31 527
Wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ten aanzien van de aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU L 64) en daartoe de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. De in het eerste lid (nieuw) opgenomen begrippen worden in alfabetische volgorde geplaatst.

3. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:

badseizoen: tijdvak als bedoeld in artikel 2 van de zwemwaterrichtlijn;

bevoegd bestuursorgaan: bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren te verlenen;

locatie: plaats als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de zwemwaterrichtlijn;

zwemwaterprofiel: zwemwaterprofiel als bedoeld in artikel 6 van de zwemwaterrichtlijn;

zwemwaterrichtlijn: richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU L 64).

4. De volgende drie leden worden toegevoegd:

2. Bij ministeriële regeling worden de aanvang en het einde van het badseizoen vastgesteld en kunnen andere tijdstippen en termijnen die bij de toepassing van deze wet regeling behoeven worden vastgesteld.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de indeling van het zwemwater in de klassen slecht, aanvaardbaar, goed of uitstekend zoals bedoeld in artikel 5 van de zwemwaterrichtlijn.

4. De bevoegdheid tot het stellen van regels op grond van de artikelen 1, tweede en derde lid, 10b, vierde lid, 10ca, 10e, 10f en 11, vierde lid, kan slechts worden aangewend voor zover zulks noodzakelijk is ter implementatie van EG-richtlijnen.

B

Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt en het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

2. In het tweede en derde lid komt de zinsnede «bedoeld in het eerste en tweede lid» te luiden: bedoeld in het eerste lid

3. In het derde lid vervalt: «voor zover het betreft het in het eerste lid bedoelde onderzoek, tevens».

C

1. De artikelen 10b en 10c komen te luiden:

Artikel 10b

1. Gedeputeerde staten maken jaarlijks aan Onze Minister en aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de locaties bekend waar naar hun oordeel door een groot aantal personen wordt gezwommen. Zij nemen daarbij in aanmerking de ontwikkelingen met betrekking tot het aantal personen, de infrastructuur of faciliteiten en de ter bevordering van het zwemmen getroffen maatregelen.

2. Gedeputeerde staten wijzen jaarlijks na overleg met het bevoegd bestuursorgaan de op basis van het eerste lid aangemerkte locaties aan, indien daaraan de functie van zwemwater in de plannen, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 7, eerste lid, van de Wet op de waterhuishouding is toegekend, en stellen Onze in het eerste lid genoemde Ministers daarvan op de hoogte.

3. Een op basis van het eerste lid aangemerkte locatie wordt evenwel niet aangewezen, indien gedurende vijf achtereenvolgende jaren de locatie in de klasse slecht is ingedeeld.

4. Gedeputeerde staten zijn bevoegd om in bij algemene maatregel van bestuur te regelen gevallen een op basis van het eerste lid aangemerkte locatie niet aan te wijzen indien toepassing is gegeven aan artikel 11, tweede lid.

5. Indien een op basis van het eerste lid aangemerkte locatie niet wordt aangewezen, gelasten gedeputeerde staten de houder van een badinrichting deze te sluiten, dan wel indien het niet een badinrichting betreft, stellen zij een zwemverbod in of brengen een negatief zwemadvies uit.

Artikel 10c

1. Op de voorbereiding van een aanwijzing als bedoeld in artikel 10b, tweede lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door de ingezetenen van de desbetreffende provincie en overige belanghebbenden.

2. Indien de aanwijzing, bedoeld in artikel 10b, tweede lid, betrekking heeft op grensvormende of grensoverschrijdende wateren, worden de ten aanzien van die wateren bevoegde Duitse of Belgische autoriteiten geraadpleegd.

2. Na artikel 10c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10ca

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de voorlichting van het publiek omtrent zwemwater die gedeputeerde staten op een passende wijze in de nabijheid van een zwemwater en via media en technologieën verstrekken, gedurende het badseizoen.

2. Het bevoegd bestuursorgaan en gedeputeerde staten verschaffen aan Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde inlichtingen en gegevens.

D

1. In artikel 3, derde lid, wordt de zinsnede «de badinrichtingen die zijn vermeld op de lijst bedoeld in artikel 10b» vervangen door: de badinrichtingen behorend tot de op grond van artikel 10b, tweede lid, aangewezen locaties.

2. In artikel 10d, eerste lid, wordt de zinsnede «de op grond van artikel 10b geïnventariseerde plaatsen» vervangen door: de op grond van artikel 10b, tweede lid, aangewezen locaties.

E

Na artikel 10d worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10e

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het monitoren van zwemwater door het bevoegd bestuursorgaan en wordt bepaald op welke parameters de monitoring betrekking heeft welke parameters slechts betrekking mogen hebben op de factoren die de gezondheid van de zwemmer kunnen betreffen en op afval.

Artikel 10f

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

a. het zwemwaterprofiel dat het bevoegd bestuursorgaan met een in die maatregel te bepalen frequentie opstelt waarin de kenmerken van het zwemwater en de omgeving worden opgenomen die de hoedanigheid van het zwemwater kunnen beïnvloeden,

b. de beoordeling van de hoedanigheid van het zwemwater die het bevoegd bestuursorgaan na afloop van het badseizoen uitvoert aan de hand van de resultaten van het in artikel 10e bedoelde onderzoek,

c. de maatregelen die het bevoegd bestuursorgaan neemt opdat het zwemwater op locaties waar geen toepassing is gegeven aan artikel 11, tweede lid, voldoet aan de in artikel 5, derde lid, van de zwemwaterrichtlijn gestelde eisen, en

d. de voorwaarden waaronder een zwemwater gedurende maximaal vijf jaar in de klasse slecht wordt ingedeeld.

