31 532
Voedingsbeleid

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2009

Hierbij reageer ik op uw verzoek om een reactie te geven op het initiatief van de stichting Feeding Good voor het oprichten van een Praktijkcentrum voor Duurzame Voedsel.

Het Praktijkcentrum voor Duurzaam Voedsel zal bestaan uit vier onderdelen: een centrum voor voedselinnovatie, een culinair gedreven landbouwcentrum, een kenniscentrum voor duurzame voeding en een voedselketenplatform.

Met het centrum voor voedselinnovatie wil het centrum onderwijs, trainingen en experimenten verzorgen met en voor culinaire professionals, om duurzaam voedsel op de menukaarten te krijgen. Het landbouwcentrum is bedoeld om vorm te geven aan interactie tussen primaire productie en horeca. Het kenniscentrum moet antwoord geven op de vraag wat duurzaam voedsel is. Het voedselketenplatform wil ervoor zorgen dat betrokken partijen bij elkaar gebracht worden om tot één strategie te komen voor de implementatie van duurzaam voedsel. Bestuurlijk en financieel is er sprake van een startsituatie. Het is de bedoeling te komen tot een stichtingsbestuur waarin Koninklijke Horeca Nederland, LTO Nederland, Wageningen UR en enkele specialisten deelnemen.

Ik merk dat er vele initiatieven ontstaan rond het verduurzamen van voedsel. Onlangs is door mijn ministerie een bijeenkomst georganiseerd om deze initiatiefnemers met elkaar in contact te brengen en hiermee meer zicht te krijgen op de behoefte aan ondersteuning.

Dit voorjaar zal ik aan de hand van de nog uit te brengen nota «Voedsel en Consument» mijn visie op dit thema uiteenzetten. Voor ondersteuning van de hierbij passende initiatieven, denk ik aan een integraal kader om de kennisoverdracht naar en tussen, onder andere de in het voorstel genoemde partijen, te bevorderen. Ik wil uiteindelijk op basis van objectieve criteria mijn betrokkenheid en ondersteuning vaststellen. Mijn antwoord op de motie Van der Vlies (31 200 XIV, nr. 134) biedt een aanzet tot een dergelijk integraal beoordelingskader. Uitgangspunt is dat ik geen instituties zal financieren, wel kunnen in een dergelijk kader passende kennis- en innovatieprojecten voor financiering in aanmerking komen.

Dit initiatief is op ambtelijk niveau inmiddels enkele malen met LNV besproken. Daarbij zijn zowel de sterke kanten (zoals de aansluiting op mijn ambities ten aanzien van duurzaamheid) als de minder sterke kanten (zoals het ontbreken van de relatie met het onderwijs en aansluiting op de gehele voedselbranche) besproken.

Ik wil een definitieve mening en eventuele ondersteuning echter bezien op basis van een definitief projectvoorstel en vanuit het hiervoor bedoelde integrale beoordelingskader.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven