Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 31524 nr. 488 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 31524 nr. 488 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2021
Zoals tijdens het AO mbo en praktijkonderwijs van 13 januari jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 486) toegezegd, stuur ik uw Kamer hierbij een reactie op het vijfpuntenplan voor het mbo van het lid Van Meenen (D66).
Het vijfpuntenplan van D66 start met al behaalde resultaten voor het mbo. Deze behaalde resultaten onderschrijf ik. Het vijfpuntenplan bestaat vervolgens uit de volgende punten die vervolgens weer nader zijn uitgewerkt.
1. Mbo als gelijkwaardige onderwijssector;
2. De beste kansen voor studenten en talent centraal;
3. Ruimte, vertrouwen en zeggenschap voor de opleiders;
4. Ruimte en vertrouwen voor het mbo;
5. Toekomstbestendig onderwijs: duurzame samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs.
Hieronder loop ik deze vijf punten en de nadere uitwerking langs en voorzie deze van een korte reactie.
Bij de Rijksdienst is de stagevergoeding voor mbo-stagiairs sinds 1 januari 2020 gelijk gesteld aan de vergoeding voor hbo- en wo-stagiairs. Meerdere gemeenten en provincies hebben dit voorbeeld gevolgd. In de private sector is het aan werkgevers en werknemers om hier afspraken over te maken. Uw Kamer heb ik eind vorig jaar geïnformeerd over het overleg dat ik met sociale partners en onderwijs heb gevoerd over de hoogte van de stagevergoeding.1 Uit dat overleg bleek dat alle partijen het erover eens zijn dat stagiairs ten minste een vergoeding van gemaakte onkosten verdienen voor hun stage. Deze onkostenvergoeding moet in ieder geval de reiskosten dekken, hoewel dit vaak niet nodig zal zijn omdat veel bol-studenten beschikken over een ov-studentenkaart. Daarnaast dient per werkgever bezien te worden welke andere kosten de student maakt.
Het is volgens het JOB voor mbo-studenten lastiger om een kamer/studentenwoonruimte te vinden dan voor studenten in het hoger onderwijs. Er is volgens het JOB een aantal redenen aan te wijzen hiervoor:
1. Veel mbo’ers zijn minderjarig en starten op hun 16e met studeren. Er zijn (particuliere) organisaties die het pas mogelijk maken om vanaf 17 of 18 jaar te reageren op een woonruimte.
2. De studentencultuur in het hoger onderwijs staat weinig open voor mbo-studenten.
3. Bbl-studenten die op kamers willen wonen voldoen niet aan de eisen met betrekking tot studiebelastingsuren die sommige corporaties/verhuurders stellen aan het verhuren van studentenwoningen, omdat zij formeel natuurlijk grotendeels werkend zijn.
4. Voor een groot deel ligt het probleem dus in de studentencultuur en in regels van particuliere organisaties.
Minderjarige studenten hoeven geen les- of cursusgeld te betalen. Daarnaast ontvangen scholen jaarlijks € 10 miljoen via de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor 16- en 17-jarige studenten uit minimagezinnen om studenten te helpen die te weinig geld hebben om onderwijsbenodigdheden aan te schaffen. Vanaf 1 augustus 2021 gaat deze regeling op in een structurele voorziening, het mbo-studentenfonds.
Het Rijk gaat niet over het beleid dat studenten(sport)verenigingen voeren. Waar het specifiek studentensportverenigingen betreft, wil ik wel opmerken dat dit vaak verenigingen zijn die deels worden gefinancierd door hogescholen en universiteiten, waardoor het in de rede ligt dat hun studenten toegang of korting krijgen. Het zou mooi zijn als ROC’s, hogescholen en universiteiten op dit punt meer gaan samenwerken.
Gelukkig krijgen mbo-studenten over het algemeen dezelfde kortingen bij culturele instellingen als ho-studenten (namelijk studentenkorting). Ook beschikken mbo-studenten over het algemeen over een kaart/bewijs van inschrijving bij een mbo-school, wat ook een studentenpas genoemd kan worden. Ook wordt de komende vier jaar de MBO Card gecontinueerd. Verder hebben ondernemingen de vrijheid om studentenkorting aan te bieden en te bepalen voor wie die geldt (mbo, hbo, wo).
Voor de overgang vmbo-mbo is met de wet Sterk Beroepsonderwijs twee soorten routes mogelijk gemaakt voor een vergaande samenwerking tussen vmbo en mbo (in afstemming ook met het regionaal bedrijfsleven) om dat te realiseren.
De inrichting van het bindend studieadvies in het mbo draagt bij aan de opdracht van scholen om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek komt. Als een student na ondersteuning toch onvoldoende studievoortgang boekt, dan is de school verplicht deze student te begeleiden naar een andere opleiding. Scholen moeten dus al alles in het werk stellen om studiesucces te bereiken, maar daarvoor kan een overstap naar een andere opleiding nodig zijn. Vanwege de coronacrisis is studievoortgang dit studiejaar lastiger. Ik heb daarom, mede naar aanleiding van een brandbrief van JOB hierover, mbo-scholen opgeroepen dit studiejaar geen negatieve BSA’s af te geven.
Het BSA is per studiejaar 2017–2018 ingevoerd. Voor de zomer komt een nieuwe rapportage van de monitor van de Wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht tot het mbo, waarin ook de resultaten van een studentenenquête over BSA onderdeel is. De resultaten daarvan bieden naar verwachting een goede basis om met alle betrokken partijen het gesprek verder te voeren.
Het klopt dat sommige studenten niet (direct) in staat blijken een starkwalificatie te halen. Om die reden heeft het huidige kabinet besloten een «mbo-verklaring» in te voeren waarmee studenten die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten een bewijs krijgen van de onderdelen uit de opleiding die ze wel hebben behaald.
De wet- en regelgeving biedt de nodige ruimte voor vormen van passende en effectieve leerroutes waarbij rekening wordt gehouden met datgene wat een student al kent of beheerst. Onderwijsinstellingen zijn hiervan nog niet altijd op de hoogte. Daarom is in het najaar van 2020 de brochure Ruimte in de Regels Leven Lang Ontwikkelen gepubliceerd.
Vanuit het programma Sterk beroepsonderwijs is de ambitie dat uiteindelijk iedere jongere die dat wil in elke regio op elk niveau terecht kan in doorlopende leerroutes vmbo-mbo passend bij het regionaal onderwijsaanbod. De wet Sterk Beroepsonderwijs biedt de mogelijkheid om in een doorlopende leerroute, dan wel geïntegreerde leerroute vmbo-mbo de doorstroom naar niveau 2 op één locatie aan te bieden.
Er zijn veel regionale samenwerkingsverbanden waar vo-scholen en mbo-instellingen elkaar treffen. Het belang van regionale samenwerking tussen vo en mbo wordt zondermeer onderkend. Voor deze samenwerking in de techniek sector zijn middelen vrijgemaakt. Scholen zijn hiermee in schooljaar 2019–2020 gestart in 77 van de 78 regio’s. Dit schooljaar zijn in 13 van de 35 arbeidsmarkt regio’s v(mb)o scholen een samenwerking met het mbo gestart. Een samenwerkingsovereenkomst tussen vmbo en mbo ligt ten grondslag aan deze route.
Voor de samenwerking tussen mbo- en hbo-instellingen is in deze kabinetsperiode ook geld vrij gemaakt: voor de periode 2018 tot en met 2021 is € 32 mln. beschikbaar gesteld om de samenwerking van de hogescholen en universiteiten met hun partners in de regio te ondersteunen.
Het is zeer zorgelijk dat er sprake is van ongelijke kansen op een stageplek voor jongeren met een (niet-westerse) migratieachtergrond. Daar waar duidelijk sprake is van discriminatie moeten we dan ook hard optreden. Dit soort situaties zijn te allen tijde onaanvaardbaar.
In het plan van D66 staat het voorstel dat scholen de mogelijkheid krijgen om zorg te dragen voor stageplaatsen. Op basis van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs zijn scholen eindverantwoordelijk voor het vinden van een stageplaats voor haar studenten. Aan het lid van Meenen (D66) heb ik toegezegd te starten met een pilot waarbij wordt gekeken of het toewijzen van studenten naar een eerste stageplek kan helpen om gelijke kansen bij stages te bevorderen.
Het kabinet streeft met het programma Onbeperkt Meedoen merkbaar minder drempels in het leven van mensen met een beperking na. Het programma bevat de kabinetsbrede ambitie en doelstelling voor de implementatie van het VN verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De actielijn Bouwen en Wonen in het programma Onbeperkt meedoen is erop gericht om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren. Met het Actieplan Toegankelijkheid voor de bouw heeft de Minister van BZK een beweging in gang gezet om hier verbetering in te brengen.
Deze aanbeveling sluit aan bij het advies Ruim baan voor de leraar van de Onderwijsraad en de Kamerbrief die ik uw Kamer hierover op 2 juli 2019 (Kamerstuk 27 923, nr. 369) stuurde over het aantrekkelijker maken van het werken in het onderwijs. Ik hecht zeer veel belang aan sterke beroepsgroepen in het onderwijs. Het mede vormgeven van ontwikkelpaden zie ik als een van de rollen van de beroepsgroep.
Voor de versterking van de kwaliteit van het onderwijs is het gewenst dat er voldoende ontwikkelmogelijkheden voor onderwijsprofessionals zijn. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, waaronder de lerarenbeurs en de instructeursbeurs.
Het belang van doorlopende leerlijnen van voortgezet onderwijs naar middelbaar en hoger beroepsonderwijs is evident. Dat docenten elkaar in leergemeenschappen over de grenzen van de sector heen ontmoeten draagt bij aan het goed op elkaar aansluiten van opleidingen. Bovendien draagt het bij aan de professionalisering van de docenten in alle onderwijssectoren. De koers is dat instellingen op dit gebied eigen keuzes maken omdat het personeelsbeleid een taak is van de scholen zelf.
De onderliggende afspraken zoals die in 2008 op basis van het convenant leerkracht met de mbo-instellingen in de Randstad gemaakt zijn, zijn niet overal goed geland en nageleefd. Met sociale partners wordt daarom het gesprek aangegaan over de toekomstige invulling van de regeling.
Het is van belang dat docententeams, manager en directeuren en het college van bestuur van deze afspraken op de hoogte zijn en deze naleeft. Dat dit daadwerkelijk gebeurt zie ik als een taak van de sociale partners. De ondernemingsraden zijn in de positie om binnen de instellingen toe te zien op de naleving van de afspraken.
Begeleiding op scholen intensiveren
Een passende begeleiding van docenten is nodig. Deze moet gericht zijn op de persoonlijk ontwikkelingsfase van docenten en op wat de docenten of instructeurs nodig hebben om zo optimaal mogelijk het onderwijs te verzorgen. De vorm waarin dit gebeurt is aan de instellingen. Coaches zie ik als één van de mogelijkheden die instellingen hebben.
Het is van belang dat docenten ingezet moeten worden op vakken waarvoor zij gekwalificeerd zijn. Binnen het mbo is er voor de instelling veel ruimte om zelf afwegingen te maken over de inzet van docenten. Hiervoor is bewust gekozen omdat deze werkwijze goed aansluit bij de grote variatie aan vakken en doelgroepen in het mbo. In het kader van de cao is afgesproken dat het mede aan de docenten zelf is om te bepalen wie welke lessen verzorgt.
Er zijn verschillende initiatieven waarin «ruimte in regels» nog steeds centraal staat. Zo is de MBO Brigade gericht op signaleren en inventariseren van waar knelpunten zich voordoen in de regelgeving. Daarnaast zijn er steeds meer «producten» die over de ruimte in de regels communiceren, zoals de spiekbriefjes, FAQ’s en servicedocumenten vanuit onder andere de MBO Raad, NRTO en de verschillende Kennispunten. Ook is recentelijk de brochure Ruimte in Regels Leven Lang Ontwikkelen gepubliceerd. De servicedocumenten en bijbehorende handreikingen en Q&A’s in het kader van corona, dragen ook bij aan helderheid.
Het uitgangspunt is dat de kwaliteit van de opleiding voorop staat. Een onderwijsteam kan daarom besluiten om af te wijken van de urennorm als ze dat wenselijk acht voor de invulling van het onderwijsprogramma. Hiervoor geldt dat de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit moet zijn, een onderwijsvisie aan de afwijking ten grondslag moet liggen, de studentenraad moet ermee instemmen en het bestuur moet zich hierover verantwoorden in het bestuursverslag. Dit is onder andere gepubliceerd in de brochure Ruimte in Regels in 2018. Deze mogelijkheid tot afwijking blijkt nog niet bij iedereen voldoende bekend. Het is de vraag of onderwijsteams en besturen voldoende geholpen zijn als zij beter geïnformeerd worden over hoe zij de bestaande mogelijkheid tot afwijking kunnen gebruiken. Ik heb naar aanleiding van vragen van het lid Van Meenen (D66) tijdens het AO van 13 januari aangegeven te willen bekijken of de norm nog wel nodig is, als afwijken van de norm de nieuwe norm wordt. De MBO Brigade gaat daarom onderzoeken of verdere verduidelijking of verruiming wenselijk en/of mogelijk is.
Entreeopleidingen in het mbo worden volledig bekostigd door middel van inputbekostiging. De diplomabekostiging binnen het mbo wordt alleen toegepast op niveau 2, 3 & 4. Uw Kamer informeer ik op korte termijn over de toereikendheid van de bekostiging evenals een verkenning naar de bekostigingsystematiek.
Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen, hebben medezeggenschapsraden in het MBO vanaf 1 januari 2017 instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting. Onderwijsinstellingen dienen transparant om te gaan met de besteding van hun financiële middelen. Zowel de ondernemingsraad als studentenraad hebben het recht om hier vragen over te stellen binnen hun huidige wettelijke bevoegdheden. Zoals toegezegd aan de Eerste Kamer (T02330) wordt het instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting in het MBO dit voorjaar geëvalueerd.
Ook geeft D66 aan het wenselijk te vinden dat de ondernemingsraad meer invloed kan uitoefenen op de besteding van middelen, met als voorbeeld middelen om werkdruk te verlagen. Dit is reeds mogelijk, doordat de ondernemingsraad volgens artikel 13.3, onder e, instemmingsrecht heeft op het formatiebeleid (wat ook onder instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting valt, zie hiervoor de handreiking), onder f het taakbelastingsbeleid, onder g het taakverdelingsbeleid en onder i het werkdrukplan. Er is dus reeds het een en ander mogelijk, en dat is voornamelijk uitgewerkt in de cao.
De kwaliteit van de examinering is erg belangrijk voor het mbo gezien de civiele waarde van het diploma en het vertrouwen van de samenleving in het mbo. Het is dan ook belangrijk dat de scholen de kwaliteit ervan goed borgen. Hoe de examinering in wordt gericht is aan de scholen zelf. Helaas zien we soms ook nog voorbeelden waar er, om allerlei redenen, nog krampachtig om wordt gegaan met de regels. De genoemde situatie waar er per bladzijde drie handtekeningen moeten worden gezet is er daar één van. Er is geen enkele bepaling in de wet- en regelgeving die dat nodig maakt. Het is daarom ook belangrijk het gesprek hierover verder te blijven voeren met alle partijen in het veld, bijvoorbeeld via de MBO Brigade, om duidelijk te maken welke regels gelden maar ook om juist te voorkomen dat er onnodig strenge regels worden gehanteerd binnen scholen die voor extra werk zorgen.
In dit kader verwijs ik ook naar het traject «Anders Verantwoorden», waarbij een lerend netwerk van mbo-instellingen wordt opgestart over het passend verantwoorden van een diplomabeslissing in het mbo, naar aanleiding van het rapport over dit onderwerp gepubliceerd in september 20202.
Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is belangrijk in het mbo. De afstemming over kwalificatiedossiers en keuzedelen dient zorgvuldig te gebeuren. Om opleidingen snel aan te kunnen passen aan veranderingen in de maatschappij, zijn maatregelen aangekondigd in de brief «toekomstperspectief kwalificatiestructuur» van december 2020 (Kamerstuk 31 524, nr. 483).
Het erkennen van een leerbedrijf door SBB gebeurt volgens de recent uitgebrachte zbo-evaluatie over SBB in meer dan 90% van de gevallen binnen 10 dagen. Daar heeft SBB zelfs 5 dagen van gemaakt op het moment dat er een student acuut moet beginnen met een stage. Het gesprek over snelheid met behoud van kwaliteit wordt actief gevoerd tussen onderwijs en SBB. Om praktijkbegeleider te worden zijn er verschillende routes. SBB biedt gratis workshops aan en adviseert beginnende praktijkopleiders op basis van hun ervaring met begeleiding om hier een of meerdere van te volgen. Voor sommige beroepen zijn verplichte trainingen vastgesteld door het onderwijs en het bedrijfsleven samen, omdat beiden hier het belang van inzien.
Verdere flexibilisering van het MBO en zo min mogelijk onnodige bureaucratie is van toenemend belang. Een aangepaste beleidsregel over diploma-erkenning verschijnt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021.
Deze aanbeveling van D66 is in lijn met het kabinetsbeleid voor leven lang ontwikkelen. De maatregelen voor mbo zijn gericht op verdere flexibilsering van het onderwijsaanbod mbo voor volwassenen. De uitwerking van deze maatregelen is te vinden in de voortgangsrapportages over leven lang ontwikkelen die op 13 november 2020 (Kamerstuk 30 012, nr. 135) naar de Kamer is gestuurd. Ook in het bestuursakkoord tussen OCW en de MBO Raad is dit een belangrijk onderwerp.
Iedereen heeft op dit moment een onbeperkt recht op het volgen van publiek bekostigd beroepsonderwijs; in het hoger onderwijs is dat recht begrensd tot één bachelor en één masteropleiding (met uitzonderingen voor zorg en onderwijs). Met het STAP-budget is het vanaf 2022 mogelijk om scholing in te kopen door volwassenen. Een besluit over leerrechten in de vorm van «tijd om bij te scholen en desgewenst om te scholen» of in een andere vorm, is vanwege de grote consequenties, aan een volgend kabinet.
Ik verwijs hiervoor ook naar de laatste brief over een leven lang ontwikkelen van 13 november 2020.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Anders verantwoorden van de diplomabeslissing in het mbo, IVA Onderwijs, 2020 (https://onderwijsenexaminering.nl/app/uploads/IVA-onderwijs-Anders-verantwoorden-van-de-diplomabeslissing-in-het-mbo.pdf).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31524-488.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.