al genomen zijn en aan de SPE’s ten goede komen op het moment dat zij hun activiteiten aanvatten.

Rechtsgrondslag

De commissie baseert het voorstel op artikel 308 EG-Verdrag. De Commissie stelt dat deze bepaling de rechtsgrondslag vormt voor EU-optredens waarmee wordt beoogd een van de communautaire doelstellingen te bereiken, maar waarvoor in het EG-Verdrag geen specifieke rechtsgrondslag voorhanden is. Artikel 308 is ook de rechtsgrondslag voor de hierboven genoemde bestaande Europese vennootschapsvormen.

Argumenten Europese Commissie ter zake van subsidiariteit en proportionaliteit

De Commissie stelt dat het voorstel erop is gericht de interne markt toegankelijker te maken voor het MKB door kleine en middelgrote ondernemingen een instrument ter beschikking te stellen, waarmee zij hun activiteiten makkelijker naar andere lidstaten kunnen uitbreiden. Het voorstel stelt de oprichting van een SPE niet afhankelijk van de eis dat er van een grensoverschrijdend aspect sprake moet zijn (bv. het hebben van aandeelhouders uit verschillende lidstaten of het leveren van het bewijs dat er een grensoverschrijdende activiteit wordt verricht). In de praktijk richten ondernemers doorgaans een bedrijf in hun eigen lidstaat op alvorens hun activiteiten naar andere landen uit te breiden. Het stellen van de eis dat er van een grensoverschrijdend aspect sprake moet zijn, zou het potentieel van het instrument derhalve aanzienlijk verminderen.

Bovendien kan een dergelijke eis makkelijk worden omzeild en zou het controleren en doen naleven ervan een onredelijke belasting voor de lidstaten met zich brengen, aldus de Commissie.

Voorts acht de Commissie een optreden op EU-niveau vereist om het MKB in staat te stellen overal in de EU van dezelfde vennootschapsvorm gebruik te maken. Dit doel kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Ook al zouden alle lidstaten zich ertoe verbinden hun vennootschapswetgeving bedrijfsvriendelijker te maken, dan nog zou het MKB met een lappendeken van 27 nationale stelsels te maken krijgen.

Ook is de Commissie van mening dat SPE het meest efficiënte en doelgerichte middel is om de bovenbeschreven doelstelling te realiseren doordat zij het MKB een vennootschapsvorm ter hand stelt die eenvormig is en rechtszekerheid maar tegelijkertijd ook flexibiliteit biedt. Een ander middel om dezelfde doelstelling te bereiken, zou er volgens de Commissie in bestaan ten minste de essentiële nationale vennootschapsrechtelijke voorschriften te harmoniseren die op besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid van toepassing zijn. Een dergelijke oplossing zou leiden tot een aanzienlijke en wellicht onevenredige inmenging in de wetgevingen van de lidstaten. Anders dan bij een harmonisatie laat dit voorstel de nationale wetgeving grotendeels ongemoeid.

Krachtens het voorstel zal het MKB beschikken over een alternatieve vorm die naast de nationale vennootschapsvormen zou bestaan, aldus de Commissie.

De keuze voor het voorgestelde rechtsinstrument, de verordening motiveert de Commissie als volgt. Voor de schepping van een nieuwe Europese rechtsvorm is een rechtsinstrument vereist dat rechtstreeks toepasselijk is, d.w.z. een verordening. Noch een aanbeveling, noch een richtlijn zou resulteren in een eenvormige regeling die in alle lidstaten van toepassing is.

Standpunt van de Nederlandse regering

In de kabinetsreactie op het wetgevings- en werkprogramma 2008 (WWP 2008) van de Europese Commissie1 geeft de regering aan geen hoge verwachtingen van een nieuwe Europese rechtsvorm voor kleine ondernemingen te hebben. Volgens de regering is nog niet gebleken dat hieraan behoefte bestaat bij het Nederlandse bedrijfsleven. Mede gelet op de moeizame onderhandelingen over het statuut voor de Europese naamloze vennootschap (deze hebben meer dan 30 jaar in beslag genomen), ligt het volgens de regering niet voor de hand dat het in het WWP 2008 aangekondigde voorstel voor een SPE gaat leiden tot een rechtsvorm die een duidelijke meerwaarde heeft naast de bestaande nationale rechtsvormen. De regering verwijst naar een ingediend wetsvoorstel dat de Nederlandse regeling voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in aanzienlijke mate beoogt te flexibiliseren en aan te passen aan behoeftes in de praktijk.

In de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 16, 17 en 18 juli a.s.2 meldt de regering de Commissie te steunen in haar ambitieuze streven tot het creëren van een uniform Europees BV-statuut; voorwaarde is dat de EU een vorm vindt die de ondernemer de mogelijkheid biedt om met zo min mogelijk beperkingen in de EU te ondernemen. Voorts vindt de regering het belangrijk dat de vormgeving van het BV-statuut voldoende juridische zekerheid biedt.


XNoot
1

Mededeling van de Commissie «Think small first: A small Business Act for Europe» COM (2008) 394.

XNoot
1

Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 225 van 22.9.1990, blz. 6).

XNoot
2

Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten (PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1).

XNoot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 600: brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 19 december 2007.

XNoot
2

Gedateerd 9 juli 2008, nog geen kamerstuknummer.

Naar boven