F

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

1. Indien de omstandigheden met betrekking tot een badinrichting of een andere plaats die wordt gebruikt voor het zwemmen, daartoe uit oogpunt van hygiëne of veiligheid van de bezoekers aanleiding geven, kunnen gedeputeerde staten de houder van de badinrichting gelasten deze te sluiten, onderscheidenlijk een zwemverbod instellen of een negatief zwemadvies uitbrengen.

2. Gedeputeerde staten gelasten de houder van een badinrichting in oppervlaktewater deze te sluiten, respectievelijk stellen een zwemverbod in of brengen een negatief zwemadvies uit voor een andere locatie, indien de maatregelen teneinde te voldoen aan de klasse aanvaardbaar niet uitvoerbaar of onevenredig kostbaar zijn.

3. Ingeval voor de gezondheid of de veiligheid van de bezoekers onmiddellijk gevaar dreigt, kan de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, worden uitgeoefend door Onze commissaris in de provincie.

4. Met betrekking tot de op grond van artikel 10b, tweede lid, aangewezen locaties wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald dat binnen een daarbij te stellen termijn aan het eerste lid toepassing moet worden gegeven indien niet wordt voldaan aan bij die maatregel gestelde eisen betreffende de hoedanigheid van het zwemwater.

5. Indien vanwege het gevaar voor de verspreiding van een infectieziekte als bedoeld in artikel 2 van de Infectieziektenwet een besluit krachtens het eerste of derde lid wordt overwogen, wordt voorafgaande aan dat besluit het advies ingewonnen van de desbetreffende directeur als bedoeld in die wet.

G

1. In artikel 11a, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

2. In artikel 11a, tweede lid, wordt «artikel 11, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 10b, vijfde lid, en artikel 11, eerste, tweede of derde lid.

3. Aan het slot van het eerste lid van artikel 12 wordt toegevoegd de zinsnede luidend: en kan gedeputeerde staten verzoeken de op grond van artikel 10ca en artikel 10e gestelde verplichtingen na te komen.

4. In artikel 12, eerste en derde lid wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

5. In artikel 13, eerste lid, wordt «artikel 11, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 10b, tweede lid, en artikel 11, eerste, tweede of derde lid.

6. In artikel 23, eerste lid, wordt «artikel 11, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 10b, vijfde lid, en artikel 11, eerste, tweede of derde lid.

H

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 1, derde lid, 10b, 10d, 10e, 10f en 11, vierde lid, wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

ARTIKEL II

De Wet op de waterhuishouding wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1 door een puntkomma, wordt toegevoegd:

«zwemwaterrichtlijn»: richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU L 64).

B

1. In artikel 3, tweede lid, onderdeel d, wordt na «artikel 11 van de kaderrichtlijn water» een zinsnede toegevoegd, luidende: en artikel 5, derde lid, van de zwemwaterrichtlijn.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de artikelen 5, derde lid, 7, vierde lid, en 9, derde lid, in een puntkomma, wordt aan de genoemde artikelleden steeds een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. de maatregelen, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de zwemwaterrichtlijn.

C

In hoofdstuk II wordt na Afdeling 4 een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 4A. FUNCTIETOEKENNING VOOR ZWEMWATER

Artikel 9a

1. Voor nationale dan wel regionale waterhuishoudkundige systemen of onderdelen daarvan leggen Onze Minister, respectievelijk provinciale staten, rekening houdend met het oordeel van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, in het plan, bedoeld in artikel 5, eerste lid, respectievelijk 7, eerste lid, de functie van zwemwater vast, indien de maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van artikel 1, derde lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden voorgeschreven klasse aanvaardbaar van het zwemwater naar hun oordeel uitvoerbaar en niet onevenredig kostbaar zijn.

2. De functie van zwemwater wordt niet vastgelegd indien een op grond van artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden aangewezen locatie gedurende vijf achtereenvolgende jaren in de klasse slecht is ingedeeld.

3. Indien voor een waterhuishoudkundig systeem of onderdeel daarvan toepassing wordt gegeven aan artikel 11, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden zijn Onze Minister en provinciale staten bevoegd om de functie zwemwater niet langer vast te leggen in de door hen vast te stellen plannen.

4. Voor zover de in de plannen, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 7, eerste lid, vastgelegde functie van zwemwater heeft geleid tot een aanwijzing op grond van artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, wordt deze functie gedurende het badseizoen niet ongedaan gemaakt.

5. Een tussentijdse herziening van een plan als bedoeld in artikel 7 waarbij voor een waterhuishoudkundig systeem of onderdeel daarvan de functie zwemwater wordt vastgelegd dan wel een zodanige functietoekenning wordt ingetrokken, kan worden vastgesteld door provinciale staten of door gedeputeerde staten.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 september 2006 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet) (Kamerstukken II 2003/04, 28 808, nr. 2) nadat het tot wet verheven is, voor wat betreft de hierna genoemde artikelen van die wet eerder in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt in artikel 1, tweede lid, de zinsnede «artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren» vervangen door: de artikelen 6.2 en 6.3 van de Waterwet.

2. In onderdeel C wordt in artikel 10b, tweede lid, de zinsnede «de artikelen 5, eerste lid, en 7, eerste lid, van de Wet op de waterhuishouding» vervangen door: de artikelen 4.1 en 4.4 van de Waterwet.

B

Artikel II komt te vervallen.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven